| |
| |
| |
Wim Leybaert
Vaste boekenprijs versus culturele verpaupering
Vergeet niet dat cultuur het meest wint door boeken waarop uitgevers verliezen!
(Th. Fuller)
Nagenoeg elke nationale wetgever verleent aan het concurrentiebeginsel rechtskracht, tenzij hij resoluut opteert voor een collectivistisch systeem. Sinds de Franse revolutie werd in onze gewesten de vrijheid van mededinging afgekondigd. Spoedig echter ondervond men dat een absolute concurrentie ondraaglijke spanningen verwekt en dat men die mededinging dus moest gaan reglementeren. In België gebeurde dat onder meer door de wetgeving betreffende de prijzenreglementering en door de wet van 14 juli 1974 op de handelspraktijken. Deze laatste wet bevat een aantal bepalingen die, om concurrenten en consumenten te beschermen, aan de ondernemingen bepaalde verplichtingen opleggen, al blijft elke daad waardoor de vrije mededinging in het gedrang zou kunnen komen, verboden. Binnen de Europese Gemeenschap wordt deze materie geregeld door het E.E.G.-Verdrag, dat het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten garandeert en concurrentie zonder verstoringen waarborgt voor alle handelsgoederen die in de Gemeenschap worden verkocht.
Vrije concurrentie houdt een wisselwerking in van vraag en aanbod, met andere woorden: leveranciers en consumenten bepalen de prijs van een produkt. Absolute concurrentie doet zich in de praktijk bijna nooit voor of wordt door de wetgever vermeden. Zo kunnen we stellen dat mededinging varieert naar gelang van de aard van het betrokken produkt en van de economische structuur van de betrokken markt. Deze nuancering op de volkomen mededinging noemt met de werkzame mededinging. De ‘workable competition’ - de voldoende wedijver om zowel de prikkel tot arbeiden als de rem op overdreven winstneming bij eenieder te handhaven - kan naargelang van de produktiesector verschillen.
Betrekken we dit alles nu op de boekenprijs, dan is de hamvraag: kan men op de boekenmarkt gewagen van een werkzame mededinging die minimaal is? Of minder juridisch uitgedrukt: laat de culturele, opvoedende en sociale rol van het boek toe dat het probleem op een zuiver economische manier wordt opgelost?
Het elders geldende ‘books are different’ wordt afgeleid van de cultuurpolitieke rol van het produktievoorwerp boek. De boekenmarkt wordt
| |
| |
tevens gekenmerkt door de ondergeschikte rol die de concurrentie tussen verschillende boeken zou spelen, aangezien een bepaald boek van alle andere verschilt en een aparte markt vormt. Er moet dus weinig belang worden gehecht aan de mededinging tussen verschillende titels, zelfs als het boeken betreft met een gelijke inhoud, of met andere woorden: in de boekensector beperkt de concurrentie zich tot de verkoop van hetzelfde boek in diverse verkooppunten. De boekenmarkt wordt verder gekenmerkt door een systeem van interne subsidiëring. Dit wil zeggen dat men de inkomstenderving van de verkoop van boeken met een lage omzetsnelheid compenseert door de verkoop van vlot in de handel liggende boeken. Daarbij onderscheiden we interne subsidiëring op produktievlak en op distributievlak. Het eerste houdt in dat de uitgever de risico's van minder rendabele werken probeert te dragen door de winst die hij op bestsellers maakt. Het tweede is de compensatie tussen goedlopende en moeilijk-verkopende boeken op het niveau van de detailhandel. Verder is het zo dat elke uitgever verplicht is voor elk van zijn uitgaven een detailhandelsprijs vast te stellen en dat alle detailverkopers zich daaraan dienen te houden. Dat noemt men de verticale prijsbinding. Die prijsbinding kan individueel of collectief zijn. Bij individuele verticale prijsbinding maken een producent en een detailverkoper een afspraak over de consumentenprijs. Een collectief stelsel verplicht álle detailverkopers om een bepaald produkt tegen een bepaalde prijs te verkopen. Interne subsidiëring op produktievlak en - meer nog - op distributievlak, vereisen een collectieve verticale prijsbinding. In de boekensector is het bijgevolg wenselijk dat een systeem van een vaste boekenprijs wordt geïnstalleerd. Inter(n)-nationale regelingen dringen zich op!
Het probleem van de boekensector bestaat er in de vrijheid van de schrijver te verzoenen met de eisen die de handel stelt aan de promotie en de verkoop van wat geschreven wordt. Een boekenbeleid moet daarom de volgende doelstellingen beogen: de lectuur aanmoedigen, een maximaal aanbod garanderen, een gematigde boekenprijs verzekeren en een marktdynamische distributie waarmaken.
Tegenstanders van de vaste boekenprijs betreuren dat nog geen diepgaande studies over deze doelstellingen bestaan, want het feit dat in het buitenland een eenheidsprijs bestaat, volstaat voor hen op zichzelf niet om in België een soortgelijk systeem in te voeren. Hun voornaamste bezwaren tegen het stelsel van de vaste boekenprijs zijn dat het enkel de prijs in aanmerking neemt, maar andere elementen die een echt cultuurbeleid verhinderen, terzijde laat. Verder dat de door de uitgevers verplichte verkoopprijs een verhoging van de gemiddelde boekenprijs zal uitlokken; een tol die de
| |
| |
verbruiker bovendien evengoed zal moeten betalen aan de verkoper die diensten verleent, als aan degene die geen diensten verleent.
Dat het aantal gespecialiseerde boekhandels stagneert en dat het omzetcijfer van de uitgeverswereld daalt heeft voor deze tegenstanders niets te maken met het stelsel van de prijsvrijheid, maar met andere factoren, zoals mededinging van andere media, doorgedreven specialisatie, de afnemende uitgave van religieuze boeken... Om al deze redenen kanten deze voorstanders van de zuivere mededingingsleer zich tegen een reglementering die eenheidsprijzen vastlegt in de boekensector. Discounttechnieken komen ten goede aan de verbruikers. Bovendien zou het vastleggen van een eenheidsprijs een gevaarlijk precedent vormen voor produkten die als cultureel (v.b. video, platen,...) of zelfs als niet-cultureel worden bestempeld. Kortom, een wettelijk stelsel van vaste boekenprijzen zal geen verbetering brengen in de zorgwekkende toestand van de boekensector.
De argumenten die pleiten voor de invoering van een stelsel van eenheidsprijzen kunnen als volgt worden samengevat. Sommige warenhuisketens voeren uitsluitend concurrentie op het vlak van verkoopprijzen en verlenen kortingen van 20% en meer. Ze wensen niet te concurreren op het vlak van assortiment, kwaliteit en service, maar streven er enkel naar steeds gunstiger aankoopvoorwaarden te bedingen bij de uitgevers. Dit leidt weliswaar tot een tijdelijke prijsvermindering voor de consumenten, maar enkel voor titels die gemakkelijk verkopen. Voor minder rendabele werken is deze discounttechniek echter geenszins lonend: literaire en gespecialiseerde wetenschappelijke werken zullen bijvoorbeeld niet voorkomen in het aanbod van de warenhuizen. De prijsbewuste koper zal zich voor de aankoop van bestsellers dus tot de boekendiscount wenden, en enkel voor de aankoop van moeilijke boeken tot de klassieke boekhandelaar. Maar het gevolg daarvan is dat deze laatste het positieve effect van de interne subsidiëring verliest, zodat het aantal verkooppunten zal verminderen en het assortiment in de boekhandel zal verarmen. Minder interessante boeken dus, en op langere termijn minder degelijke boekhandels!
Ook in het produktieproces zal zich verschraling voordoen. Uitgevers zullen het risico niet meer willen nemen om moeilijke boeken te drukken of te verdelen. Een in 1980 in Nederland gehouden enquête toont aan dat bij volledige prijsconcurrentie slechts 5% van het totale titelaanbod 20% goedkoper zal worden, 15% zal geen prijswijziging ondergaan, 40% van de titels zal een prijsstijging van 60% ondergaan en 40% van het huidige titelbestand zal niet meer verschijnen. Vrije mededinging leidt dus tot een verarming van het assortiment voor het publiek.
Samenvattend kunnen we betogen dat prijsbinding een waarborg is voor
| |
| |
de pluriformiteit van het aanbod en voor de diversiteit van de produktie; dat het behoud van een breed en fijnmazig distributienet erdoor behouden blijft; dat auteurs van moeilijker werk de kans krijgen om uitgegeven te worden en dat de consument kan rekenen op de laagst mogelijke prijzen (wat het totale aanbod betreft) en op een maximale dienstverlening van de distributie.
