Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131
(1986)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 53]
| ||||||
Guido Latré
| ||||||
Sociaal documentDe roman bevat drie delen. Het eerste en het derde beschrijven een dag uit het leven van de vereenzaamde jonge vrouw Katherine Lind. Zij is het hoofdpersonage van het boek. Bij de aanvang van de tweede wereldoorlog werd zij gedwongen van het Europese vasteland naar Engeland te vluchten. Als buitenlandse heeft zij het daar verre van gemakkelijk en blijft een tijd werkloos. Na lang zoeken vindt ze dan toch een job in de uitleendienst van een bibliotheek ergens in een provinciestad. Het is winter. De lokalen zijn slecht verwarmd. Het talent is aan het front, en het bibliotheekwerk is in handen gegeven van slecht getraind personeel. Ook de kaderfuncties worden opgevuld door mensen als meneer Anstey, die daarvoor te smalle schouders hebben. Anstey moet zich tegenover Katherine en andere ondergeschikten aanstellen om zijn onzekerheid te verbergen. Bovendien reageert hij zijn frustraties af die hij in zijn contact met het andere geslacht heeft opgelopen. Voor hem is Katherine een dubbele outsider: als buitenlandse en als vrouw. Van de mythe dat de vrouwen tijdens de oorlogsjaren het maatschappelijke raderwerk draaiende mochten houden blijft in dit geval weinig overeind. | ||||||
[pagina 54]
| ||||||
Het leven is kleurloos geworden als een winterlandschap, en zelfs dromen over de toekomst lijkt geen zin te hebben. Een beroep kiezen, zich verloven, een gezin stichten - voor dit alles lijkt het ogenblik slecht gekozen. De personages gaan dan ook vooral gebukt onder een gevoel van onbestemdheid. Voor wie niet actief in de strijd betrokken is, kan zelfs de oorlog geen bestemming zijn. In deze omstandigheden zijn voor Katherine alleen haar dreigend ontslag en werkloosheid nog doellozer dan haar bibliotheekwerk. Larkin zelf werd hij het begin van de oorlog wegens zijn slechte gezichtsvermogen ongeschikt bevonden voor militaire dienst. Net als Katherine werd ook hij na zijn universitaire opleiding tewerkgesteld in een bibliotheek. De situatie in het boek is derhalve sterk autobiografisch. Daar de toekomst geen uitweg biedt, vlucht Katherine in haar verleden. In haar jeugd heeft zij ooit drie weken doorgebracht bij de Engelse familie Fennel. Het tweede deel van de roman behandelt dit vakantieverblijf bij haar correspondentievriend Robin. Het toont ons het Engeland van de jaren dertig, grotendeels gezien door de bril van de gegoede middenklasse. Het is het vooroorlogse Engeland met zijn privé-tennisvelden, zijn rijkdommen in Indië, en zijn beleefde geslotenheid. Het heeft bovendien ook nog wat Larkin in een later gedicht een nooit meer terugkerende onschuld zou noemen. Het derde en laatste deel van de roman combineert de eerste twee. Na een bijzonder ellendige dag in de bibliotheek krijgt Katherine 's avonds het bezoek van Robin. Zij hebben al heel lang geen contact meer met elkaar gehad. Hij is nu bij het leger, en kan ieder ogenblik naar het front gestuurd worden. Robin heeft de zelfbeheersing van de vroegrijpe schooljongen ingeruild voor de lichamelijke onrust van de soldaat. Hij doet alsof de rusteloosheid die hij niet kan beheersen, zijn grote charme bij de vrouwen uitmaakt. Al wat hij aan zijn studentenjaren in Cambridge en zijn militaire opleiding heeft overgehouden zijn enkele modieuze zinswendingen en een kunstmatige jovialiteit. Katherine ervaart al vlug dat ook hij haar geen toekomst kan bieden. Hij verlaagt er zich toe om van haar het gemakkelijk te veroveren liefde-voor-één-nacht te willen maken. Is zij immers niet de hulpeloze buitenlandse die ooit bij hem thuis mocht logeren? Toen Robin zestien was lag bij wijze van spreken nog een Brits Imperium aan zijn voeten. Toen kon hij zichzelf nog overtuigen dat zijn veroveringen eervol waren. Die onschuld is hij voorgoed verloren. Katherine fungeert hier niet enkel als slachtoffer. Als niet-Britse ziet zij van op afstand en met buitengewone scherpte hoe klein Groot-Brittannië kan zijn. Dat zij bovendien een creatie is van een honkvast en eerder con- | ||||||
[pagina 55]
| ||||||
servatief Brits auteur is merkwaardig. Het toont hoe in de jaren veertig de vervreemding van Larkin tegenover zijn Engelse leefmilieu veel groter moet geweest zijn dan over het algemeen wordt aangenomen. Deze aliënatie ligt waarschijnlijk mee aan de oorsprong van het standpunt dat hij in zijn latere poëzie zou innemen: dat van de outsider achter het raam. | ||||||
PsychologischDe oorlog en zijn sociale consequenties zijn niet het hoofdthema van het boek. Het werk besteedt meer aandacht aan de psychologische overwintering die het hoofdpersonage moet doormaken. Zij probeert aan een winter van contact- en gevoelloosheid te ontsnappen door een zin te geven aan de veelheid van indrukken die op haar afkomen. Met de tekens die de werkelijkheid haar geeft construeert zij een verhaal. Zij selecteert en abstraheert daarbij voortdurend. Zij idealiseert het verleden, negeert het heden en belast de toekomst met een hypotheek van dromen (of probeert dit althans). Zo meent zij, in het tweede deel van de roman, naar Engeland te gaan om zich in een vurige romance met Robin te storten. Waarom anders zou hij haar uitgenodigd hebben? Wanneer zij daar eenmaal aangekomen is, reageert Robin aanvankelijk met de voorkomende afstandelijkheid van de gentleman-tiener, maar zij verkiest hier blind voor te blijven. Zij ziet ook niet dat wat haar voorkomt als een exotisch ritueel rond toast en thee, voor de Engelsen zelf dagelijke sleur kan betekenen. Naar het einde van haar vakantie komt haar fantasierijke verhaal echter zwaar in botsing met de ontnuchterende onthullingen van Jane, de zus van Robin. Tot nu toe hebben ook wij als lezers Jane gezien binnen de fictie van Katherine: zij was de chaperonne die Katherine en Robin voortdurend vergezelde, en derhalve een hinderpaal was voor de ontwakende liefde van het ‘koppel’. Nu blijkt dat zij het is die bij de onverschillige Robin had aangedrongen om Katherine naar Engeland uit te nodigen. Ook anderen hebben hun verhaal. Terwijl Katherine wegzinkt in de verveling die onvermijdelijk op de afbouw van haar fictie volgt, lijken de Fennels te herleven door het bezoek van Jack Stormalong. Zijn snoeverige voorstelling van zijn verblijf in Indië drijft Katherine de tuin in, weg uit het gezelschap van de Fennels. Precies op dat moment wordt de anders zo kritische Jane verliefd op Jack, en volgt Robin Katherine om een onhandige jongenszoen op haar wang te drukken. Zijn verliefdheid komt te laat voor Katherine. De ficties die wij allemaal afzonderlijk creëren lopen helaas niet altijd synchroon. Wanneer Robin enkele jaren later Katherine weerziet, herhaalt hij zijn | ||||||
[pagina 56]
| ||||||
