Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131

(1986)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 295]
[p. 295]

De laatste ronde

Weekend van ons tijdschrift

Het jaarlijks weekend van ons tijdschrift zal plaatshebben op zaterdag 31 mei en zondag 1 juni a.s. in het K.A.J.-domein te Dworp.

De deelnemers worden verzocht aanwezig te zijn op het souper om 18 u. Daarna volgt een uiteenzetting van Monika van Paemel over het literatuurbeleid in Vlaanderen, gevolgd door discussie. Zondagochtend om 11 u. stellen Dirk van Bastelaere, Erik Spinoy, Bernard Dewulf en Charles Ducal hun eigen werk voor. Daarna dineren we.

Het aandeel in de kosten bedraagt 1300 fr. voor het volledige weekend: logies, maaltijden, aperitief en drank. De deelnemers worden verzocht dat bedrag vóór donderdag 22 mei over te maken op postrekening 000-0872363-42 van Fons Fraeters, Eikenboslaan 21, 3200 Kessel-Lo, tel. nr. 016/25.36.20. Telefonisch aanmelden kan, bij wijze van uitzondering tot donderdag 29 mei uiterlijk. Medewerkers, lezers en belangstellenden zijn welkom!

Het KAJ-domein ligt aan de rand van de weg Alsemberg-Buizingen, naast het domein van de provincie Brabant te Huizingen. Wie met de wagen komt, slaat af bij restaurant Gravenhof. Wie van het openbaar vervoer gebruik maakt, neme in Brussel de trein naar Halle en daar de bus naar Dworp; afstappen aan het gemeentehuis.

Wij heten U hartelijk welkom!

Redactie

Wandelend in de Warande

De tentoonstelling ‘Wandelend in de Warande’, die de geschiedenis van ons tijdschrift vertelt, en die we in het vorige nummer al hebben aangekondigd, loopt van 14 juni tot 14 september in de Ger Schmookzaal van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC), Minderbroedersstraat 22 te Antwerpen. De tentoonstelling wordt geopend op vrijdag 13 juni om 17 uur. Prof. Dr. R.F. Lissens, die in 1946 debuteerde in Dietsche Warande en Belfort met ‘Blocnotes’ en die sedert 1960 mederedacteur is, zal de gelegenheidstoespraak houden. Alle lezers, medewerkers en belangstellenden zijn uiteraard hartelijk welkom.

Bij de tentoonstelling hoort een kroniek van ongeveer honderd bladzijden, waarin gegevens over de soms bewogen geschiedenis van ons tijdschrift verzameld werden. Die kroniek verschijnt in de wetenschappelijke reeks Publikaties SBA/AMVC, en is verkrijgbaar tegen 150 frank. Wie de kroniek thuis gestuurd wil krijgen, schrijft 150 fr. + 25 fr. verzendingskosten (50 fr. voor het buitenland) over op nr. 000-0461067-26 van AMVC (L. Simons), Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen, met vermelding: ‘460.6-WA’.

Piet van Bouchaute

[pagina 296]
[p. 296]

Nederlandse auteurs door een Franse bril van 1772

Wie in een oude Franse encyclopedie de naam van een Nederlands schrijver met een aparte notitie vermeld ziet, wordt onmiddellijk geïntrigeerd door de vraag of nog van diens collega's dezelfde eer gegund wordt en hoe ze worden voorgesteld.

In een vijfdelige Nouveau Dictionnaire historique, opgesteld door ‘une société de gens de lettres’ en te Parijs uitgegeven in 1772, vonden wij vier Nederlandse schrijvers, van wie één in de notitie van een bloedverwant ter sprake komt. Het gaat om Constantijn Huygens in de notitie over zijn zoon, de natuurkundige Christiaan. Van Constantijns Nederlands oeuvre wordt geen gewag gemaakt; daarentegen wordt aangestipt dat zijn Latijnse poëzie gewoon slecht was.

