hart van de vader. Ik zie het kind Kafka, de student zonder glimlach, de beruchte vader, de vrouwen die Kafka geen respijt van zijn demonen konden gunnen, het bekende Kafka-portret uit de jaren 1920 met de gespalkte ogen en de vernagelde mond (grimlachte hij?). Het is de glimlach van een man die aan zijn testamentaire uitvoerder de opdracht gaf alles te verbranden wat in zijn nalatenschap stak en de publikatie te doen stoppen van het weinige dat al verschenen was. En ik hoor een professor de tentoonstelling openspreken. Honderd jaar na de geboorte. Kafka een obligate kennismaking voor elke student in de letteren, maar nu méér aanwezig dan ooit. Hij voorzag de tirannie van de bureaucraten. De aliënatie, die hij in zijn Praagse milieu van kleine klerk ondervond, is een gigantische kanker in onze maatschappij geworden, zo hoor ik de professor zeggen. De relevantie van Kafka's geschriften groeit met de dag, hoor ik hem zeggen. De professor wendt uit over de levensangst, het existentiële onbehagen dat achter het symbool van de bureaucratische versmachting zit. (Ik denk aan echt Kafkaiaanse ervaringen in Bratislava in 1982. Zo uit een Kafka-tekst gegrepen, echt waar.) De professor spreekt en peroreert. Ik kijk langs de wanden. Ik zie die gespalkte ogen. Ik denk: wat zou hij gelachen hebben (en hoe?) als hij dit ritueel had kunnen zien.
(91) Ik heb het weer eens met buitenlanders gehad over Vlaams, Belgisch, Nederlands. Je moet dat in het Engels uitleggen en de termen the Netherlands en Dutch gebruiken. Het is hopeloos. Je komt er ternauwernood achter wat mensen zich allemaal voorstellen bij zulke exotische termen als Dutch, Belgium, Flemish. Ik heb daar al veel energie in gestoken om dat, met een glas sherry in de hand, in twee minuten uit te leggen, maar ik begin de moed te verliezen. Ik was een paar maanden in Keulen, zegt een geleerde collega, en ik versta maar niet hoe die zoveel miljoen Nederlandssprekende burgers uit Nederland, België en Noord-Frankrijk niet ‘één natie’ vormen. Oeioei, één natie? Ik zeg: één taalgebied (en dan nog: in België...), hoogstens één taalgebied. Ja, zegt een andere geleerde man, die van Benelux gehoord heeft, de taal die in de Benelux gesproken wordt, is toch Dutch? Ik zeg beleefd dat dat niet klopt (en hoop vurig dat wij over kunnen gaan naar een volgend punt op de agenda. Of een andere sherry). Een man van Tsjechische afkomst zegt me dat hij dat goed verstaat, dat onderscheid tussen Vlaams en Nederlands, dat moet zo iets zijn als Tsjechisch en Slovaaks, zegt hij. Ik weet dat dat nergens op slaat, maar heb het opgegeven. En je doceert dus die éne literatuur van de Benelux, hoor ik nog iemand vragen. Jaja, take it easy, hoor ik mezelf zeggen. In het stadion zit ik naast een bejaarde man, die mij zegt: O ja, Belgium, een zeer katholiek land. Dat verwonderde mij toch wat. O ja, zegt hij, ik heb dat op de televisie gezien, toen de paus voor de tweede keer z'n vaderland bezocht. In de drugstore, waar de juffrouw aan de kassa mij begint te herkennen, heb ik gezegd dat ik kom ‘from Belgium’. O ja, zegt de juffrouw, vorig jaar waren wij in de Provence en toen we van Frankrijk naar Spanje reden, zijn we door je land gekomen. Zij verwarde ons met Andorra! Verschiet
daar toch niet van, zegt een vriend me. Verleden jaar hoorde ik de voorzitter van een tabakexporterend concern in Kentucky verklaren: ‘Tot onze beste klanten reken ik Nederland en andere Scandinavische landen, en daarnaast ook nog Duitsland en Holland.’ In een zeer geleerde paper van een Nigeriaans professor over orale literaire tradities in Afrika, lees ik zwart op wit dat Holland ooit een belangrijke kolonie in Centraal-Afrika bezat. Ik kan daar niet meer mee lachen. Want, kijk eens, als je nu van Nebraska zuidwaarts naar Oklahoma rijdt, kom je dan eerst door South Dakota?
Marcel Janssens