Vanuit deze argumentatie zijn de meeste E.G.-landen overgegaan tot de invoering van een verplichte verkoopprijs. In Griekenland zijn de bepalingen terzake zelfs zo streng dat er geen enkele uitzondering wordt toegestaan. In Ierland, Italië en België bestaat geen wetgeving inzake prijsbindingen, maar collectieve overeenkomsten zijn toegestaan. In de overige E.G.-landen is de prijsbinding in principe wettelijk verboden, maar voor boeken zijn er meestal uitzonderingsbepalingen voorzien. In Groot-Brittannië bijvoorbeeld, legt de ‘Net Book Agreement’ voor boeken vaste prijzen op in afwijking op de algemeen geldende regels inzake mededinging. Ook de Duitse Bondsrepubliek, Denemarken en Nederland hebben voor boeken wettelijke afwijkingen op de concurrentieregels. In Frankrijk werd op 10 augustus 1981 een wet goedgekeurd (Loi Lang) die een verticale prijsbinding regelt. Vanaf het begin van deze eeuw heeft Frankrijk een prijsbindende regeling voor boeken. Die werd later omgebogen tot een ‘prix conseillé’, en in 1979 zelfs afgeschaft. Van 1979 tot 1981 ontstond wat in de annalen van de prijsbinding geboekstaafd zal worden als het tijdperk van de Franse boekenchaos. In dezelfde Parijse laan kon men verschillende prijzen noteren voor dezelfde titel, gaande van 30% beneden de aanvaardbare prijs tot 130% erboven. In Zweden, waar sinds 15 jaar geen prijsbinding meer bestaat, doet zich een nog onmogelijker situatie voor. De trieste Zweedse balans is de verdwijning van nagenoeg de helft van de gevestigde boekhandels en een verschraling van de produktie. Er blijven slechts zo'n slordige 30 florissante boekenclubs over, en de staat moet het literaire werk kunstmatig subsidiëren en overweegt ook de subsidiëring van boekhandels die willen doorwerken. De wet van 1981 heeft verhinderd dat ook Frankrijk die desastreuze weg zou volgen. Zij bepaalt dat elke uitgever of invoerder van boeken een
verkoopprijs aan de verbruiker moet vastleggen. De effectieve verkoopprijs van de boekhandelaar mag hoogstens 5% verschillen van de vastgestelde verkoopprijs, op enkele uitzonderingen na (verkoop aan scholen, bibliotheken, enz...). Boekverkopers mogen lagere verkoopprijzen toepassen voor boeken die voor meer dan twee jaar werden uitgegeven of ingevoerd. Als de invoer betrekking heeft op boeken die in Frankrijk uitgegeven zijn, moet de door de invoerder vastgestelde verkoopprijs ten minste gelijk zijn aan de door de uitgever vastgestelde prijs. Een be- | |
| |
paalde warenhuisketen vocht de Franse wet aan op basis van bepalingen uit het Europese Verdrag en werd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Maar voor we nader ingaan op de Europese narcolepsie inzake prijsbinding voor boeken, zullen we nog even stilstaan bij de eigenaardige Belgische situatie.
In België is het vaststellen van prijzen niet verboden, noch individueel, noch collectief. Prijsbepaling voor boeken binnen de landgrenzen bestaat in Vlaanderen sinds de oprichting van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekenwezen (V.B.V.B.) in 1929. Twintig jaar later werd een afspraak gemaakt met de Nederlandse beroepsvereniging (Vereniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels of V.B.B.B.) over het handelsverkeer in Nederlandstalige boeken tussen Nederland en Vlaanderen. Krachtens deze afspraak konden uitgaven in België respectievelijk in Nederland niet worden verkocht beneden de door de Nederlandse, respectievelijk Belgische uitgevers vastgestelde detailhandelsprijzen. Tegen deze afspraak werd eveneens door warenhuisketens beroep ingesteld bij de Europese Commissie en ook hier sprak het Hof van Justitie zich uit in hun voordeel.
Prijsafspraken tussen Nederland en België (dus prijsafspraken binnen hetzelfde Nederlandstalige taalgebied) zijn momenteel verboden. Het eigenaardige aan de Belgische boekenmarkt is echter dat ze zo afhankelijk is van de respectieve invoer van Nederlandstalige boeken uit Nederland en van Franstalige boeken uit Frankrijk; subsidiair zelfs van Duitstalige boeken in het Duitse taalgebied. Ongeveer 70% van het boekenaanbod in Vlaanderen komt uit Nederland en 80 à 85% van het Franstalige boekenaanbod wordt geïmporteerd uit Frankrijk. Omtrent de Duitse boekenimport zijn geen gegevens bekend, maar naar alle waarschijnlijkheid benadert het importpercentage daar het maximum.
