| |
| |
| |
Edmond Ottevaere
Kroniek
Duitse literatuur in 1983 (II)
De sociale belangstelling voor actuele problemen lag ten grondslag aan Walther Kauers roman ‘Spätholz’ (DWB dec. 1977), die via talrijke scenisch-anekdotische gebeurtenissen een vervreemdings- en ontwortelingsproces natekende. Een boer staat machteloos tegenover de voortschrijdende industrialisering en de expansiedrang van de bouwpromotoren. Hij gaat er aan ten onder. Centraal in de nieuwe roman Schwelbrände staat een journalist, die toevallig getuige is van een begrafenis van de sinds drie jaar vermiste Jean K. Het aanvankelijk labyrintische speurdersverhaal, dat de lezer via uitweidingen en retarderingselementen op een dwaalspoor leidt, krijgt geleidelijk een totaal andere wending. De journalist krijgt immers een kist toegestuurd die papieren bevat van zijn overleden grootvader. Dit brengt een recapituleringsmechanisme op gang en doet hem terugblikken op zijn jeugdjaren, die overigens volledig beheerst werden door de imponerende figuur van zijn grootvader, een rechtgeaard en geëngageerd arbeider die in een staking en lock-out aan het kortste eind trok maar nooit zijn strijd voor rechtvaardigheid opgaf, ook niet tegen zijn bloedeigen zoon die ondertussen aan de top van de vakbondshiërarchie staat en een egoïstische carrière-man is geworden. Zonder zijn speurtocht naar de oorzaak van de raadselachtige dood van Jean K. op te geven laat hij vooral zijn grootvader aan het woord, die vertelt vanuit de bundel papieren, m.a.w. zijn verleden oprakelt. Niet alleen de relatie grootvader-vader-zoon en de geschiedenis van de familie worden belicht, ook de tijd van de sociale ontvoogdingsstrijd wordt geschetst, waarbinnen ook de hoofdfiguur reliëf krijgt als iemand die zich in zijn studententijd inzette voor een betere wereld, maar ondertussen heel wat illusies heeft opzij gezet. Naast de evocatie van en het heimwee naar de onkreukbare grootvaderfiguur, hier geplaatst tegenover de corrupte
vader-figuur, voltrekt zich in de hoofdfiguur een inzichtgevend louteringsproces, dat zijn beslag krijgt in de her-denking van de voor hem ontgoochelende Portugese anjer-revolutie. Voortreffelijk uitgewerkt wordt hier het motief van het onder de oppervlakte smeulende, steeds weer opflakkerende vuur - de ‘Schwelbrände’ uit de titel - dat toch steeds slechts een strovuurtje
| |
| |
bleek te zijn. Mismoedig stopt de journalist de papieren van zijn grootvader weer in de kist. Duidelijke suggestie: hij zal zich verdiepen in het minder belangrijke fait divers, de verdwijning van Jean K. Een laatste bedenking: ‘Im Sperrmüll enden alle Geschichten und die Geschichte.’ Geschiedenis als de steeds weer ‘ewige Wiederkehr des Gleichen’ zonder enige evolutie lijkt wel de slotconclusie van Kauers werk te zijn.
Centraal in Das Windrad van Peter Härtling staat Peter Landerer, een ‘Aussteiger’ die vrouw en kinderen verlaat, zijn vaste job opgeeft en de wijde wereld intrekt in de hoop dat dit zwerversbestaan hem revitaliseert: ‘ich möchte von neuem leben, nicht verkümmern, nicht veröden.’ Uiteindelijk zal hij toch eindigen in de schoot van de vertrouwde familie, waar hij in wezen thuishoort. Zijn zoon zegt hem: ‘Du hast dich geändert, aber du passt hierher.’ Tussen het vertrek en de terugkeer van Landerer voltrekken zich uiteraard een reeks gebeurtenissen en contacten die in de hoofdfiguur een denk- en veranderingsproces op gang brengen. Precies het feit dat hij breekt met zijn vastgeroest leven en in een nieuwe, frisse en oorspronkelijke relatie komt te staan met een reeks mensen die, evenals Landerer zelf, allemaal ergens een exemplarische exponent zijn van een alternatieve levenswijze, maakt de werkelijkheid van deze roman uit. De allesbehalve agressieve, eerder introverte, gevoelsmatige en ook fijngevoelige held ontmoet o.a. een deltavlieger en een fantasievolle beeldhouwer-uitvinder die een even fantastisch windrad heeft ontworpen. Nadat deze laatste het met de steun van de hoofdfiguur en heel wat milieubewuste vrienden, maar tegen het bevel van de politie in heeft opgericht, zal het weer worden afgebroken. Het is duidelijk dat Härtling hier handig actualiseert en inspeelt op een reeks hedendaagse problemen zoals milieuverloedering, dreiging van atoomenergie en verontmenselijking van de maatschappij door toenemende technologie en bureaucratie. Zijn boek wordt echter geen platvloers protest of ongenuanceerd en kortzichtig pleidooi voor de zo bonte ‘Alternativszene’. Hij slaagt er immers in zijn hoofdfiguren ook menselijk aanvaardbaar te maken, zodat ze niet zomaar een metafoor of symboolfiguur worden van een nieuwe, meer naar de maat van de mens
geknipte, maar wellicht ook ietwat utopische, betere wereld. Want Härtling bouwt ook de twijfel in. Met betrekking tot het windrad zegt Landerer trouwens: ‘Ich weiß nicht wieviel Strom es erzeugen wird, aber es wird keinen Qualm, keinen Giftschwaden, keinen verdorbenen Regen geben.’ Belangrijker dan de werkelijke energie die het toestel zal hebben opgeleverd is vooral de geestelijke energie die het zal hebben vrijgemaakt. Belangrijker dan de
| |
| |
efficaciteit is hier de tot meer vrijheid en menselijke ontplooiing leidende creativiteit. Zo wordt deze fantasievolle constructie een soort symbool voor het ‘Prinzip Hoffnung’, voor een nieuwe vorm van leven die zich afzet tegen het nuchtere succes en het koele prestatiedenken. Die diepere, warme menselijkheid, die hier verwijst naar de vroegere flower power, naar de protestbewegingen en het ideeëngoed van de Groenen en naar de nog altijd in de Duitse literatuur aanwezige romantische innerlijkheid, maakt de ware drijfkracht van deze roman uit. Zij komt ook tot uiting in de belangeloze, humanitaire interesse die Landerer aan de dag legt voor het doofstomme, autistische kind Pokko, dat er tegen het einde van het boek toe komt het contact met de andere te realiseren door, stamelend weliswaar, de woorden ‘Pokko kommt’ uit te spreken. In het doorbreken van zijn stom-zijn wordt de basis gelegd voor de toenadering tot de andere. In het woord ‘komen’ doorbreekt Pokko zijn isolement en zet hij aarzelend en onzeker, maar door hoop gedragen, de eerste stap in de richting van een wereld waarin alle mensen proberen elkaar te verstaan.
Härtling, die rustig-bezonnen vertelt en zijn geïnterioriseerde figuren met wazige pastelkleuren tekent en overtuigend uitbouwt, schrijft hier vanuit een eerlijk engagement en een gezond optimisme tegen de verkilling en vereenzaming van de tijd aan.
