Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138

(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 240]
[p. 240]

Jef Ector
Requiem voor Pasolini

Toen de drieënvijftigjarige Pasolini in de nacht van 1 op 2 november 1975 bij het strand van Ostia door de zeventienjarige Pino Pelosi omgebracht werd, veroorzaakte zijn dood in Italië al evenveel deining als zijn leven en werk. De Amerikaanse advocaat Barth David Schwartz las op zijn kantoor een vierregelig krantebericht over die moord. Hij had ooit drie films van Pasolini gezien en nog niets van hem gelezen, maar omdat hijzelf homoseksueel was, begon hij zich sterk voor het geval Pasolini te interesseren. Hij zag zijn leven als een film: de homoseksuele intellectueel en zijn strijd tegen de corruptie van zijn land. Toen Schwartz niemand vond om zijn filmplannen te realiseren, begon hij een biografie te schrijven. Het resultaat van zijn werk werd Pasolini Requiem,Ga naar margenoot+ een boek van meer dan achthonderd bladzijden, waarvan de Nederlandse vertaling nog voor het Engelstalige origineel verscheen.Ga naar voetnoot1

Het requiem van Schwartz

In de eerste hoofdstukken geeft Schwartz een uitvoerig verslag over de gewelddadige dood van Pasolini, die ‘elke avond zijn portie seks ging halen bij jonge boefjes op zoek naar geld’ en vooral na het huwelijk van zijn vriend Ninetto daarvoor de meest beruchte plaatsen opzocht. Hij begint zijn reconstructie in het restaurant waar Pasolini op 1 november 's avonds samen met het gezin van de acteur G. Davoli (Ninetto) ging eten. Voor deze reconstructie beschikte hij over veel details uit getuigenissen van de moordenaar zelf. Ook geeft hij heel wat hypothesen van Pasolini's vrienden of medewerkers en van kranten. Via artikels uit de gezaghebbende Corriere della sera belicht hij Pasolini als

[pagina 241]
[p. 241]


illustratie
Pasolini, oktober 1975.
Uit: Pasolini Requiem.


[pagina 242]
[p. 242]

acteur, cineast en mens. Maar uit dezelfde krant citeert hij ook: ‘Dan, even na enen - daar doorsnijdt een snerpende kreet de lucht, gevolgd door nog een en daarna nog een. Het is gegil dat niets menselijks heeft - gegil van een gewond beest dat uit elkaar wordt gereten. Het zakt weg en begint opnieuw, nog hoger. Pier Pasolini's moeder weet het nu.’ (p. 81) Het vonnis komt pas in de laatste twintig bladzijden ter sprake. Ze geven de auteur de gelegenheid om, zoals in een muzikaal Requiem ‘het beginthema snel te herhalen en de cirkel te sluiten.’ De jury was van oordeel dat de moord geen zelfverdediging was en dat de moordenaar niet alleen gehandeld had, maar het hof van beroep achtte dit laatste element onvoldoende bewezen.Ga naar voetnoot2 Volgens velen was Pasolini het slachtoffer van een samenzwering van de fascisten en het trage en slordige politiewerk waarop de auteur wijst, zou dat kunnen bevestigen. Toch neemt Schwartz geen standpunt in: ‘Ik vertel heel wat zaken in het boek die ik heb van horen zeggen. Al die hypothesen die op en naast de processen naar voren zijn geschoven. Maar ik kom zelf niet met een theorie, omdat ik die niet kan bewijzen. Het boek wil open blijven. Ik wil niets toedekken of slim op de vlakte blijven. We zullen nooit weten hoe Pasolini vermoord is.’ Dat de dader niet zomaar uit wettige zelfverdediging handelde, is ook gesuggereerd door de lijst misdaden waaraan hij zich na zijn vrijlating schuldig maakte.

 

‘Ik ben erg vroeg geweest in de ontwikkeling van mijn individualiteit, van mijn diversiteit; het overkwam me niet dat ik het, net als Gide, op een dag uitriep: “Ik ben anders dan de anderen”; ik heb het altijd geweten,’ getuigt Pasolini. (p. 220) Heel zijn leven streed hij voor tolerantie en vrije meningsuiting. In 1949 was zijn homoseksueel gedrag aanleiding tot een publiek schandaal en een proces. Daardoor verloor hij zijn betrekking van leraar in een middelbare school en zijn functies in de communistische partij. Samen met zijn moeder vluchtte hij naar Rome, waar hij weer ‘overal seks ontdekte.’ (p. 268) Na de publikatie van zijn boek Ragazzi di vita (Jongens van het leven) werd hij aangeklaagd wegens aantasting van de openbare zeden, maar nadien vrijgesproken. Zijn volgende roman Una vita violenta (Een meedogenloos bestaan) was weer een soort schelmenroman over jongens uit de achterbuurt, maar nu paste hij op verzoek van zijn uitgever zelfcensuur toe.

