Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 140(1995)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Cees Nooteboom Gedichten Zoveel soorten bestaan! Zoveel bevolking om te lijden en lachen in deze heuvels vol stenen! De vijgeboom staat gebogen in de richting van het zuiden, boven ons het zachte snurken van een vliegtuig. Mijn vriend wacht bij een struik met scherpe doornen. Hij kent het verhaal van zijn ondergang, we zien de glans van de zee tussen galappels en distels, een zeil in de verte. Alles slaapt. Geef mij een ander leven en ik wil het niet. Schelpen en krekels, mijn kelk is vol eeuwige middag. De stroom waaruit ik gisteren dronk had koel, helder water. Ik zag de laurierboom weerspiegeld, ik zag hoe de schaduw van de bladeren wegdreef over de bodem. Dit was alles wat ik wilde. Halbaloriefa. Mijn leeftijd hangt aan een draad. Zo ben ik de spin boven het pad. Die weeft zijn veelhoekige tijd tussen braambos en braambos, tot de wandelaar voorbijkomt op weg naar de haven, de wandelaar die slaat met zijn stok. [pagina 18] [p. 18] Latijn In een duister woud, zeker, en het midden al jaren voorbij, hoefde ik geen volkstaal meer uit te vinden. Niets wat ik had te zeggen kon daarin nog klinken, mijn woorden waren weer Latijn geworden, onleesbaar, gesloten. Dichter, klerk, geheime diaken van de kleinste gemeente, de afkerige sekte van verhulde beduiding, gewend naar zichzelf, een gnosis van gemaskerde zinnen in een steeds onherkenbaarder schrift. [pagina 19] [p. 19] Zo kon het zijn: iets smerigs verlangt iets vuils voor de ochtend, de geschilderde roos wil in het meesterwerk. Het kleine wil nog iets kleiners voor onderweg, het grote koopt in bij de reusachtige dingen. Je kunt je moeilijk verweren. Je ziet de vlinder, alweer een hand groter, je ziet hoe de bloemen de grond omwoelen, de worm als een slang. Dit is het gewicht dat barst uit de schaal. Daarin bestaan te hebben met de tijd als een haardos, als een god van kortstondig heelal. [pagina 20] [p. 20] Raadsel De krekel is de monnik van de vogel. Zijn moeder is de distel, zijn dochter een steentje. En ik? Ik bouw mijn nest in het zwaaiende zeewier en zwem in het raadsel naar binnen waar het koel is en geurt naar oneindige tijd. Vorige Volgende