Het rijk gevulde leven van de ontdekkingsreiziger John Franklin (1786-1847) ligt ten grondslag aan Die Entdeckung der Langsamkeit van Sten Nadolny. Men kan het werk als geromanceerde biografie, maar uiteraard ook als zeevaarders- en avonturenroman lezen. Maar er is meer. Het werk portretteert karakter en psyche van de hoofdfiguur, die in een ruimere dimensie worden uitgebouwd. Onder de pen van Nadolny groeit Franklin uit tot een exponent van zijn tijd of althans een deelaspect ervan en dit met duidelijke verwijzing naar deze, onze tijd. De reconstructie van het leven van deze ietwat slome knaap tekent eigenlijk een beeld van een aarzelend-weifelende, maar scherp nadenkende tweede Robinson Crusoe, die nuchter-rationeel en pragmatisch de realiteit benadert. In wezen is hij de belichaming van de volkswijsheid die ons leert dat haast en spoed zelden goed is. Maar door zijn contact met mensen en dingen komt Franklin op zijn vele ontdekkingstochten ook tot de ontdekking van zichzelf, waarbij hij zich een eigen levensritme en filosofie gaat bepalen. Zijn langzame, gestadige opgang en zijn kijk op de werkelijkheid staat diametraal tegenover het tijdsklimaat, dat gekenmerkt wordt door een overmoedig vertrouwen in vooruitgang van wetenschap en techniek
| |
| |
die de mens meesleurt en nog nauwelijks toelaat zichzelf te zijn. Zo is Franklin als kind van zijn tijd ook een kritische dwarsligger, die in wezen anders gaat leven, d.w.z. niet alleen voor zijn carrière en zijn onrustig-speurende geest, maar ook voor zichzelf. Zo wordt het inzicht in de dingen belangrijker dan het op zoek gaan naar steeds nieuwere dingen. Diepgang wordt belangrijker dan een twijfelachtige vooruitgang. De diepere zin van dit boek is dan precies deze als levensprincipe gehuldigde langzaamheid. Franklin, die o.a. deelneemt aan de slag van Trafalgar, de noordwestpassage door het poolijs poogt te ontdekken, allerlei gevaren trotseert en tweemaal naar Australië en Tasmanië afvaart om uiteindelijk op zijn laatste tocht naar de ijszee te sterven, wordt aldus een soort symbolische anti-figuur van zijn, maar ook van onze tijd; een tijd waarin ondertussen - Jankelovitsj formuleerde het in ‘Nieuwe Wegen’ - zich een accentverschuiving is gaan voltrekken. Het denderend-actieve prestatie-leven heeft meer en meer plaats gemaakt voor bezinning, inzicht en verdieping. Niet meer in de eerste plaats boeien de ijle, onmetelijke ruimtes en verre werelden, wel de mens die in een rustige benadering van de dingen rondom zich, de rijke ruimte van het eigen ik gaat exploreren. De boodschap van Nadolny's roman: uit het bedachtzaam-langzame leven en handelen kracht en wijsheid putten die overhaaste, foute beslissingen en confrontaties vermijdt en die de wereld menselijker maakt. Het is tenslotte niet onbelangrijk dat de auteur - zelf historicus - zijn figuur belangstelling meegeeft voor de vormende waarde van de geschiedenis: ‘Bei der Beschäftigung mit Geschichte ist Langsamkeit ein Vorzug. Geschichte ist der Umgang mit Größie und Dauer. Sie läßt uns über die Zeit erhaben sein.’
Dat de werkelijkheid vaak de stoutste fictie overtreft bewijst Schindlers Liste van de Australiër Thomas Keneally, een roman die hier om zijn thematiek een plaats krijgt en die, zonder grote literaire aspiraties, toch van het begin tot het einde weet te boeien. De auteur kreeg de story van een zekere Pfefferberg, een der zogeheten Schindler-joden, een groep mensen die gedurende de oorlog onder de meest onwaarschijnlijke omstandigheden werd gered door een zekere Schindler, die hiervoor na de oorlog overigens met talrijke eerbetuigingen werd bedacht. De hoofdfiguur komt uit het boek naar voren als een gewiekste kerel met flair voor zaken, een van vitaliteit bruisende bonvivant en Don Juan, die zowel een behoorlijke portie lef als moed, maar vooral een groot hart moet hebben gehad. Als zoon van een industrieel uit Moravië komt hij in 1940 in Krakau terecht waar hij een failliete fabriek overneemt. Hij weet het bedrijf, waar weldra
| |
| |
een munitie-afdeling aan wordt toegevoegd, tot een soliede zaak uit te bouwen. Wanneer hij, ondertussen onmisbaar geworden, als niet meer zo overtuigde nazi via zijn vele contacten lucht krijgt van de steeds erger wordende jodenvervolging, besluit hij met alle mogelijke middelen zoveel mogelijk joden tewerk te stellen om ze aldus van de gaskamers te redden. De auteur laat zijn hoofdfiguur het ragfijne net van intriges weven en opzetten om zijn tegenspelers te strikken. Het relaas van deze niet samen te vatten, in elkaar hakende gebeurtenissen, van machinaties en subtiele zetten grenst aan het ongelooflijke. Op het einde van de oorlog weet hij zelfs te verkrijgen dat zijn fabriek en personeel naar het relatief veilige Moravië worden overgeplant. En ook bij de inval van de Russen loopt alles goed af. Met een deel van zijn beschermelingen wijkt hij uit naar het Westen. Hier eindigt het boek. Schindler zelf kon het minder goed waarmaken in vredestijd. Hij verdween in de anonimiteit en werd pas jaren na de oorlog bekend. Hij stierf in 1974.