Ruusbroec krijgt in dezelfde Dictionnaire een halve kolom toegemeten en zowel zijn leven als zijn werk worden zodanig beschreven, dat men de wenkbrauwen niet ophaalt.

In de nota die aan Hooft besteed is, wordt melding gemaakt van de grote faam die hij reeds tijdens zijn leven als schrijver genoot. Van zijn geschiedverhaal over Hendrik IV, waarmede de Muider drost zich in het Nederlands in de stijl van Tacitus oefende, wordt merkwaardigerwijs gezegd dat het in het Latijn geschreven werd.

Het meest hebben wij het hoofd gefronst bij het lemma Vondel, dat anderhalve kolom toebedeeld krijgt. Niets valt op te merken aangaande de realia die zijn leven en de opgave van zijn werk betreffen. De beoordeling over de waarde van het werk lijkt ons minder objectief. Men kan met de opstellen van de notitie nog meegaan, wanneer beweerd wordt dat de Amsterdamse dichter ten onrechte bij Seneca en Virgilius vergeleken wordt, maar veel minder wanner in de Gijsbrecht een Shakespeareaanse smaak herkend wordt en men er naast bombast platvloersheden in aantreft. En wanneer op het einde resumerend gezegd wordt ‘qu'il négligea sa fortune pour les Muses, qui lui causèrent plus de chagrins que de gloire’ kan men alleen besluiten dat men in 1772 nog niet ver stond met de beoefening van de receptiewetenschap.

Lode Roose

René Gysen

Vooreerst dit: het is ontzettend spijtig dat Heibel verdwenen is. Tenminste, ik vind dat erg spijtig. Rationaliter kan je er de subsidiaire karigheid van de overheid niet verantwoordelijke voor stellen. Een tijdschrift zou zelfbedruipend moeten kunnen zijn, en wel door een trouw en liefst zo uitgebreid mogelijk lezerspubliek. Wat er blijkbaar niet is. Volksopvoeding dan en cultuurspreiding door staatsmecenaat, voor een handvol gelijkgestemden?. Laat één F-16 10 minuten minder vliegen en met de bespaarde brandstof heb je een hele jaaroplage van Heibel bekostigd. Doelstellingen bij staatsinterventie zijn verwisselbaar. Een landelijke inzamelingsactie dan, tegen de Nieuwe Armoede in de Vlaamse literatuur? We krijgen wat we verdienen. DIRV voor ongeletterde horigen.

Ik wil het eigenlijk hebben over het lentenummer 1985, volledig aan René Gysen gewijd. Gelezen, niet gelezen, herlezen; dit is de ondertitel. In constateer tot mijn grote verbazing dat een hanjevol mensen zich opzettelijk en vrij systematisch met het lezen van Gysens werk onledig gehouden heeft: Huub Beurskens, Pol Hoste, J.F. Vogelaar, Daniël Robberechts. En ik dacht dat ik de enige was die Gysen las, opzettelijk en vrij systematisch. Met het oog op het schrijven van een monografietje over Gysen voor het Kritisch Lexicon van de Nederlandse literatuur na 1945 heb ik mij in het voorjaar van 1984 door

[pagina 297]
[p. 297]

Gysen heen geworsteld, eenzaam en, blijkt nu, in de waan verkerend dat er sinds jaren geen hond meer naar omkijkt.

Gysen werd en wordt gelezen en herlezen. En hier wil ik naartoe: Gysen lezen is geen leuke bezigheid. Onbehaaglijk werd ik erbij, ongelukkig en depressief ging ik me voelen. Zelden heb ik de problematiek van mijn lectuur zo sterk geïnterioriseerd: ik zag mezelf uitgeschreven worden, en beter dan ik het ooit zelf zou kunnen. Afstand nemen en krampachtig rationaliseren geblazen dus, wat in een ijl en geabstraheerd opstel resulteerde. Hoe vat je je eigen ziektebeeld samen, in telkens ontoereikend blijkende bewoordingen? Zoekend naar concieze noemers en angstvallig vermijdend de vinger in de wonde te leggen. De redacteurs vonden er niks aan, en ik kon herschrijven. Wat ik na lang uitstellen deed. U kan zich mijn opluchting voorstellen als ik in dit Heibelnummer lees hoe Pol Hoste zijn weerstand probeert te rationaliseren: ‘Maar stilaan wordt het me duidelijk dat ik me eigenlijk alleen maar enorm opgezadeld voel met de persoonlijke problematiek van René Gysen en dat ik wel bereid ben om daar naar te luisteren maar dat ik met er niet verantwoordelijk wil voor voelen. Zowel in Processie All Stars als in Op weg naar de literaire receptie ben ik brieven van R.G. aan mezelf aan het lezen. Ze bezorgen met een schuldgevoel. Ik wordt er wrevelig van. Er gaat een te grote beklemming van uit.’

Gysen is dood en, gedateerd of niet, onvindbaar of niet, zijn teksten worden gelezen, ze confronteren, ze compromitteren. Wat vermag een schrijver meer te hopen van zijn bloed, zweet en tranen?

Ergens blijft ook deze postume hulde gênant. Ik zal dan ook uit (misplaatste) kiesheid mijn wijsneuzigheid onderdrukken en geen boom opzetten die Gysen tot onbevroede voorloper van (post)structuralistische topoi als ‘l'effacement’, cesuurdenken en subjectannihilatie moet maken. Lees er ‘Tegen de verstening’ en ‘Locum tenens’ uit Op weg naar de literaire receptie maar op na. Deze existentialistisch genoemde schriftuur laat zich perfect in een Derridaiaans hermeneutisch kader lezen, meer nog, het bevestigt een aantal van de basisnoties. Of hebben ze het allemaal over dezelfde doffe ellende met als enig distinctief moment (la marque, la trace) de New speak, de sinjaalwoorden?

Jan Flamend

De overlezer

(90) Ik woon de opening van een Kafka-tentoonstelling bij op 3 juli 1983, honderd jaar na zijn geboorte. Drie parabels van hem worden in balletvorm uitgebeeld. Een paar dichters lezen fragmenten voor uit zijn dagboeken en verhalen. Aan de wanden foto's, reprodukties van schilderijen, vergrote reprodukties van brieven. Ik blijf staan bij het portret van Jizchak Lomy, een jeugdvriend, die hem met het Jiddisch theater in Praag vertrouwd maakte. Aan de wand ook de eerste bladzijde van Der Prozess, waarvan de eerste zin de hele Kafka in nuce bevat. Eveneens de overgeciteerde brief aan de vader, Hermann Kafka, zoon van een slager, die een zeker gezicht verwierf in de Praagse middenstand. Liefste vader, U hebt mij onlangs gevraagd waarom ik beweer dat ik bang voor U ben... De monolitische autoriteit. De vroegste geschriften van de zoon zitten vol vaders. Later zal het vadersyndroom symbolische waarde krijgen als representant van het Gezag zonder meer, geïncarneerd in sociale en wettelijke structuren. Het Slot, kortom. De neurose als bron van het schrijverschap. Niet een demon die moet worden uitgedreven of sofa's, maar een (gevallen) engel die als schutspatroon fungeert, de pen vasthoudt, de pijlen richt. In het

[pagina 298]
[p. 298]

