Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 136(1991)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 660] [p. 660] Erik van Ruysbeek Het innerste der leegte Mijn lichaam straalt wanneer, gegrepen door het wonder, in de grote straling het wordt opgenomen waar het, verrast, de bronnen van het stralen mede ziet ontluiken uit zichzelf. Mijn vlees is vuur het lichten van oorspronkelijke vlammen. boven de knisteringen van de afgrond de hitte van myriaden geboorten als een zachte brasero van de geest. Mijn geest is de aura van mijn aarde de pulp van mijn lichaam van vuur, als wij elkander vinden en ontbinden tot ons enig feest blijft puur het stralen over is de rots het hart van de zon is de zon het hart van de rots zijn hart en stralen plots het innerste der leegte. [pagina 661] [p. 661] © Dirk Huyghe. [pagina 662] [p. 662] Honderd zeeën Honderd zeeën, honderd vloeden, honderd muren van honderd vadem storten samen als honderd maal donder op mijn strand en honderdmaal mijn strand en alle stranden storten op tot de hoogste toppen van verplettering. Dit is het oorverdovend bronnen van het al dat alle kern verpulvert tot zijn uiteindelijke broederschap waarin uiteenspat en zich verenigt honderdmaal het grote rollen en verrollen van de oorsprong. Dit is wat fluistert in het murmelen van het water dit is wat zwijgt in het stilstaan van de avond wat trilt in de doorzonde stofjes van de lucht in het alomaanwezig broeden van de aarde en in het vuur dat eeuwig aangaat in onze diepste verten. Al wie zijn oren sluit, die kan het horen, al wie in eigen zee kan duiken wordt het geopenbaard en als hij aan een horizon een onweer speurt dan glimlacht hij naar binnen naar het volstrekt en onbespeurbaar schelpgeruis dat alle klank ontledigt en dat de wereld vult. [pagina 663] [p. 663] Vóór iets is Wakker in de diepste slaap levend in de diepste dood luisterend in het kernpunt van de kei bewust in de nacht van onbewustheid ziend in het binnenste der blindheid en bron nog vóór de bronnen sprong nog vóór het springen oorsprong nog vóór de sprong tijdloos alles nog vóór iets is. [pagina 664] [p. 664] De ene werkelijkheid Het is voorbij de wereld en zijn blauwe weelde zij zijn voorbij. Ik kan nu rusten in het eeuwig worden en vredig worden in het eeuwig zijn ik kan beweging zijn zonder bewegen en hoge rust onder bewogenheid wat in mij leeft kan ik weer overstijgen en het in mij weer laten bron en voeding zijn vreugd en pijn zijn aan een voller veld ontsproten leven en dood zijn in een ruimer zijn verzoend. Ontelbaar glanst het ene wat wordt omvat is zelf omvatter wat wordt gezien is zelf visioen hier schept de zoon de vader en waar mezelf ik was en buiten mij het andere is 't andere nu mezelf en ben ikzelf oogopen deemsterend in oneindigheid. Zo keert terug de wereld en zijn blauwe weelde in d'ene werkelijkheid waarnaast geen tweede is. [pagina 665] [p. 665] Portret van Erik van Ruysbeek door Anne van Herreweghen. [pagina 666] [p. 666] Licht en duister Ach nacht ach licht hoe kan ik u nog onderscheiden, of donker of blank of woestenij of zaligheid gij blinkt met dezelfde grondeloze spiegelingen. Duister of helder uw trillingen zijn eenzelfde trilling of gij mij nietigt of ver-alt of gij mij broeden doet of in uw vrede opneemt gij maakt mij u gelijk in eenzelfde brij van sterren in eenzelfde zee voorbij de ruimte in eenzelfde zalige verlorenheid gedragen vanuit het bodemloze van de oorsprong waarin de rust en de beweging elkanders spiegelbeeld. Punt zonder ruimte waarin het al verdwijnt tijdloze afgrond waarin het lichaam duistert en wijzeloos het duister tot in zijn korrels licht. Vorige Volgende