De auteur tekent leven, persoonlijkheid en exploten van zijn figuur, maar weet ook de tijdsgeest te evoceren, hier vooral de groeiende hetze tegen de joden die uitmondt in de barbaarse ‘Endlösung’. De schrijver verwijst ook naar het Poolse antisemitisme en de soms dubbelzinnignaïeve rol van de jodenraden.
Met ‘Der Nazi und der Friseur’, een roman waarin een nazi-moordenaar zijn verleden van zich weet af te schudden en als jood een nieuw leven begint dat hem tot een Tantaluskwelling wordt, kende Edgar Hilsenrath een overweldigend succes, dat hij in een volgende roman, ‘Nacht’, niet meer wist te evenaren. In zijn nieuwe werk Zibulsky oder Antenne im Bauch is de hoofdfiguur opgesplitst in een veelvoud van personages, zodat hij met zijn tegenspeler of alter ego kan dialogeren. Deze korte schetsen groeien uit tot realistisch-surrealistische groteseken, die op kritische wijze actuele of vroegere Duitse politieke en sociale toestanden hekelen, maar ook de schizofrene houding van de Duitser m.b.t. het onverteerde verleden weerkaatsen. In de beste stukken - ze zijn pregnant en raak - weet hij de juiste toon te treffen en zonder sentiment te ontroeren.
Ook de roman Schwarzenberg van de bekende Stefan Heym - hij ontvluchtte nazi-Duitsland en kwam als Amerikaans staatsburger en soldaat naar zijn land terug om zich daarna definitief in de DDR te vestigen - buigt zich over het recente Duitse verleden, meer bepaald over de tengevolge van de oorlog ontstane deling van Duitsland.
| |
| |
Als smalle uitgangsbasis gebruikt de auteur een historisch gegeven. Het is een feit dat Schwarzenberg, een stadje in het Ertsgebergte vlak bij de Tsjechische grens, na het beëindigen van de vijandelijkheden zowel door Russen als Amerikanen uit het oog werd verloren en gedurende ongeveer acht weken onbezet bleef. Het ligt voor de hand dat de auteur, liever dan dit gebeuren als realiteit te reconstrueren en te beschrijven, die toestand aangrijpt om dit niemandsland in zijn verbeelding te transformeren tot een ‘Labor’ - zo noemt hij het - waarbinnen de actuele realiteit van toen met potentialiteiten en eventualiteiten wordt verwijd, zodat dit vaccuüm een experimenteerterrein wordt waarop fantasievolle gissingen en hypotheses opschieten die suggererend verwijzen naar wat zich zou hebben voorgedaan indien dit of dat een kans zou hebben gekregen of effectief zou hebben plaatsgegrepen. Schwarzenberg wordt aldus een denkmodel-situatie met ontelbare mogelijkheden. De mogelijkheid die Stefan Heym uitwerkt bewijst niet alleen zijn realiteitszin én verbeeldingskracht, maar vooral zijn directe betrokkenheid bij de Duitse problematiek. In dit Schwarzenberg, waar ‘die Macht auf der Straße liegt’, brengt Heym enkele mannen en vrouwen samen die de leegte zullen trachten te vullen en te overwinnen. Vermits de wereld toch moet verder draaien - iets waarvoor een minimum van ordelijkheid wordt vereist - besluiten zij gezamenlijk aan de slag te gaan. Het verleden heeft hen de ogen geopend en ze zijn allemaal bezield met één en hetzelfde ideaal: een betere wereld scheppen, in concreto Schwarzenberg uit te bouwen tot een vrije en onafhankelijke, democratische en socialistische republiek. Dit zal echter een droombeeld, een utopie blijken te zijn. Weliswaar worden de laatste weerstandsnesten van de nazi's opgeruimd en slaagt men erin het gewone leven weer enigermate op gang te brengen, ook door contact en hulp te
zoeken bij de weinig geïnteresseerde Russen en Amerikanen. Maar naast de goede wil van welhaast allen is er ook iemand met minder edele gevoelens. De intellectuele jood Max Wolfram, die op het nippertje aan de gaskamers ontsnapte, zal het onderspit moeten delven tegen de koel berekende, uit Rusland teruggekeerde functionaris Reinsiepe, die denkt wat de partij denkt en voorschrijft en er voor zal zorgen dat Schwarzenberg onder de beschermende hoede komt van de Russen.