hart van de vader. Ik zie het kind Kafka, de student zonder glimlach, de beruchte vader, de vrouwen die Kafka geen respijt van zijn demonen konden gunnen, het bekende Kafka-portret uit de jaren 1920 met de gespalkte ogen en de vernagelde mond (grimlachte hij?). Het is de glimlach van een man die aan zijn testamentaire uitvoerder de opdracht gaf alles te verbranden wat in zijn nalatenschap stak en de publikatie te doen stoppen van het weinige dat al verschenen was. En ik hoor een professor de tentoonstelling openspreken. Honderd jaar na de geboorte. Kafka een obligate kennismaking voor elke student in de letteren, maar nu méér aanwezig dan ooit. Hij voorzag de tirannie van de bureaucraten. De aliënatie, die hij in zijn Praagse milieu van kleine klerk ondervond, is een gigantische kanker in onze maatschappij geworden, zo hoor ik de professor zeggen. De relevantie van Kafka's geschriften groeit met de dag, hoor ik hem zeggen. De professor wendt uit over de levensangst, het existentiële onbehagen dat achter het symbool van de bureaucratische versmachting zit. (Ik denk aan echt Kafkaiaanse ervaringen in Bratislava in 1982. Zo uit een Kafka-tekst gegrepen, echt waar.) De professor spreekt en peroreert. Ik kijk langs de wanden. Ik zie die gespalkte ogen. Ik denk: wat zou hij gelachen hebben (en hoe?) als hij dit ritueel had kunnen zien.

 

(91) Ik heb het weer eens met buitenlanders gehad over Vlaams, Belgisch, Nederlands. Je moet dat in het Engels uitleggen en de termen the Netherlands en Dutch gebruiken. Het is hopeloos. Je komt er ternauwernood achter wat mensen zich allemaal voorstellen bij zulke exotische termen als Dutch, Belgium, Flemish. Ik heb daar al veel energie in gestoken om dat, met een glas sherry in de hand, in twee minuten uit te leggen, maar ik begin de moed te verliezen. Ik was een paar maanden in Keulen, zegt een geleerde collega, en ik versta maar niet hoe die zoveel miljoen Nederlandssprekende burgers uit Nederland, België en Noord-Frankrijk niet ‘één natie’ vormen. Oeioei, één natie? Ik zeg: één taalgebied (en dan nog: in België...), hoogstens één taalgebied. Ja, zegt een andere geleerde man, die van Benelux gehoord heeft, de taal die in de Benelux gesproken wordt, is toch Dutch? Ik zeg beleefd dat dat niet klopt (en hoop vurig dat wij over kunnen gaan naar een volgend punt op de agenda. Of een andere sherry). Een man van Tsjechische afkomst zegt me dat hij dat goed verstaat, dat onderscheid tussen Vlaams en Nederlands, dat moet zo iets zijn als Tsjechisch en Slovaaks, zegt hij. Ik weet dat dat nergens op slaat, maar heb het opgegeven. En je doceert dus die éne literatuur van de Benelux, hoor ik nog iemand vragen. Jaja, take it easy, hoor ik mezelf zeggen. In het stadion zit ik naast een bejaarde man, die mij zegt: O ja, Belgium, een zeer katholiek land. Dat verwonderde mij toch wat. O ja, zegt hij, ik heb dat op de televisie gezien, toen de paus voor de tweede keer z'n vaderland bezocht. In de drugstore, waar de juffrouw aan de kassa mij begint te herkennen, heb ik gezegd dat ik kom ‘from Belgium’. O ja, zegt de juffrouw, vorig jaar waren wij in de Provence en toen we van Frankrijk naar Spanje reden, zijn we door je land gekomen. Zij verwarde ons met Andorra! Verschiet daar toch niet van, zegt een vriend me. Verleden jaar hoorde ik de voorzitter van een tabakexporterend concern in Kentucky verklaren: ‘Tot onze beste klanten reken ik Nederland en andere Scandinavische landen, en daarnaast ook nog Duitsland en Holland.’ In een zeer geleerde paper van een Nigeriaans professor over orale literaire tradities in Afrika, lees ik zwart op wit dat Holland ooit een belangrijke kolonie in Centraal-Afrika bezat. Ik kan daar niet meer mee lachen. Want, kijk eens, als je nu van Nebraska zuidwaarts naar Oklahoma rijdt, kom je dan eerst door South Dakota?

Marcel Janssens


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Piet van Bouchaute

  • Lode Roose

  • Jan Flamend

  • Marcel Janssens

  • over René Louis Gysen