Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 136(1991)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Paul Bogaert Trappen 1. De oude schakelaar, de korte treden van beton, de koelte ook, de geur die zo aan kelders eigen is. Meer nog de limonadefles die breekbaar is, de spin die niet beweegt maar groter is dan elders en de dief misschien onder de trap. Dat er geen leuning is het meest van al. Noem het voor mijn part behoedzaamheid. Wat doet mij zo behoedzaam zijn? [pagina 144] [p. 144] 2. Niet dat ze niks om handen heeft. Zij heeft gelijk te wachten op de begane grond. Niet dat ze iets verbergen wil. Parterre maakt niks verschil, neemt zij geen woorden in de mond, wacht zij even, houdt zij halt, groeit er haar op mijn tanden. [pagina 145] [p. 145] 3. Het valt me zwaar. Als ik naar boven ga, voel ik dat in mijn benen. Of ik gewapend ben. Steeds minder licht verdraag ik. Ik stink, vertraag. Ik ben van glas als ik naar boven ga. Wat ik mezelf ontstolen heb, de kelderlucht die ik verspreid, mijn zinnen op zijn minst, als ik aan vroeger denk, sleep ik dat met me mee. Vorige Volgende