Heym, die zijn schrijversmétier op superieure wijze beheerst, kan het zich veroorloven zijn werk een evenwichtige ambivalentie mee te geven. Door de rudimentaire zwart-wit-tekening van bepaalde karakters evenals door een reeks toevalligheden waardoor binnen de figuren onderling (liefdes)relaties ontstaan of vroegere bindingen worden ontbolsterd, stuwt de
| |
| |
auteur zijn werk opzettelijk de richting uit van de steeds boeiende, triviale ‘Unterhaltungsroman’, terwijl hij anderzijds het gehele gebeuren optilt door zijn figuren de nodige brains mee te geven die ze toelaat de toestand dag voor dag kritisch te reflecteren, te commentariëren en op dialectische wijze te benaderen. Zo is bv. een der mooiste passages die waar Wolfram bij het opstellen van de grondwet voortdurend elke formulering wikt en weegt en bij de definitieve verwoording ervan tevens de onvolmaaktheid en eventuele mogelijkheid tot verkeerde interpretatie in overweging neemt. Dit doet ook Kladetz, die als chronist het gebeuren reconstrueert en met de nodige distantie benadert. Daarbij richt hij zich vaak tot de tot nadenken aangespoorde lezer. Anderzijds krijgt ook hij een menselijk trekje: hij wordt verliefd op een Russische gevangene die uiteindelijk ‘gerepatrieerd’ wordt. De handige verstrengeling van het episch-narratieve en het essayistisch-cerebrale wordt tevens weerkaatst in het alterneren van de auctorieel beschreven hoofdstukken die de titel ‘Militärisches Zwischenspiel’ dragen en de door Kladetz genoteerde ‘Aufzeichnungen.’ Dat de auteur op het einde zijn negatieve held Wolfram laat discussiëren met de zoon van een van zijn toenmalige medestichters van de republiek Schwarzenberg en hem er hierbij op wijst dat het niet ‘eine große Hoffnung’, maar wel ‘eine große Illusion, ein Traum’ is geweest, is uiteraard een extra-verwijzing naar de tragedie van de Duitse deling en de uitzichtloze ‘Wiedervereinigung’ waarin het kleine Schwarzenberg even als alternatief heeft mogen functioneren. Maar Heyms badinerende en toch ernstige mijmering omtrent het ministaatje als potentiële, andere mogelijkheid, tussen twee opgedrongen systemen in, is uiteraard ook te lezen als een nauwelijks verhulde kritiek op het
failliet van het socialisme in de DDR waar hij (voorlopig?) nog blijft. Dat zijn werk daar niet mocht verschijnen, wordt duidelijk wanneer men, om maar een voorbeeld te citeren, in de discussie van de twee antagonisten over macht volgende vraag van Wolfram tot Reinsiepe hoort richten: ‘Wie lange haben Sie eigentlich dort drüben gelebt, daß Sie die Macht nur auf der Furcht des Menschen vor einander basieren lassen?’
Heyms luidop denken over en spelen met de Duitse geschiedenis doet me hem vergelijken met een goochelende evenwichtskunstenaar. Ook in dit gewaagde nummertje is Heym briljant. Hij blijft daarenboven moeiteloos op de koord.
| |
| |
| |
Bibliografie:
Waker Kauer: Schwelbrände. Benziger, Zürich, 256 blz., 28.80 DM. |
Peter Härding: Das Windrad. Luchterhand, Darmstadt, 224 blz., 28 DM. |
Sten Nadolny: Die Entdeckung der Langsamkeit. Piper, München, 360 blz., 34 DM. |
Thomas Keneally: Schindlers Liste. Bertelsmann, München, 384 blz., 34 DM. |
Edgar Hilsenrath: Zibulsky oder Antenne im Bauch. Claassen, Düsseldorf, 160 blz., 24.80 DM. |
Stefan Heym: Schwarzenberg. Bertelsmann, München, 312 blz., 34 DM. |
|
|