[pagina 243]
[p. 243]


illustratie
Het lijk van Pasolini op de ochtend van 2 november 1975.
Uit: Pasolini Requiem.


[pagina 244]
[p. 244]

Het is niet verwonderlijk dat een aanzienlijk deel van de biografie aan processen, aanklachten en verdedigingen besteed is: in een periode van twintig jaar werden drieëndertig processen tegen Pasolini's literair werk en zijn films aangespannen. Een hoogtepunt vormde hierbij de filmtrilogie Decameron, I racconti di Canterbury en Il fiore delle Mille e una notte. De auteur noemde ze ‘antipornografisch’, omdat hij wou tonen ‘hoe de erotiek een warme levenschenkende kracht voor de mensen was, voordat het in een handelsprodukt van onze tijd veranderde.’ (p. 22) Niet iedereen dacht er zo over: in verband met Decameron gebruikte een aanklacht de adjectieven ‘indecent, obsceen, pornografisch en dus absoluut niet kunstzinnig, aanstootgevend voor fatsoenlijke personen en serieuze mensen, buitengewoon gevaarlijk voor de jeugd die toch al te verdorven is, en eveneens voor volwassenen.’ (p. 657) Het proces van zijn op de Sade gebaseerde film Salo heeft hij niet meer meegemaakt. In zijn relaas van de feiten laat Schwartz zijn sympathie voor Pasolini doorschemeren, hoewel hij toch niet van subjectiviteit beschuldigd kan worden. Pasolini's gedrag viel zeker niet goed te praten, maar tegen de censuur van zijn werk hebben ook vooraanstaande schrijvers zich verzet. Hij bleek dikwijls het slachtoffer van een heksenjacht: zijn filmfragment La ricotta werd door de politie in beslag genomen en ‘een belediging van de godsdienst van de staat’ genoemd, hoewel de pauselijke universiteit het ‘niet godslasterlijk’ en zelfs de Vaticaanse censuurcommissie het ‘niet ontoelaatbaar voor iedereen’ vond. (p. 477)

 

Schwartz schenkt veel aandacht aan de politieke en culturele achtergronden in Italië, waarmee Pasolini's leven nauw verbonden was. Hij heeft het herhaaldelijk over het fascisme, dat zo goed bij het karakter van Pasolini's vader paste, en over het communisme. Nog belangrijker zijn de oedipale verhoudingen in het gezin Pasolini. Op driejarige leeftijd kwam Pier Paolo in conflict met zijn autoritaire vader, die door status en uniform geobsedeerd was. Zijn vrouw, die eigenlijk nooit op hem verliefd geweest was, zocht een vervanger in haar gevoelige en poëtische zoon. Ze besloten hun leven altijd samen door te brengen en sloten zo hun man en vader uit. (p. 123-125) De film Edipo re was trouwens als een ‘metaforische en daarom gemythologiseerde autobiografie’ bedoeld.Ga naar voetnoot3

Dikwijls geeft Schwartz interessante informatie over Pasolini's kennissenkring, zoals bijvoorbeeld over Maria Callas. De

[pagina 245]
[p. 245]


illustratie



illustratie
Chi non ha sognato di amare la propria madre?
Uit: Edipo Re


[pagina 246]
[p. 246]

cineast gaf deze beroemde sopraan de titelrol in zijn film Medea, niet om haar stem of haar bekendheid, maar omdat haar leven wat op dat van Medea, die tien jaar in Corinthe verbleef, leek: ‘Callas komt uit een boerenwereld, Grieks, antiek, en kreeg toen een bourgeoisvorming. Zo heb ik in zekere zin in haar personage proberen te concentreren wat zijzelf is, in haar totale complexiteit.’ (p. 631) De auteur neemt zelfs een stukje satirisch cabaret op, dat de draak steekt met deze samenwerking van ‘het wonderlijkste liefdespaar van het jaar, de diva die de bons had gekregen van Onassis,’ (die pas met Jacqeline Kennedy getrouwd was) ‘en de beruchte homoseksuele regisseur, van wie iedereen wist dat hij verliefd was op Ninetto.’ (p. 640-641) En dan zijn er nog een massa soms overbodige, maar toch interessante uitweidingen, zoals de beschrijving van het Amerikaans bombardement in 1943 van het stadje waar Pasolini op 1 november 1975 zijn laatste maal gebruikte (p. 26) of die van het antieke Rome in de omgeving waar zijn lijk op 5 november opgebaard lag. (p. 98-99)

 

Schwartz heeft de complexe persoonlijkheid van Pasolini en de al even complexe situatie van zijn land grondig, soms bijna overgedetailleerd, bestudeerd. Dat sommige passages minder duidelijk zijn, is misschien aan de vertaling te wijten, hoewel de vertalers af en toe een Italiaans woord overnemen om misverstanden te vermijden. En ook de enkele onnauwkeurigheden beletten niet dat Schwartz met zijn werk alle respect afdwingt. We geven hier nog enkele aanvullende beschouwingen over Pasolini's gewelddadige dood.