Intern-nationaal ligt sedert enige jaren een ontwerp van wet betreffende de vaststelling van de boekenprijs klaar op het Kabinet van de Minister van Economische Zaken: het wetsontwerp Eyskens. Dit wetsontwerp regelt de invoering van een eenheidsprijs, maar bepaalt onzes inziens een te grote kortingsmogelijkheid (tot 10%) en benoemt teveel kortingsgegadigden om een waterdichte prijsbinding te installeren. Als gevolg van de huidige interpretatie van het E.E.G.-Verdrag door het Hof van Justitie was de voormalige Minister van Economische Zaken Eyskens echter geen voorstander meer van de wet en dacht hij binnen de herziening van de Wet op de Handelspraktijken aan een wijziging van de term verkoop met verlies. Op 10 december 1982 had de Raad voor het Verbruik, die door de Minister van Economische Zaken om advies was verzocht aangaande een aanvraag om
| |
| |
in ons land een wettelijk stelsel van eenheidsprijs in de boekensector in te voeren, met een heel nipte meerderheid ter zake een negatief advies verleend. De onduidelijke stellingname van de Gemeenschapsminister van Cultuur inzake de eenheidsprijs kan worden verklaard vanuit het ontbreken van een adviesorgaan. Om die reden kan worden gepleit voor een onmiddellijke herinrichting van de Commissie van het Boek. Dat ook voor de Taalunie ter zake een belangrijke rol is weggelegd zal hierna nog blijken.
De Europese ongevoeligheid omtrent de materie is hierboven reeds tweemaal gebleken. Op 17 januari 1984 deed het Hof van Justitie uitspraak in de zaak V.B.V.B. en V.B.B.B. (de Vlaamse en Nederlandse uitgeversverenigingen) tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen. De V.B.V.B. en de V.B.B.B. hadden - zoals gezegd - in 1949 een overeenkomst gesloten betreffende het handelsverkeer in Nederlandstalige boeken tussen Nederland en Vlaanderen. Uitgaven konden in België niet worden verkocht beneden de door de Nederlandse uitgevers vastgestelde detailhandelsprijzen, en vice versa. Beide verenigingen hebben een verzoek om ontheffing van art. 85 van het E.E.G.-Verdrag, dat prijsbinding voor gelijk welk produkt verbiedt, ingediend. De Commissie weigerde dit verzoek en het Hof van Justitie viel deze stelling bij. Door dit arrest verviel in Vlaanderen de basis van de prijsbinding, aangezien meer dan twee derden van het Nederlandstalige boekenaanbod uit Nederland wordt geïmporteerd.
In het arrest van 10 januari 1985 inzake de vaste boekenprijs werd de vraag gesteld naar de conformiteit van de (Franse) wet Lang met het E.E.G.-Verdrag. De warenhuisketen Leclercq stelde dat in Frankrijk het concurrentiebeginsel teniet werd gedaan door de wet van 10 augustus 1981. De E.G.-Commissie was van oordeel dat het uitvaardigen van een nationale wetgeving die verticale prijsbinding regelt, niet verboden is, als ze tenminste niet in strijd is met andere bepalingen van het Verdrag, meer specifiek met die die het vrije verkeer van goederen stipuleert. Het is dus m.a.w. voor een Franse invoerder (of uitgever) verboden om een vaste boekenprijs te bepalen voor een buitenlands werk, of omgekeerd. Het Hof veroordeelde echter wel import via zogenaamde U-bochtconstructies. Als nu duidelijk blijkt dat herinvoer wordt gedaan om de prijsbepaling te omzeilen, kan de invoerder een vaste verkoopprijs bepalen.
Uit deze twee arresten blijkt dat prijsbinding op nationaal vlak wordt getolereerd door de E.G.-Commissie. Op internationaal vlak is de situatie ingewikkelder: grensoverschrijdende afspraken tussen E.G.-lidstaten zijn verboden, maar soortgelijke overeenkomsten met andere dan E.G.-lidstaten vallen niet onder de jurisdictie van het Hof en zijn bijgevolg geoorloofd. Een vrij dubbelzinnige situatie, dunkt mij. De Vlaamse en Neder- | |
| |
landse uitgeversverenigingen hebben dus hun prijzenovereenkomst moeten aanpassen. Ook de Franse regering wijzigde haar wet. Bij Decreet van 26 februari 1985 werd een onderscheid gemaakt tussen boekenimport uit E.G.-lidstaten en uit andere landen.
Sinds kort wordt bij de E.G.-Commissie evenwel een zekere bereidheid inzake prijsbinding waargenomen. De Ministers van Economische Zaken en Cultuur van de lidstaten werden uitgenodigd om hun advies te verlenen inzake twee mogelijke oplossingen voor de bepaling van de prijs van het boek. Ofwel prijsbepaling op het niveau van de detailhandel (onzes inziens de enige mogelijkheid om tot een valabel systeem van een vaste boekenprijs te komen), ofwel een bepaling van de verkoopprijs van het boek voor de uitgever. Ook aan alle Europese uitgeversverenigingen werd in oktober laatstleden advies gevraagd.
Bij de opening van de 49ste Boekenbeurs te Antwerpen (november 1986) deelde de woordvoerder van de toenmalige Gemeenschapsminister van Cultuur mee dat zelfs in een liberale markteconomie het boek moet worden beschermd. Prijsbinding op nationaal vlak kon volgens de kabinetsmedewerker in België het probleem niet oplossen. Op 27 november 1985 zag de E.G.-Commissie echter af van haar voornemen om een Europese reglementering van de boekenprijs vast te leggen. Op de vergadering van de Cultuurministers van de E.G. op 20 december 1986 is de problematiek eveneens ter sprake gekomen en werd het standpunt van de E.G.-Commissie bijgetreden.
De arresten van het Hof van Justitie en de houding van de E.G.-Commissie betekenen voor zowat alle Europese landen een gunstige ontwikkeling. Het licht werd namelijk op groen gezet voor een prijsgebonden boekenmarkt op nationaal vlak. Alleen België is hiermee niet erg gediend. Een Belgische wet betreffende de eenheidsprijs zou wel zeer welkom zijn, maar zou toch amper 30% van het Nederlandstalige en 20% van het Franstalige boekenaanbod kunnen reglementeren. Om die reden moet voor ons land een supra-nationale prijsbinding worden voorgestaan. België staat door zijn specifieke situatie model voor wat Europa wenst. Het streven naar een ‘espace européen du livre’ is noodzakelijk. Maar een Europees systeem dat rekening houdt met landgrenzen werkt voor ons land discriminerend. Op E.G.-vlak moet een regeling worden uitgewerkt die geen rekening houdt met landgrenzen maar met taalgebieden. Dit taalgebiedbeginsel werd door de E.G.-Commissie op 29 mei 1985 - zij het zeer voorzichtig - aangenomen. De verspreiding van boeken loopt grotendeels samen met taalgrenzen.
De verkommering van het boekbedrijf en de daarmee gepaard gaande cul- | |
| |
turele verpaupering kunnen nochtans op een eenvoudige manier worden verhinderd. Elk land zou zijn eigen uitgaven kunnen beschermen door een wettelijk stelsel van verticale prijsbinding tot stand te brengen, zodat uitgevers voor hun uitgaven vaste prijzen zouden kunnen bepalen. In tweede instantie zou die prijsbinding binnen de Europese Gemeenschap kunnen worden doorgetrokken op de boekenimport vanuit andere lidstaten. De in het land van oorsprong vastgestelde prijs zou dan via een omrekeningssleutel door het land van bestemming kunnen worden bepaald. Zo'n omrekeningssleutel zou rekening moeten houden met valutawaarden, belastingsverschillen, e.d. Hierbij moet het taalgebiedbeginsel doorslaggevend zijn. Prijsbepaling bij interstaats boekenverkeer binnen hetzelfde taalgebied (cfr. de gelitigeerde afspraak tussen V.B.V.B. en V.B.B.B.) moet mogelijk zijn. De potentiële markt voor een boek wordt immers in hoge mate bepaald door de culturele context waaruit het voortkomt en de taal waarin het is geschreven. De markt voor een boek valt grotendeels samen met een taalgebied en taalgrenzen vallen nu eenmaal niet samen met landgrenzen.