gebaar. Met opdringerige zoenen probeert hij de draad van het verleden weer op te nemen. De omstandigheden zijn nu echter veel pijnlijker. Katherine heeft haar verleden bij de Fennels ondertussen geïdealiseerd. Het is een droom geworden die tijdelijk werd onderbroken, of een fictie die een winterslaap heeft gehouden na de eerste kus van Robin, en nu weer verder geschreven kan worden. Katherine verwacht van Robin dat hij de zomer van toen met zich mee zal brengen. Hij moet haar verkilde gevoelens weer tot leven wekken. Maar ook op psychologisch vlak kan Robin haar niets bieden - behalve dan zijn behoefte om de spanningen in zijn lijf van zich af te schudden. De slotpassage is meesterlijk. De sneeuw buiten en het luidruchtige polshorloge op het nachtkastje binnen tikken de seconden weg. De fictieve toekomst vormt zich om tot heden en harde waarheid, om dan al even vlug weer verleden en leugen te worden. De sneeuw en de seconden lijken zich in het gemoed van zowel Robin als Katherine door elkaar te mengen. Zijn deze mensen dan toch gelijktijdig in hetzelfde verhaal? Wellicht bestaat er toch een orde, een lotsbestemming, hoe onzichtbaar ook. ‘Dit wetend,’ zo luidt de laatste zin van het boek, ‘konden het hart, de wil en alles dat wilde protesteren, uiteindelijk gaan slapen.’ | ||||||
StilistischAls A Girl in Winter op de flaptekst van de vertaling een van de ‘klassieken van de naoorlogse Engelse literatuur’ genoemd wordt, is dat terecht. Het werk maakt achteraf beschouwd meer indruk dan de gedoodverfde klassieken van de Angry Young Men, de generatiegenoten van Larkin die met romans als Lucky Jim (Kingsley Amis) en Hurry On Down (John Wain) het best het heersende gevoel van desillusie leken te vertolken. A Girl in Winter dankt zijn grootheid in belangrijke mate aan zijn stijl. Het tweede deel, dat de illusies van tieners beschrijft, neigt soms naar het komisch-burleske, vooral wanneer de misverstanden zich opstapelen. In het eerste en vooral het derde deel leiden de elkaar rakelings voorbijschietende en tegen elkaar opbotsende ficties tot tragedie. Het gaat hier niet meer om een zomers vakantie-incident, maar om een overwintering die levenslang dreigt te worden. Het absolute karakter van deze dreiging wordt opgeroepen door poëtische metaforen. Deze zijn eigenaardig genoeg opvallender in dit proza dan in de latere poëzie van Larkin. Op de beeldspraak die schuil gaat achter de titel heb ik al meermaals gezinspeeld. Een ander voorbeeld is dat van de seconden die wegtikken op het polshorloge, en zich opstapelen ‘tot een reusach- | ||||||
[pagina 57]
| ||||||
tige vorm, die een grafheuvel zou kunnen zijn of de steile kant van een ijsberg waarvan de top onzichtbaar is.’ We bevinden ons aan de steile kant van de tijd.
Voor wie de gedichten van Larkin heeft gelezen, is de techniek van understatements vertrouwder. De oorlog is voortdurend onderhuids aanwezig, maar er wordt weinig direct naar verwezen. Uit welk Europees vaderland en om welke reden Katherine bij het begin van de oorlog gevlucht is, wordt nooit gespecifieerd, maar in de gesprekken komen herhaaldelijk bedekte allusies voor op het drama dat ermee gepaard ging. Waren de ouders van Katherine Duitse joden, zoals haar naam en wedervaren vaag laten vermoeden? Alleen is zeker dat er diepten van ellende zijn die nooit verhaal of fictie zullen of kunnen worden. Het relaas ervan is gedoemd understatement te blijven. A Girl in Winter verhaalt dan ook geen ophefmakende gebeurtenissen. Het is het schijnbaar uiterst eenvoudige en vlot leesbare verhaal van een vrouw die boeken terug op de rekken plaatst, een woordenwisseling heeft met de hoofdbibliothecaris, en een collega naar de tandarts brengt. Toch is elke bladzijde meeslepend, omdat haast elk detail bijdraagt tot een symbolische geladenheid die zich nochtans zelden expliciet opdringt. Je zou haast van magisch realisme kunnen spreken, maar dan met een magie die nog prozaïscher en een realiteit die nog mysterieuzer is. Zeer geslaagde fictie, met andere woorden.
| ||||||
Bibliografische referenties:
|
|