De koningsmoord

‘Alles is heilig: bomen, de zee, jongens. Gemeenschap daarmee is in feite communicatie met het goddelijke,’ schrijft Schwartz. (p. 546) Maar hij wijst er ook op dat Pasolini's houding tegenover de jongens erg evolueerde, omdat volgens hem de consumptiecultuur de ‘gewillige jongens’ in ‘monsterlijke schandknapen’ veranderd had. (p. 45) Pasolini zelf schrijft inderdaad: ‘Mijn gevoel is afwijzend... Uiteindelijk, dat wil zeggen nu, aan het begin van 1975, is mijn gevoel - ik herhaal het - afwijzend... meer dan een afwijzing is het eigenlijk een “niet meer houden van...”’ (p. 46) In verband met de omstandigheden van zijn dood zeggen sommigen dat Pasolini ‘alleen maar bevrediging vond als hij werd geslagen, en dat hij bereid was te doen wat maar nodig was om zijn jongens kwaad te krijgen,’ maar anderen menen ‘dat hij niet tot geweld in staat was.’ (p. 63-64) Volgens Schwartz had de jury, die ‘onmogelijk een motief kon vaststellen voor het misdrijf’ misschien een ver-

[pagina 247]
[p. 247]


illustratie
‘Polibo è mio padre e Merope è mia madre...’
Uit: Edipo Re.


[pagina 248]
[p. 248]

klaring kunnen vinden in Pasolini's korte verhaal over Brahin, een Arabische jongen die na het bezoek aan een prostituée eraan denkt haar te vermoorden. (p. 751) Als er los van een samenzwering en los van het sado-masochisme van het slachtoffer nog een verklaring moet gezocht worden voor de moord, dan zouden we ons echter liever door zijn toneelstuk Affabulazione laten leiden.

 

Toen Pasolini in 1966 van een maagzweer herstelde, schreef hij zes toneelstukken, waartoe Porcile, Pilade en AffabulazioneGa naar voetnoot4 behoorden. Deze werken zijn sterk autobiografisch: ‘Ik pakte gewoon een pen en het eerste dat ik schreef, waren deze toneelstukken in verzen. (...) Eigenlijk heb ik nooit met zoveel gemak geschreven... niets is ooit zo leuk geweest.’ (p. 562) Affabulazione behandelt de haat-liefderelatie tussen een vader en een zoon. Pasolini had zich tijdens zijn ziekte voor het eerst oud gevoeld (p. 564) en door het schrijven van dit stuk kwam hij tot het besef dat zijn ‘erotische en emotionele leven voor een groot deel niet stoelde op haat jegens zijn vader, maar op liefde voor hem.’ (p. 368)

De vader uit Affabulazione voelt dat zijn vaderrol afbrokkelt en dat hij weer een kind wordt:

 
En nu ik me niet goed voel, nu ik een
 
verstoten vader ben - geen vader meer, maar
 
als het ware een zoon, iemand die zwak is,
 
die niet meer werkt en vecht (...) (p. 24)
 
 
 
Heb je me dan gezien? Hoe ik een kind ben,
 
een kind dat ziek is en beter wil worden? (p. 49)

Na een droom wordt hij gefascineerd en geobsedeerd door de schoonheid en de seksuele rijpheid van zijn zoon. Hij begint hem als een vader te beschouwen. Ook in Theorema lezen we in verband met de relatie tussen de vader en de (hier zoon genoemde) gast: ‘Zodat achter het jeugdige afwezige, gulle masker van de zoon een vruchtbare, gelukkige vader schuilgaat terwijl achter het getekende, bezorgde, zuinige en autoritaire masker van de vader een teleurstellende, angstige zoon schuilgaat.’Ga naar voetnoot5 In Affabulazione spreekt hij van de ‘vaderfallus’ van zijn zoon (p. 52) en hij dringt openlijk bij hem aan op seksueel contact:

 
Dus zo, gezien je jeugd vol zaad en zin
 
in het bevruchten
 
ben jij de vader
 
en ik ben het kind. (p. 55)
[pagina 249]
[p. 249]
 
Zo sta ik, schuchter opziend naar je jeugd
 
en impotent vraag ik naar je kracht.
 
Schuchter opziende naar je jeugd waar die het volste
 
jeugd is: in het angstaanjagende blond
 
en in dit onderlijf.
 
Een vader wenst dit doorgaans van zijn zoon
 
niet te kennen, en daarom haat hij hem.
 