Hopelijk wordt dit taalgebiedbeginsel uiteindelijk onderkend, zowel op nationaal als op Europees vlak. Hopelijk wordt in België aan de wet betreffende de vaststelling van de boekenprijs vlug rechtskracht verleend, bij voorkeur met een nuancering voor de kortingsmogelijkheid en de kortingsgegadigden. Hopelijk kan binnen de Taalunie spoedig een gemeenschappelijk beleid worden geprofileerd ten aanzien van de boekenprijs. Hopelijk kan het Comité van Ministers worden overtuigd van de dringende noodzaak van een eenheidsprijzenstelsel. Hopelijk kan binnen afzienbare tijd binnen de Europese Gemeenschappen een regeling uitgedokterd worden die niet met landgrenzen, maar met taalgrenzen rekening houdt.
Indien deze verticale prijsbinding niet wordt ingevoerd zal volgens de reeds geciteerde statistieken 40% van de boeken een prijsverhoging ondergaan van 60% en zal 40% niet meer verschijnen. Noch de romantische fictie (o.a. Ivanov's Roman, Kasteelroman, Bouquetreeks,...) noch de thrillers en detectives (o.a. Jerry Cotton, Griezelstory, Western-Wolf,...) noch de streekromans (à la Konsalik) zullen hierdoor worden getroffen. Populaire reisgidsen, kook- of plantenboeken, sport- en vrijetijdsuitgaven, strips of populariserende kunstboeken zullen evenmin bij de getroffenen behoren. Het gedoemde restant is de literatuur en het gespecialiseerde wetenschappelijke boek.
Het enige alternatief voor een nationale en Europese wettelijke regeling van de vaste boekenprijs is subsidiëring door de overheid. Om te verhinderen dat de boekenproduktie verschraalt en dat de boekhandels en uitgeverijen uit de markt worden geconcurreerd, zouden toelagen dan moeten wor- | |
| |
den verleend aan auteurs, boekhandels en uitgeverijen. Indien we de toelagen aan literaire auteurs (9,5 miljoen) als uitgangspunt nemen, zou een jaarlijkse subsidie van 256,5 miljoen voor de Vlaamse gemeenschap dan kunnen volstaan, als volgt verdeeld: 85,5 miljoen voor literaire en wetenschappelijke auteurs, 85,5 miljoen voor uitgevers die nog willen uitgeven en 85,5 miljoen voor boekhandelaars die hun beroep nog willen uitoefenen. Misschien is het onder die voorwaarden toch wel beter om een eenheidsprijs voor boeken te overwegen.
| |
Beknopte bibliografie
Arrest van het Hof van Justitie van de E.G. van 17 januari 1984: Mededingingsregels - vaste prijzen voor boeken. |
Arret de la cour de justice des C.E. du 10 janvier 1985: prix fixe du livre. |
J.-F. Belaud, Boekenprijzen: een Europese zorg, in Europa van Morgen, 27 februari 1985. |
Dagbladen: in binnen- en buitenlandse kranten verschijnen geregeld boekenprijsartikelen. Ik moge volstaan met de belangrijkste en recentste te citeren:
- | P. Messerlin, Les étranges effets de la loi Lang, in Le Monde, 23 januari 1985. |
- | J. Gattegno, Savoir lire les chiffres, in Le Monde, 30 januari 1985. |
- | J. Lindon, La loi Lang maintient la création, in Le Monde, 30 januari 1985. |
- | H. Suykerbuyk, Prijsbinding voor boeken, in Gazet van Antwerpen, 19 februari 1985. |
|
Groupe des éditeurs de livres de la C.E.E., Voorstel van Communautaire Richtlijn inzake prijzen van boeken in de landen-leden van de E.G., 13 mei 1985. |
F. Gotzen, Het bestemmingsrecht van de auteur, Brussel, 1975. |
M. Gotzen, Juridische aspecten van het internationaal zakenwezen, Antwerpen, z.d. |
Lot no 81-766 du 10 août 1981 relative au prix du livre, Journal officiel de la République Française, 11 augustus 1981. |
H. Marre, Sieben betriebswirtschaftliche Thesen zu: Preisbindung und Autoreninteresse, in Börsenblatt, 28 september 1984. |
Ontwerp van wet betreffende de vaststelling van de boekenprijs (Wetsontwerp Eyskens). |
Tijdingen: Nagenoeg elke aflevering van het veertiendaagse tijdschrift ‘Tijdingen’ van de V.B.V.B. bevat een bijdrage over de eenheidsprijs. |
Raad voor het Verbruik, Advies over het probleem van de boekenprijs, Brussel, 10 december 1982. |
|
|