Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 136
(1991)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 287]
| |
Bord, Regout MaastrichtOveral en steeds hetzelfde;
deze wereld uitgevlakt,
haar landschap weggewist;
de aarde als etensbord,
versteend, door mij bekrast;
gebeurtenissen gladgestreken,
geglazuurd, vanouds als nieuw;
gevolg zijn oorzaak achtervolgend
langs de rand verdwenen;
niet als komgrond
weggezakt en ingesloten.
Werp voor mij een heuvel op,
herinnering voor ieder
die in deze tekst ontregeld
raakt, ooit zoekend naar
de plaats, haar sphinx,
daar uitziend naar het raadsel
dat nooit komt; wellicht
er niet toe doet.
| |
[pagina 288]
| |
Oester, OostendeDe voorhang scheurt;
het zachtaardige daarachter
schuilgaand, toont zich,
biedt zich aan, probeert
mij zich meevoelend
van haar lijf te houden,
zich meegaand verzettend;
afgezonderd in haar holte,
in gedachten bij haar parel
welke niet geweest
is noch er ooit zal komen.
Zulk een worsteling is goddelijk
want beider vlees is zwak
terwijl de werkelijkheid
zich buiten hard maakt.
Daar is het te laat
het lood te werpen
als het schip stuit.
Roep derhalve nimmer oesters
eer ze echt aan land zijn.
| |
[pagina 289]
| |
Kersen, Ter KerspelHoe de keuze uitvalt
die mij even inviel,
dat mijn vurehouten tafel
zich als tafelaar
de kerseboom herinnert,
deze wellicht voorstelt
nu diens vruchten dragend;
en ik mij de boomgaard
weer te binnen breng,
vervolgens mij de tak
voor ogen haal waaraan
ooit paarsgewijs de kersen
hangend die mijn oren
wilden tooien, daartoe met
een stok zo steelsgewijs
de vruchten af te werpen.
Tussen distels kan men
moeilijk kersen lezen zo
men nimmer eiken spaanders
hakt uit vurehout.
|
|