Ik daarentegen, ik heb je daarom lief,
 
ik, een ontaarde vader.
 
Wees geduldig met mij als met een kind. (p. 56)
 
 
 
Wat blijkt? De situatie is gekanteld
 
en daarmee zijn de rollen omgekeerd,
 
van tonen en van zien, geven en nemen,
 
en van bezitten en bezeten zijn (p. 57)
 
 
 
Vermoord het dan, vermoord het kleine kind
 
dat jouw roede wil zien! (p. 58)

Het laatste citaat spreekt de vader uit terwijl hij zijn zoon een mes toewerpt. Hetzelfde doodsverlangen is af te leiden uit de woorden die Sophocles in een droom tot hem richt:

 
Zou je soms op toneel niet
 
verstaan als Herakles tegen zijn zoon zegt
 
hem met zijn vrienden bergopwaarts te dragen en
 
hem daar in brand te steken met zijn jongenshanden?
 
Onzin: dat zou je hoe dan ook verstaan. (p. 65)

Het klinkt dan ook geloofwaardig wanneer hij na de moord op zijn zoon zegt:

 
Kortom, ik wou mijn zoon
 
absoluut niet vermoorden:
 
mijn wil was dat hij mij vermoorden zou. (p. 99)

We mogen aannemen dat Pasolini in deze vader zichzelf geprojecteerd heeft. In zijn poëzie noemde hij in alle geval zijn jongens wel eens zonen. (p. 45) En het obsessioneel seksueel verlangen naar zijn zoon, die hij nu als zijn vader beschouwt, is ook sterk autobiografisch: Pasolini heeft erop gewezen dat, in tegenstelling met de allesomvattende genegenheid tot zijn moeder, de liefde voor zijn vader haast uitsluitend op het seksuele gericht wasGa naar voetnoot6 en dat hij nooit gedroomd heeft dat hij met zijn moeder naar bed ging, maar wel dat hij met zijn vader en misschien ook met zijn broertje vrijde. (p. 586)

 

De inhoud van Affabulazione wijst op de mogelijkheid dat Pasolini, zelfs zonder sado-masochistische motieven, zijn moordenaar geprovoceerd heeft om door hem vermoord te worden. Oriana

[pagina 250]
[p. 250]

Fallaci, de bekende journaliste die Pasolini goed kende, schrijft dat hij wou omkomen zoals de vader uit Affabulazione wenste te sterven: ‘En jou kwets ik niet als ik zeg dat niet die knaap van zeventien je vermoord heeft, maar dat jij hem hebt gebruikt, jij, om zelfmoord te plegen. En ik verwond je niet als ik zeg hoe ik altijd heb geweten dat jij de dood aanriep zoals anderen God aanroepen, dat je hunkerde naar de moord op je zoals anderen hunkeren naar het Paradijs.’Ga naar voetnoot7

margenoot+
Barth David Schwartz, Pasolini Requiem. Een biografie. Meulenhoff, Amsterdam, 1992, vertaald door K. van Eerd, P. Moody, R. van der Veer en H. Visserman.
voetnoot1
De gegevens uit de inleiding komen uit gesprekken met de auteur in NRC-Handelsblad van 29 mei 1992 en De Standaard van 25 juli 1992. In de volgende alinea is nog uit dezelfde kranteartikels geciteerd.

voetnoot2
Zo meldt Schwartz het in zijn relaas van de juridische afwikkeling van de moord. (p. 774) Maar eerder heeft hij geschreven: ‘Het eerste van ettelijke hoven van beroep in de zaak van Pasolini besliste in zijn vonnis van 4 december 1976 - naderhand vernietigd - dat Pino Pelosi niet alleen had gehandeld.’ (p. 750) Ook op pagina 774 gaat het over een uitspraak door het hof van beroep op 4 december 1976!
voetnoot3
Deel van een uitvoeriger tekst geciteerd op pagina 578. Schwartz geeft verkeerdelijk als bronvermelding: Pasolini, Edipo re (Garzanti, 1967), Inleiding pagina 13. De geciteerde tekst komt echter uit O. Stack, Pasolini on Pasolini. Londen, 1969, p. 120.

voetnoot4
Affabulazione verscheen in 1986 in Nederlandse vertaling onder de titel De koningsmoord in De koningsmoord & Orgie. Meulenhoff, Amsterdam, 1986. De citaten komen uit deze editie.
voetnoot5
Pasolini, Theorema. Bruna, Utrecht, 1976, p. 69.
voetnoot6
J. Duflot, Entretiens avec Pier Paolo Pasolini. Parijs, 1970, p. 12.
voetnoot7
Oriana Fallaci, Brief aan Pier Paolo. Rome, november 1975, vertaald door D. Verspoor.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken