Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138 (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 138

(1993)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 740]
[p. 740]

Paul van Hool
Anne Minerva

24 december. 's Avonds stapt Anne Minerva door het deurgat naar buiten in de Ebingsstraat. Ze leeft aan het eind van de tijden waarin ruimte en afstand nog natuurkrachten, te trotseren fenomenen zijn. Alles paard en stoomtrein. Zij stapt in de late negentiende eeuw de Ebingsstraat in. Paarden, aards door hun honger naar haver en het spoor in de aarde geklonken.

 

Anne Minerva haakt het gekromde gulden pinnetje van haar oorbel door het gaatje van haar linkeroor. Een brutale man heeft haar drie dagen geleden in de steeg waar ze woont, op enkele meters van haar deur hardhandig aangepakt en heeft haar willen kussen, terwijl zij hem niet eens kende. Hij grijpt in haar haren en trekt haar hoofd achterover, kust haar in haar opengebogen hals. Door zich uit zijn greep te bevrijden, verloor ze de oorbel die in haar rechteroor zat en het gaatje in haar lel scheurde uit tot net boven de onderste rand van haar oor. Ze heeft daar om gehuild, zonder een rimpel in haar gezicht. De tranen leken haar om de ogen gegooid, niet in parels, maar grote natte plekken. Ze heeft zich in de spiegel bekeken. Geen oorbellen meer.

 

Ze heeft haar versleten bottines met grote zorg aangetrokken en dicht geveterd. Stappen is het enige wat ze kan doen om daar te geraken waar ze wil zijn. Ze stapt de hele Ebingsstraat uit. Ze denkt over haar oren, haar stappen. In haar bottines is het even donker als buiten. Haar voeten zijn nog warm en droog, terwijl het versleten leder van de schoenen zichtbaar natter wordt. Aan het eind van de Ebingsstraat verlichten de lantaarns van het bibliotheekgebouw de hobbelige straat, die glimt en zweet en zelden zo proper schijnt.

 

Hier ontmoette zij Sigi voor het eerst. Voortvarend, pathetisch en onbezonnen en bij wijlen grotesk plantte hij hier ongerijpte ideeën

[pagina 741]
[p. 741]

naast haar neer. Over zijn ervaringen met geschenken, het inrichten van kamers, badkamers, bergwandelen, kinderen, alsof hij na zesentwintig jaar leven de bewegingsmechaniek van de sterren uit zijn eigen lijf wil persen. Sigi wordt nooit oud, zal sterven als een jonge jongen met alle dromen nog op het puntje van zijn tong. Sigi jaagt tijgers over een slap touw, door de vuurkring van een hoepel, weer het woud in. Hij wil alle dingen intomen, dresseren, temmen, onbezonnen kracht ontnemen en ze daarna afstoten, op zichzelf terugwerpen, weer aarden. Hij wil tijgers, wild van het vuur uit zijn hand, tijgers met een palmares. De sprong door de hoepel is hun geboorte, hun wedergeboorte. Sigmund is onstuimig. Alleen hij onthoudt het brandmerk van zijn dingen, en telkens weer moet hij het daarom overdoen. Sinds de dag dat zij hem leerde kennen, hield hij niet op de dingen voor haar herhaaldelijk, op zijn typische manier, door zijn vuurhoepel te jagen.

 

Ze wil zich niet laten vastleggen. Gaten in je oren zijn als ogen waardoor een draad kan. Een mens heeft van nature geen gesloten ringen, ogen, openingen in zijn vlees, waardoor een keten kan, een touw of een haak. Ze wil zich niet laten vastleggen. Sigi, ze wil Sigmund zien. Ze voelt haar tenen zacht samenzitten in de donkere sokken in haar dichte schoenen.

 

Mocht Sigmund dit horen, mocht Sigmund dit weten. Hij kan altijd het verst denken. Hij wil niet het gelijk halen dat heerschappij met zich meebrengt, maar hij weet een uitweg, altijd. Zij weet nu, nu. Ze is Sigmunds opmerking voor, nu, alsof ze voor hem in de toekomst was, alsof ze hem voorbijstak, voorbij de eerste linie, de frontlinie van zijn gedachten. Een mens kan je wel vastleggen. Een mens kan je vastleggen met een lange ketting. Twee spijsverteringsopeningen met een lang kanaal daartussen. Lippen, mond, keel, slokdarm, maag, darmen, aars en weer buiten. Een lange ketting en rond een paal. Zij heeft het koud en zij denkt dit nu. Is het mogelijk? Kan dit gebeuren?

 

Ze staat voor de poort van het zoölogisch instituut. Sigi is bezig de gonadische structuur van de aal te onderzoeken. Niemand heeft ooit een geslachtsrijpe mannelijke aal gevonden. Sedert de dagen van Aristoteles is dit een raadsel gebleven. ‘Niemand heeft ooit de testes van de aal gezien, ondanks de talloze pogingen door de eeuwen heen.’ De moeilijkheid houdt verband met hun merkwaardige trek net voor de paartijd. In 1874 heeft Syrski een klein kwabachtig orgaan beschreven en de mening uitgesproken dat dit als de gezochte testes moet worden beschouwd. Deze uitspraak dient gecontroleerd, empirisch gestaafd te worden en deze

[pagina 742]
[p. 742]

taak onderneemt Sigmund. Op de eerste verdieping brandt zijn leeslamp. Vier dagen liet hij niets van zich horen. Vorig jaar heeft hij voor de inschrijving op de lijst van onderzoekers van het zoölogisch instituut zijn voornaam Sigismund, die op zijn geboortebewijs staat, veranderd in ‘Sigmund’, omdat hij zoveel essen niet kan verdragen.

 

In de grote hal van het zoölogisch instituut staat een grote bak met levende rivierkreeften. Met puilende ogen kijkt Anne Minerva de beesten aan. Waarom denkt Sigmund nooit aan lekkers? 24 december en Sigmund denkt niet aan lekkers. Zij grijpt, zonder haar mouw op te stropen, in lange, woeste halen naar de zich reppende kreeften en stopt er zonder aarzelen twee van in haar handtas. Uit de sluiting van de handtas priemen nu een voelspriet en drie poten en Anne Minerva haast zich vluchtend de trap op naar de eerste verdieping. Op het eind van de gang is het lokaal waar Sigi werkt, met onveranderlijke lichtlijnen rond de toegangsdeur. Zij stapt op de tippen van haar bottines. Haar voeten zijn nog steeds droog en ze vindt het leuk om op de tippen in het donker met haar donkere voeten te stappen door de gang van het zoölogisch instituut naar de met licht omlijnde deur.

 

Sigi zal dit niet begrijpen. Een gescheurde oorlel, spijsverteringsopeningen, gezellige voeten, een natte mouw, twee kreeften in haar handtas, een aanval van een man, de tranen in de spiegel. Zij is op de frontlinie. Sigmund liet zich vier dagen niet meer zien. Sigmund kan geen uitweg meer vinden achter de deur. Achter de deur is hij onzichtbaar. Zij is op de gang. Ze voelt de druk op haar tenen. Die wilde man die haar oor scheurde, hij was bij haar voor zij het wist, voor Sigmund het wist. Sigmund brengt geen kreeften mee, weet geen raad met kreeften, kan zich geen kreeften in een handtas inbeelden, kent niet het beeld van kreeften in haar handen, van warme voeten samen in donkere bottines, van het afzweren van oorbellen, van de hysterische drift van kreeften op de vlucht, van lichtlijnen om zijn deur, van een mouw in een aquarium, van de warmte, de koelte van haar arm, haar lichaam, van haar brutaal opengebogen hals, van begerige lippen, van stappen op de gang, van een ketting door een darm.

 

Anne Minerva blijft immobiel, recht en onverbiddelijk. Ze profiteert van het feit dat Sigmund achter de deur afwezig is om rondom de lichtspleten rond de deur te bekijken zonder de minste sympathie. Ze getuigt ook niet van nieuwsgierigheid. Sigismund interesseert haar niet. Hij is een sukkel. Ze neemt een wantrouwende houding aan tegenover de strepen licht en bekijkt de don-

[pagina 743]
[p. 743]

kere deuren en banken op de gang alsof ze de intentie heeft te controleren of de klinken wel blinken en de meubels afgestoft zijn, hoewel zij slechts contouren ziet.

 

Anne Minerva is een vermoeiend libertijns vrouwentype, tegelijk irrationeel en passief. Sigi is opdringerig en denkt haar als zielsvriendin, maar neen, bij iedere hevige emotie valt zij in zwijm en een zusterziel verdrinkt zij in een stroom van genegenheid. Hij wil in dweperige sentimentaliteit wel meegaan, even geneigd tot tranen als zij. Hij wil net zo gemakkelijk bloot staan aan de lichtste beweging van het gemoed, slingerend tussen jubel en naamloos verdriet, schuw en gepassioneerd en onwetend, alles tegelijk. Hij wil daarbij ook verwerken, kneden, jagen, Titaan zijn.

 

Sigmund kijkt geconcentreerd naar de gladde bewegingen van de alen die hem nog resten in de grote glazen kom naast zijn werktafel, rechts. Dan legt hij het zoveelste stukje aal voor bekeken terzijde en kuist de slijmen van zijn microscoop en handen. Hij wil bewerken, smeden, Titaan zijn. Anne Minerva, die naar de glans van de klinken op de gang staart, niet. Niet meer. Even wilde ze zichzelf wringen in de rol van Gretchen, die voor haar held haar wereld, haar nieuwe wereld ontsluit, hem tot nog toe onbekend.

 

Ja, de klinken blinken en de meubels zijn geboend. Zij wil zo'n huis, waarin zij niets hoeft te verantwoorden. Verantwoorden is iets voor egoïsten die hun egoïsme willen vergoelijken. Zij wil leven op een witte boot op een poel op een open plek in het bos, waar Sigi zijn concentrisch middelpunt, het eindpunt van al zijn paden legt. Waar hij haar vertelt over de essentiële vervulling van zijn bestaan, terwijl zij zich de haren kamt en vlechten draait. Waar hij de moeilijke redenen inslikt, de scherpe kanten heimelijk omsmeedt van witgloeiend naar stomp.

 

Sigismund is hiertoe niet bereid en Anne Minerva wil hoopvol blijven. Wachten op een nieuwe held, met bloemen. Sigmund is te diep in zijn onderzoek, heeft niet gemerkt dat zij op de gang was en haar plaats weer verlaten heeft. Hij rijt een verse aal open. Anne Minerva gooit haar kreeften in kokend water.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken