| |
| |
| |
Joris Tulkens
Het woord is vlees geworden
Mijn hoofd isge broken endus hebik het opde kastge zet Hetmag niet volwawawa ter lopen anders roesthet vanbin nen Mijn bed ismijn living Dat moetals gever plicht zijt met uwbe nen te denken enik moet hard denken ommijn moemoemoedertaal aante leren Het woordis vleesge worden, maarde honden hebheb ben het opge geten zelfge zien Ermoet dusnieuw lichaamin nieuw vleeswor den omge zet Delhaizedeleeuw zorgt voorde levering Ikzal debe stelbon tekenen.
Zeer eerwaarde heer pastoor,
Bij dezen wil ik u hartelijk danken voor uw tussenkomst bij de heer Vandenbergh, directeur van het vleesverwerkingsbedrijf Carneco, Diestsesteenweg, 106, K. Ik kan u mededelen dat uw stappen geleid hebben tot de aanwerving in hoofde van mijn persoon, t.w. Albert Weemoedt, in de functie van bediende-boekhouder. Als jongste werknemer van het bedrijf beschouw ik dat als een erefunctie en een bewijs van groot vertrouwen in mijn persoon.
Naar ik vernomen heb, verliepen uw contacten met de heer Vandenbergh, directeur van het vleesverwerkingsbedrijf Carneco, Diestsesteenweg, 106, K., via een gemeenschappelijke kennis, nl. de heer Eugeen Smekens, provinciaal afgevaardigde en tevens voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Lionsclub. Wilt u dan ook zo vriendelijk zijn de heer Smekens mijn welgemeende dank over te maken.
Intussen, zeer eerwaarde heer pastoor, kan ik u verzekeren dat ik alles in het werk zal stellen om het in mij gestelde vertrouwen niet te beschamen.
Met de meeste hoogachting,
Albert Weemoedt
| |
| |
Liefste moeder,
Hier een briefje van uw zoon Albert om u te zeggen dat alles goed met hem is. Goed, dat wil zeggen, zo goed als het kan. Want het werk is zwaar. Niet moeilijk, maar wel veel. Veel te veel. Driehonderd bestelbons, elke dag van de week, dat loopt op als ge die van een heel jaar bijeentelt. Handtekening controleren, datum stempel erop zetten, bedrag en volgnummer invullen zowel op de daglijst als in het weekregister. En dan zijn er zoveel dingen waarvoor ge uw werk moet onderbreken, daar hebt ge geen gedacht van.
Dat begint al bij het binnenkomen van de bons. De meeste chauffeurs zijn daar heel stipt in, maar anderen verkreukelen hun bons of leggen ze ondersteboven op het pak of scheuren er stukken af, liefst het stuk waarop het volgnummer staat. En Albert moet dat dan allemaal in orde brengen. Om nog maar te zwijgen van de bons die niet getekend zijn. Gisteren nog gebeurd. Een grote bestelling varkensvlees, ergens in Antwerpen. Chauffeur binnen om halfvijf. Voilà, bestelbon niet getekend. Albert verwittigt de expeditiechef. Die schiet in een heilige koleire, geeft de chauffeur zijn huid vol en laat Albert uitzoeken hoe die bon binnen de week getekend kan worden. Want ge moet voorzichtig zijn, hé moederke, er zijn altijd klanten die durven zeggen dat ze niks ontvangen hebben. Maar als Albert dan geen chauffeur vindt die daar in de buurt komt, dan loopt het register achter, dan kan de facturatie niet voort, dan komt het geld niet binnen, enfin, dan loopt heel de fabriek in het honderd. Mijn verantwoordelijkheid, die handtekening (ge kunt zoiets niet aan het gewoon werkvolk overlaten). De chauffeur van gisteren heb ik na zijn uren terug naar Antwerpen gestuurd om zijn bestelling af te laten tekenen. Kunt ge u voorstellen hoe lelijk die deed? Wist Albert wel hoeveel zo'n rit naar Antwerpen kostte? Ging Albert de overuren betalen? Albert-ci en Albert-là. Maar vandaag was de bon getekend en kon het werk doorgaan. Zodus. Maar het is wel deprimerend, zo'n ruzie met een chauffeur.
Dat zijn zo van die problemen, moederke, als ge grote verantwoordelijkheden hebt. Maar dat is niet het ergste. Het ergste vind ik dat we hier allemaal in één grote zaal zitten. Eén grote markt met allemaal bureaus. Ik kan u verzekeren: dat geeft een verschrikkelijk lawaai. Iedereen is hier aan het telefoneren, het tikken, het babbelen, het perforeren, het nieten, het hoesten, het giechelen, ge kunt het u niet voorstellen. Vooral van dat giechelen heb ik last. Ik zit bijna altijd met mijn rug naar de zaal, omdat ik het loket in het oog moet houden waar de chauffeurs hun bons deponeren. Daardoor kan ik niet volgen wat er achter mijn rug gebeurt. Geregeld draai ik me om en dan zie ik altijd wat hoofden achter tikmachines verdwijnen. Vermoedelijk zijn dat hoofden van
| |
| |
collega's die met mij aan het lachen zijn, maar ge kunt dat zo moeilijk bewijzen.
Daarom werk ik na mijn uren al eens door. Dan is het kalm en dan kan ik mijn bons op mijn gemak afwerken. Want ge moet weten, moederke, als de bons binnen zijn, is het werk nog niet gedaan. Nee, ik moet ze allemaal nog bij het origineel voegen! Geen enkele bon mag naar de facturatie zonder zijn origineel, dat is de regel hier en ik vind het een goeie regel. Bestelbons in drievoud. Eén exemplaar 's morgens op mijn bureau, één bij de klant voor levering en één terug met de handtekening van de klant, bewijs van levering. Komt een bon niet terug, dan blijft het ongedekte origineel op mijn bureau liggen, tot ik de expeditiechef verwittig. Dan gaan de poppen aan het dansen. Maar verstaat ge nu, moederke, hoeveel werk het kost om dat allemaal bij te houden? En dan zwijg ik nog van de miserie die ik heb als een chauffeur het volgnummer van zijn bon heeft gescheurd. Dan moet ik soms driehonderd bons controleren voor ik het origineel terugvind.
Daarom werk ik na mijn uren al eens door, ik heb het al gezegd. Met het overwerk zelf zit ik niks in, maar het is dan wel stil in 't gebouw en dan hoor ik vanalles kraken en schuiven en zuchten. Ge zoudt ervan verschieten hoeveel lawaai zo'n leeg gebouw nog durft te maken. En af en toe begint er ergens een telefoon te rinkelen, wat ook redelijk akelig is. En ga ik naar huis, dan moet ik langs de binnenkoer passeren waar de waakhonden op mij afvliegen om aan mijn benen te snuffelen. Schrikkelijke beesten zijn dat, met drie koppen en rode ogen. Ze kennen mij al wel, maar ik ben er toch niet kloek aan. Mijn broekspijpen zijn altijd nat van de kwijl.
Maar genoeg geklaagd, moederke. Ik schrijf u eigenlijk om te zeggen dat ik zaterdag een uur later zal zijn. Ik moet nog iets kopen voor uw verjaardag en dus moet ik wachten tot 's morgens, als de winkels open zijn. Zo zal ik pas om halfeen aan het station zijn. Dus, goed begrepen, Albert moet om halfeen afgehaald worden!
Ik heb ook een bedankingsbrief aan de pastoor geschreven. Een heel deftige, al zeg ik het zelf. Ik heb een voorbeeld genomen uit het boekske van onze pa, ge weet wel Hoe schrijf ik een correcte brief? - en hier en daar wat aangepast.
Voor de rest alles goed, moederke? Doe de groeten aan onze pa en aan onze Peter. Zit die nog niet in zijn examens? Slimme gast, onze Peter. Maar Albert brengt het geld binnen, hé moeder!
Uw liefhebbende zoon, Albert
| |
| |
Liefste moederke,
Het is alweer een hele tijd geleden dat ge nog iets van uw Albert vernomen hebt. Om te beginnen moet ik u mededelen dat ik uw verjaardagsfeest heel gezellig vond. 't Was alleen schandalig dat onze Peter niet aan u heeft gedacht. Die studenten, dat leeft maar met zijn hoofd in de wolken. Het is nog teveel om eens een bloemeke te kopen. En na het feest direct terug naar Leuven, in plaats van het gezellig te maken. Goed dat er nog werkende mensen zijn om aan het leven van elke dag te denken.
Verder was ik ook heel content nog eens thuis te zijn. Hier in H. zit ik maar op mijn kamertje en heb ik niemand om iets tegen te zeggen. Niet dat het hier stil is, God, nee! Er is veel lawaai in deze blok. Boven uw hoofd kinderen die voetballen, onder uw voeten een piano. En lopend water! Altijd maar lopend water. Hiernaast woont een oude madame en als die afwast, laat ze haar kraan de hele tijd lopen, soms een half uur aan één stuk. Op den duur word ik daar hondszenuwachtig van. Wanneer gaat ze die kraan dichtdraaien, hamert het dan in mijn hoofd. Dikwijls word ik ook midden in de nacht wakker omdat ik stromend water hoor. Is dat nu een moment om een bad te nemen?
Dat ik voor alles zelf moet zorgen vind ik ook redelijk ambetant: brood halen, boter niet vergeten, wat toespijs, een liter melk, een pakje koffie, allemaal niet zo moeilijk, maar ge moet er maar aan denken, naast uw andere verantwoordelijkheden. Aan vlees moet ik gelukkig niet denken, dat kan ik op 't bedrijf krijgen. Ik zal volgend weekend eens een grote saucisse meebrengen. Alles wat ik nodig heb, koop ik in de Delhaize hier kortbij, dan moet ik geen vier winkels doen om mijn gerief te vinden. Al ben ik heel wantrouwig met die grootwarenhuizen. Op 't werk zeggen ze dat die moderne kassa's alles bijhouden wat ge koopt. En als ze dan zien dat ge iets te kort komt, dan verwittigen ze u dat ge moet komen kopen. Is dat niet overdreven, moeder?
Het tweede moet ik u vertellen dat ik misschien niet meer zolang alleen zal zijn. Ik heb iemand leren kennen. Ja, ge leest het goed, moederke, ik heb een meisje leren kennen. En ik geloof dat ze mij ook graag ziet. Maar ik zal u eerst vertellen hoe dat gekomen is. Ge weet al dat sommige chauffeurs hun bon niet laten aftekenen. Wel, nu was hier dat meisje, Carine heet ze, altijd heel vriendelijk tegen mij, maar verder een slordige poes. Carine doet de bestellingen in H. Kleine bestellingen, maar daar zijn ook bons van en die moeten ook getekend worden. Nu komt ze verleden vrijdag aan mijn loket en op een van haar bons staat geen handtekening. Ik schuif de bon terug. Ze kijkt ernaar en trekt een heel ongelukkig gezicht. Maar daar laat ik mij niet aan vangen, hé moe- | |
| |
der. Ik zeg haar dat ze terug naar de klant moet om die handtekening op te halen, want dat ik alles vóór het weekend af wil werken. Maar ik zeg er ook bij dat ik nog tot zeven uur blijf en dat ze zich dus niet moet haasten. Zegt zij dat ze zich wel moet haasten, want dat ze anders haar bus mist en dat ze dan bijna twee uur later thuis is. En terwijl ze dat zegt, begint ze voor mijn loket te snotteren. Ik kijk achterom, maar daar is gelukkig niemand meer, want 's vrijdags zijn ze hier al om vier uur weg. Ik bekijk de naam van de klant en ik bekijk Carine en zij maar snikken. De klant is Borremans, grote beenhouwerij, betaalt op tijd, iemand waar we nooit last mee hebben. En hij heeft een gemakkelijke handtekening. Wat doet Albert? Word nu niet kwaad, hé moeder, maar Albert zet de handtekening zelf! Dat wil zeggen, eerst tien keer geoefend - terwijl Carine maar staat te snotteren - en dan getekend. Goed getekend, al zeg ik het zelf. Mocht er ooit iets van komen, dan kan ik altijd volhouden dat de bon reglementair is, want de Borremans zal zijn eigen krabbel niet uit de nagemaakte herkennen. Carine in de wolken, natuurlijk. Ze kijkt me aan met een blik van
gij-durft-nogal, geeft een tikje op mijn arm en zegt dat ze het wel eens zal goedmaken, met een pint of zo.
Geef toe, moeder, zoiets zegt ge niet tegen de eerste de beste. Als ge zoiets zegt, dan is er méér aan de hand. En ze droeg geen trouwring, dat had ik al in de mot. Sinds die vrijdag is ze trouwens nog vriendelijker tegen mij geworden. Als ze tegenwoordig haar bons binnenbrengt, legt ze die altijd met een speciaal gebaar op de hoop en dan zie ik dat ze aan ons geheim denkt. En af en toe geeft ze mij een knipoogje, enfin, dat denk ik toch, want ze heeft iets aan haar ogen.
Natuurlijk is het veel te vroeg om van een verloving te spreken, maar ik heb toch de indruk dat dat niet lang meer zal duren. Ik voel me nu ook veel beter op het werk, zo met de steun van Carine. Het gegiechel achter mijn rug kan me niks meer schelen. Ik begrijp trouwens niet waar ze er de tijd voor halen. Ik ben de godganse dag bezig en ik krijg mijn werk nog niet gedaan. Ik heb geen tijd om iemand anders te koejoneren. Terwijl de anderen al om drie uur op hun horloge beginnen te kijken. Dat is een beetje de gewoonte tegenwoordig: als ge hard werkt, zijt ge een uitslover; doet ge niets, dan zijt ge bij de goeien. Ik werk me het hart uit het lijf en toch krijg ik voortdurend controle. Als het te erg wordt, trek ik naar de W.C., dat doen ze hier allemaal. Nee, nee, moeder, ik maak daar geen misbruik van. Ik blijf ten hoogste twee minuten achter. Terwijl er zijn die daar een hele sigaret oproken, vier, vijf minuten lang. Ik weet van iedereen hier precies hoeveel tijd ze over een sigaret doen. Ik kan dat gemakkelijk controleren, omdat ze allemaal langs mijn bureau moeten als ze gaan.
| |
| |
Maar sinds Carine en ik zo een beetje met elkaar optrekken, laat ik dat allemaal van mijn rug schuiven. Gisteren ben ik maar driemaal naar de W.C. geweest.
Tot ziens, moederke. Denk nu niet dat ik u niet meer graag zie, omdat ik Carine heb. Ik zal nooit iets doen wat gij niet graag hebt. En volgend weekend kom ik weer naar huis. Veertien dagen is toch een beetje te lang.
Uw liefhebbende zoon, Albert
Geachte juffrouw Schepers, beste Carine,
Bij dezen neem ik de pen ter hand om u te zeggen hoezeer ik uw vriendelijkheid bij het binnenbrengen van de bestelbons op prijs stel. Mochten alle chauffeurs mij met dezelfde beleefdheid behandelen, mijn werk zou een stuk aangenamer zijn.
De speciale aandacht waarmee ge uw bons op het stapeltje legt, sterkt mij in de overtuiging dat mijn persoon u niet geheel onverschillig laat. Ik ben dan ook zo vrij u uit te nodigen tot het bijwonen van een filmvoorstelling. Uur, dag en plaats van het gebeuren laat ik geheel aan u over, maar niet in het weekend, want dan ga ik naar mijn moeder. Ook voor de keuze van de film richt ik mij geheel naar uw wensen.
In de hoop, geachte juffrouw, beste Carine, dat ge u voor deze uitnodiging vrij kunt maken en dat deze brief het begin van een veelbelovende toekomst mag zijn, groet ik u met vriendelijke hoogachting.
Albert Weemoedt, uw collega achter het loket
Liefste moeder,
De kogel is door de kerk! Eergisteren heb ik naar Carine geschreven om haar voor een film uit te nodigen. Toen ze 's avonds haar bons binnenbracht, heb ik de brief ongemerkt in haar handen gestopt. Ze lachte even - ze kan schoon lachen - en stak hem toen vlug in haar handtas. Verstandig van haar, want als de chauffeurs zouden weten dat er iets is tussen ons, we zouden nogal over de tong gaan. Daar zit vies volk tussen, moeder, tussen die chauffeurs. Vandaag nog heb ik een bon binnen gekre- | |
| |
gen waarin gerocheld was. Een dichtgevouwen bon die ik wilde openplooien, maar dat ging niet omdat de vier kantjes aaneenplakten met een dikke, gele fluim. Ik heb mijn werk nogal gehad om die bon een beetje te fatsoeneren. En dan is er een chauffeur die de hele tijd de Vlaamse Leeuw tussen zijn tanden fluit. Zeggen doet hij niks, alleen maar sissen van de leeuwen dansen, de leeuwen dansen, de hele tijd door. En een andere zegt tegen mij altijd: ‘Dag Berke, de gatroleur van Mapis.’ Ik weet niet wat hij daarmee bedoelt, maar hij lacht altijd heel hard met zijn eigen mop, als het een mop is. Zulke rare mannen hebt ge in een groot bedrijf, moeder.
Maar om dus op Carine terug te komen, een dag later stond ze samen met twee andere chauffeurs aan te schuiven en ik zag dat ze traineerde om als laatste geholpen te worden. Toen ze haar bon afgaf, zei ze dat er een brief in stak en ze knipoogde. Zo gauw ik de kans zag, maakte ik haar brief open. Het was mijn eigen brief van eergisteren - ik bedoel, de brief die ik aan haar had geschreven - maar onderaan had ze er iets bijgezet. Er stond: Zotteke, ik mag nog niet uitgaan van mijn pa, maar ik vind er wel iets op. Zie, moeder, daar was ik toen zo content van dat ik de eerste vijf minuten niet goed wist wat ik deed. Ik had alle moeite van de wereld om mijn gezicht in een serieuze plooi te houden. Het is ook nogal iets, als ge zoiets in handen krijgt, terwijl ge het loket aan het doen zijt.
Toen ik wat gekalmeerd was, heb ik de brief terug vastgepakt en ja, het stond er nog: Zotteke, ik mag nog niet uitgaan van mijn pa, maar ik vind er wel iets op. Goed dat ik haar de vorige keer met de bus naar huis heb laten gaan, moeder, als ge ziet hoe streng haar vader is. Ik schat Carine twee jaar ouder dan mij, dus bijna tweeëntwintig, en ze mag nog niet uitgaan. Maar ze gaat er dus iets op vinden, zegt ze. Ik ben benieuwd.
Bij het rangschikken van mijn bons zag ik dat de hare weer niet getekend was, maar daar heb ik korte metten mee gemaakt. De klant heette Poelmans en die heeft ook een gemakkelijke handtekening. Ik vraag me trouwens af wie daar ooit achter komt, achter zo'n nagemaakte handtekening. De goederen zijn geleverd en de administratie klopt. Zodus. Misschien overdrijven ze hier wel met hun systeem.
Net als met die honden. Vijf grote beesten, waarvoor is dat nodig? Toen ik vandaag buitenkwam, hadden ze juist hun eten gekregen. Vlees, natuurlijk, of wat dacht ge in een vleesfabriek. En maar grollen en smekken en met hun tanden klepperen. Echt bloeddorstige monsters zijn het. Maar schrik had ik niet, moeder, nee, nu niet meer.
| |
| |
Dag, moederke, tot zaterdag. Het kan zijn dat ik voor Carine een cadeautje ga kopen. Als ik er dus om halftwaalf niet ben, zal het halfeen worden. Ge vergeet me toch niet af te halen, zeker?
Uw liefhebbende zoon, Albert
Beste Peter,
Hier wat nieuws van uw broer Albert. 't Is om te zeggen dat ik zo goed als verloofd ben. Ja, ge leest het goed: verloofd! Binnenkort gaan we samen naar de film en dat betekent toch iets, vindt ge niet?
We, dat zijn ik en Carine Schepers, een van de bestelsters hier. Iemand die thuis heel kort wordt gehouden, maar ze zal er wel iets op vinden om met mij mee te gaan. 't Is nogal een slordige. Ik moet geregeld haar bestelbons tekenen. Maar als hoofd van de expeditieafdeling kan ik mij dat permitteren. Ik ben tenslotte mijn eigen baas en mijn bedienden werken hard. Wie weet maak ik binnenkort geen promotie. Dan zal het niet lang meer duren of ik trouw met Carine.
Met ons bedrijf gaat alles goed. We kunnen het werk niet bijhouden. De mensen moeten tegenwoordig nogal wat vlees eten. Niet dat ik daar iets op tegen heb, natuurlijk, want dan snijd ik in mijn eigen vlees! Vlees - vleesbedrijf, snapt ge? Hier vertellen ze de hele dag moppen over vlees. Van de grote directeur, meneer Vandenbergh, zeggen ze dat hij goed in het vlees zit. Eigenlijk is dat niet waar, want hij is zo mager als een graat, maar hij verdient veel geld, snapt ge? De personeelschef hier, die heet vis noch vlees, omdat hij nooit een beslissing durft te nemen. En als een bediende van hogerhand een opmerking krijgt, dan zeggen ze dat het woord is vlees geworden. Zo amuseert iedereen zich hier.
Tot ziens, beste broer, studeer maar goed. Ik houd u op de hoogte van Carine. Zodra ik weet wat voor vlees ik in de kuip heb, breng ik haar eens naar huis.
Uw broer Albert (van hetzelfde vlees)
P.S. Zeg, Peter, weet gij wat dat betekent: de gatroleur van Mapis? Een van de chauffeurs zegt dat altijd tegen mij. Moet ik mij dat aantrekken?
| |
| |
Liefste Carine,
Het is alweer een week geleden dat ik u heb uitgenodigd om samen met mij naar de film te gaan. In uw antwoord hebt ge beloofd een oplossing te zoeken voor de strengheid van uw vader, maar tot op heden heb ik daar niets van vernomen.
Elke dag brengt ge uw bestelbons binnen en dan knikt ge heel vriendelijk en ge knipoogt. Ik beken dat ik daar heel blij mee ben, maar ik kijk toch uit naar een persoonlijker contact. Misschien zijt ge alleen in het weekend vrij om uit te gaan. Wel, als dat zo is, laat het mij dan weten, dan verwittig ik mijn moeder dat ik in H. blijf. Maar ge begrijpt toch dat ik moeilijk van een relatie kan spreken - om van een verloving nog maar te zwijgen - als ik u alleen aan het loket zie. Laat ge mij iets weten?
Wees intussen overtuigd van de eerlijkheid van mijn gevoelens en aanvaard mijn eerbiedige hoogachting.
Albert Weemoedt, uw bewonderaar aan het loket
P.S. Mag ik u vriendelijk vragen iets minder slordig te zijn met uw bestelbons. De voorbije week heb ik er vijf moeten aftekenen. Ik doe dat graag voor u, maar God weet wat er gebeurt als het uitkomt.
Liefste moeder,
Het werk wordt hier met de dag zwaarder. Ik heb nu geen moment rust meer, ook al werk ik elke avond tot zes uur, halfzeven door. En het ergste is, niemand beseft hoe hard ik moet werken. Een halve voormiddag ben ik al bezig met het rangschikken van de bons die uit het magazijn komen. Die smijten ze zomaar op mijn bureau, terwijl ze goed weten datik er niet tegen kan als alles overhoop ligt. Gebrek aan respect noemik dat. En als ik alles dan in orde heb gelegd, mijn pennen en potloden gerangschikt volgens grootte en kleur, de bonnen op hun volgnummer, de perforator links, de nietjesmachine rechts, dan stofik mijn bureau grondig af met een half-natte doek, tegen mijn allergie. Daarna is het hoog tijd om naar de W.C. te gaan. Ik wacht altijd zolang mogelijk, maar als ik ga, dan neemik ook mijn tijd: vijf volle minuten, al rookik dan geen sigaret. Maar de anderen pakken die tijd ook en ik moet toch niet gestraft worden omdat ik niet rook, zeker?
Als ik terugkom van de W.C., dan liggen er aan het loket al bons te wachten die terug binnengekomen zijn. Dan moetik echt
| |
| |
oppassen dat ik mijn hoofd niet verlies. Want ge verstaat, de chauffeurs die hun bon hebben ingeleverd, vertrekken een half uur later met een nieuwe bestelling. En dan komen er vanuit het magazijn weer nieuwe bons op mijn bureau terecht. En zo blijft dat maar doorgaan: bureau proper houden, loket in het oog houden, handtekeningen controleren, daglijst invullen, register invullen, origineel toevoegen, naar de W.C. gaan. Echt te veel voor één man.
En de laatste tijd hebik de sterke indruk dat ze in mijn bureau zitten te snuffelen. Ik heb al twee keer geconstateerd dat mijn register 's morgens van plaats is verwisseld. 's Avonds letik heel goed op waar ik mijn register achterlaat: op een vaste plaats, links, twee centimeter van de bovenkant en één centimeter van de zijkant van mijn bureau. Dat is trouwens de reden waarom ik mijn bureau zo in orde houd. Dat ik controle heb. Maar al twee keer is het register dus van plaats verwisseld. Dan zullen ze ook wel in mijn andere papieren zitten. Moetik daar nu maatregelen tegen nemen? Geheimschrift of zoiets? Dat ze niet weten wat ik schrijf? Dat zou nog eens een gedacht zijn, hé moeder, een geheimtaal die gij en ik alleen kunnen lezen. Een echte moedertaal, dus. Ik zal er mijn hoofd eens over breken, want dat ze in mijn papieren zitten, dat vindik heel, heel erg. Misschien moetik mijn brieven aan Carine ook maar in geheimschrift zetten.
Vandaag was het echt een verschrikkelijke dag. Om elf uur komik van de W.C. terug en ze roepen dat er telefoon is voor mij. Denkik natuurlijk dat het Carine is, want ze was niet op het werk vandaag. Loopik naar de telefoon en zeg: ‘Hallo, Carine, zijt gij het?’ Maarik hoor iemand lachen en zeggen: ‘Berke, ik wist niet waar ge waart en ik heb al doorverbonden met het magazijn.’ Ikdus naar het magazijn. Daar zijn drie telefoons en ikmoet ze alle drie opnemen voordat iemand mij zegt dat ze hebben doorverbonden met de facturatie. Mijn hemd is dan al nat van 't zweet. Op de facturatie zeggen ze dat ze me terug naar mijn bureau hebben doorverbonden. Ikzie bijna niet meer uit mijn ogen van de zweetdruppels die over mijn gezicht lopen. Wantik wil Carine natuurlijk niet laten wachten. Alsik aan mijn bureau kom, ligt er een papier met ‘CARINE’ op en een grote pijl in de richting van de telefoon. Ikneem de hoorn op. ‘Hallo, Carine...?’ Geen antwoord. Alleen getuut alsof de verbinding verbroken is. Ikkijk achterom naar de anderen, maar iedereen zit met gebogen hoofd te werken. Dus beginik druk in mijn bons te snuffelen, om mij een houding te geven, maar feitelijk zieik geen steek voor mijn ogen. Mijn handen bibberen en ikkan de kleine letterkes niet lezen. En na vijf minuten krijgik zo'n pijn in mijn buik datik terug naar de W.C. moet. Da's normaal wanneer ge uw buik van alles vol hebt, dan moet ge die
| |
| |
leeg laten lopen. Tot de middag blijfik op de W.C. zitten. Dat zult ge misschien wel lang vinden, moeder, maar ikkon er echt niets aan doen. Dat was een raar gevoel, daar op de W.C. Ikraakte niet meer van mijn plaats af! Ikwist datik naar mijn bureau moest, maar ikkon niet opstaan! Voor mijn ogen zagik de stapel bestelbons almaar aangroeien, maar ikkon niet van mijn plaats af! Da's een raar gevoel, hoor, als uw benen niet meer willen doen wat uw hoofd zegt.
Onder de middagpauze benik mijn boterhammen in het park gaan opeten en daar ging het wat beter. Maarik bleef mij afvragen wat er met die telefoon aan de hand was geweest. En watik op de W.C. had. Want dat was echt niet normaal meer, datik niet van mijn plaats kon. Mijn wil was sterk genoeg, maar mijn vlees was zwak, zouden ze hier zeggen, want ze maken hier graag moppen over vlees.
Na de middag benik gelukkig wat gekalmeerd en hebik nog redelijk kunnen werken. Ikhad erop gerekend mijn achterstand na vijf uur te kunnen inhalen, maar vis noch vlees kwam mij zeggen datik mijn werk gerust tot de volgende morgen mocht laten liggen. Ikwilde nog antwoorden dat dat geen oplossing was, want datik dan 's morgens nog meer werk had, maar toen zei hij ineens dat het niet meer zou gebeuren. ‘Wat gebeuren?’ vroegik stomstomweg. ‘Dat geplaag met de telefoon en met Carine,’ zei hij. Zie, moederke, toen dachtik dat de grond door mijn stoel zakte. Alle meubels van de bureaumarkt gingen scheef staan en vis noch vlees maakte gevaarlijk slagzij. Maar blijkbaar had hij daar geen last van, want hij sloeg mij joviaal op mijn schouder en zei: ‘Verliefd op ons Carine, Berke?’ Tja, wat konik daarop antwoorden. Ikhad al mijn tegenwoordigheid van geest nodig om mij overeind te houden. Vis noch vlees pakte zijn aktentas onder zijn arm en stapte over de scheefgezakte vloer naar buiten. Onderweg riep hij nog: ‘Schoon kind, Bert. Spijtig dat ze een beetje loenst.’ Zie, moederke, toen kreegik het weer in mijn benen, voor de tweede keer die dag. Bijna een half uur benik daar onbeweeglijk op mijn stoel blijven zitten, te wachten tot de muren weer rechtop zouden komen en de vloer in de juiste richting kantelen. 't Was dus echt een halve zot geweest die daar 's morgens van de W.C. naar het magazijn en van het magazijn naar de facturatie en van de facturatie naar zijn bureau en van zijn bureau naar de W.C. was gelopen. En op de W.C. hadden de benen van de halve zot het laten afweten. Die benen waren dus een stuk slimmer geweest dan het hoofd van de halve zot. Die hadden tenminste direct begrepen wat er aan de hand was, terwijl het hoofd van de halve zot van toeten noch blazen wist. En het ergste van alles is datik nu nog niet weet wat er met Carine aan de hand is.
| |
| |
Zie, moederke, ikben blij datik het allemaal eens heb kunnen vertellen. Dat helpt. Schrijft ge mij ook eens een briefje? Ikben hier zo alleen op mijn kamertje en het lawaai is hier niet om uit te houden. Altijd maar water dat loopt. In de buizen, in de W.C.'s, in de riolering, in de afwasbak. Soms hebik de indruk dat iedereen hier de godganse avond in zijn bad zit of op het toilet. En maar doorchassen, dat water.
Uw liefhebbende zoon, Albert
Geachte heer afgevaardigde,
Neemt u mijniet kwalijk datik mijtot u wend met het vriendelijke verzoekmij nogmaals uit de nood te helpen. Mij, dat is Albert Weemoedt, de man die u door uw bemiddeling een plaats hebt bezorgd in het vleesverwerkingsbedrijf Carneco, Diestsesteenweg, 106, K., waarvoor mijndank.
De laatste tijd evenwel wordt het werken ermij onmogelijk gemaakt. Niet alleen omdat de taken die aanmijn persoon worden toevertrouwd abnormaal zwaar zijn in vergelijking met het geringe werkvolume vanmijn collega's, maar ook omdat ikdoor diezelfde collega's absoluut niet geholpen word.
In de eerste plaats vindik het bijzonder onrechtvaardig datmijn werk voortdurend wordt gecontroleerd, terwijlmijn collega's die vernederende behandeling bespaard blijft. Nochtans ismijn werk altijd piekfijn in orde, dat geeft iedereen toe. Verder werkik elke dag één tot twee uur over - onbezoldigd, daar legik de nadruk op -, maar dat heeft de personeelschef mij nu verboden. Uiteraard om het zichzelf gemakkelijker te maken. Nu moet hij 's avonds niet meer terugkomen, als hij het register wil controleren. Ten slotte spreekt een van de chauffeursmij altijd aan met gatroleur van Mapis, watik niet versta, maar ook niet langer neem.
Geachte heer afgevaardigde, als voorzitter van de plaatselijke Lionsclub en als goede vriend van de heer Vandenbergh moet het u mogelijk zijn bij de directie tussenbeide te komen, teneinde mijn situatie te regulariseren. U moet weten dat door al die toestanden mijnhoofd intussen al gebroken is.
Aanvaard in afwachting mijn welgemeende gevoelens van hoogachting.
Albert Weemoedt
| |
| |
Geachte Peter,
Dit is een brief van uw broer Albert. Hij spreekt u zo beleefd aan omdat hij kwaad is op u, zeer kwaad. Albert vindt het namelijk ongehoord dat ge tegen zijn moeder gaat vertellen dat hij vanalles verzint, dat hij helemaal geen expeditiechef is en dat hij stapelzot is van verliefdheid.
Ten eerste verzinik niets, ten tweede benik wel degelijk expeditiechef en ten derde is Carine verliefd opmij en ikniet op haar. Ikheb haar trouwens een laatste briefje geschreven waarin ikhaar nog één week de tijd geef om te reageren. Als ze daar niet op antwoordt, dan is het voormij onherroepelijk voorbij, dat moet ze goed beseffen. Iklaat niet metmijn voeten spelen.
Verder neemik hetmijn moeder heel kwalijk dat ze umijn brieven heeft laten lezen. Die brieven waren alleen voor haar bestemd. Waarschijnlijk hebt ge ze uit haar handen getrokken. Waar haalt gij bovendien het recht vandaan om te beweren datik niet alleen kan wonen en datik mijnwerk niet aankan? Dat is gemakkelijk te zeggen door een studentje dat alleen maar aan zijn pinten en aan zijn eten moet denken. En dat allemaal omdat gij zogezegd een kop vol verstand hebt. Uw uitleg over de gatroleur van Mapis als zou dat een grap zijn over de controleur van Maaseik is ronduit belachelijk. Moet ge universiteit hebben gedaan om zoiets onnozels te bedenken? Het is heel duidelijk dat gij van het werkelijke leven in een bedrijf niks afweet. Niks, totaal niks!
Ikstop hier voordatik onherroepelijke dingen zeg. Ikverwacht in elk geval binnen de kortst mogelijke tijd uw verontschuldigingen. Mijnbuik is al vol en mijnhoofd is gebroken. Iksta dus niet in voor de gevolgen. Albert.
P.S. Mijnbenen zijn slimmer dat uw verstand. Denk daar maar eens over na!
Liefste moederke,
Er is vandaag weer iets ergs gebeurd. Maar eer Albert dat vertelt, moet hij toch vragen dat ge zijn brieven onmiddellijk zoudt verbranden. Hij wil in geen geval, herhaling, in geen geval dat zijn broer Peter de brieven leest. En vermits hij in staat is ze uit uw handen te trekken, kunt ge ze beter verbranden. Anders schrijft Albert niet meer.
Tot daar Albert. Nu ikweer.
| |
| |
Het begon al deze morgen, toenik mijnbureau inspecteerde. Het register was zeker vijf centimeter van plaats verschoven. Dat kan natuurlijk vanzelf gebeuren, als de vloer scheef zakt, zoals de laatste tijd geregeld gebeurt, maar waarom ismijn nietjesmachine dan niet mee verschoven? Ikwil dus onmiddellijk bij vis noch vlees gaan protesteren, maar ikdenk bijmezelf: laatik kalm blijven. Ikneem een blad papier en schrijf: 1. register van plaats verwisseld. Enik begin te werken. Een kwartier later, vier bestelbons op mijn bureau: ondersteboven, verkreukeld en met een onleesbaar volgnummer. Ikschrijf op: 2. bestelbons slordig binnengebracht. En zo beginik alles bij te houden wat verkeerd loopt en waarvanik het slachtoffer ben. Op nummer 3 zetik: lawaai tikmachines. Nummer 4: Carine weer afwezig. Nummer 5: tien minuten W.C.-bezoek van Martine. Ikneem mevoor bij nummer 10 de lijst af te sluiten en hem persoonlijk aan vis noch vlees te bezorgen. Dan hebik ten minste enig bewijs.
Maar zover geraak ik niet. Terwijlik nummer 7 aan het invullen ben (gegiechel wanneerik op het toilet mijnbuik leegmaak), gaat ineens de telefoon. Carine, denkik. Maar alsik de hoorn opneem, zegt iemand tegenmij datik naar de chef moet. Ikkijk achterom, maar ikzie niemand met een hoorn in zijn hand zitten. Dus maakik mijnbureau proper, plooi mijnpapier toe en loop ermee naar het bureel van de personeelschef. Dat ligt helemaal achteraan op de grote markt en is van de rest gescheiden door een glazen wand. Het heeft veel weg van een aquarium. Eigenlijk zou de chef dus meer vis dan vlees moeten heten, maar zo slim zijn ze hier niet.
Ikgeef een tik op het glazen deurpaneel en zie de chef de een teken doen om door te komen. Voordatik goed en wel binnen ben, valt hij met deur in huis: ‘Bert, ge hebt u laten beetnemen, hé jongen.’ Ikknipper met mijnogen, want ikhad eigenlijk mijnlijst gereed om overmijn problemen te praten, maar nu ging het ineens over iets heel anders. De chef staat op, doet de deur achtermij dicht, wijstmij een stoel aan en geeftmij de brief die vóór hem op zijn bureau lag. Ikben zo voor de kop gelopen, datik een hele tijd niet kan zien wat voor een brief het is. Pas na een minuut of vijf hebik de aanspreking ontcijferd en herkenik mijngeschrift. Het ismijneigen brief aan Carine, die waarin ikhaar zeg datik met haar ook wel in het weekend naar de film wil gaan. ‘Erg voor u, Bert, maar ze heeft u liggen gehad, hé.’ Dat zegt de chef en ikweet niet waarover hij het heeft. Dus zwijgik maar, dan zegik tenminste geen stommiteiten. Nu staat de chef op, komt tegenovermij met zijn achterste op zijn bureau zitten en zegt heel vertrouwelijk: ‘Hoeveel bestelbons hebt gij in het totaal getekend, Bert?’
Zie, moeder, toen kreegik weer zo'n klap tegenmijn borstkas datik geen adem meer kreeg. Ikmoest verscheidene keren slikken
| |
| |
om mijnhart terug inmijn slokdarm te krijgen. Onderaan debrief stond het inderdaad, zwart op wit: vijf bestelbons getekend voor Carine. Stom, stom, stom, datmijn handen zoiets op papier hebben gezet. Dat hadden ze toch moeten weten, dat ge zoiets nooit ofte nooit op papier moogt zetten. Stom, stom, stom.
‘Bert,’ zegt de chef met een diepe zucht, ‘de pa van Carine is hier geweest. Uw schoon lief is al verscheidene weken bezig vlees van ons in het zwart te verkopen. Elke keer dat ze een grote bestelling had, hield ze een deel achter. De doorslag van de bon scheurde ze af voordat ze bij de klant was en daarop paste ze de hoeveelheden aan. Bij u gaf ze het ongetekende origineel af, gij zette er een handtekening op en voor de facturatie was alles in orde. Dat had zo nog een hele tijd door kunnen gaan.’
Ikbekijk hem met open mond, niet in staat een woord uit te brengen. Al geloofde ikniks van wat hij zei. ‘Alles bijeen hebt ge deze keer geluk gehad, Bert,’ zevert de chef voort, ‘er heeft nog niemand gereclameerd. Carine haar vader heeft alles zelf ontdekt. Die vond dat zijn dochter de laatste tijd zoveel nieuwe spullen kocht. Hij heeft haar kamer onderzocht, een hoop geld gevonden en uw brief. Hij zegt dat ze in slecht gezelschap verkeert.’
In slecht gezelschap, moeder, Carine in slecht gezelschap. Gelooft ge zoiets? Ikniet in elk geval. Waarschijnlijk is het allemaal opgezet spel. ‘Ze heeft uw verliefdheid misbruikt om zoveel mogelijk scheef te slaan,’ liegt de personeelschef maar door. Ja, dat is natuurlijk ook een uitleg. Maar ge kunt evengoed zeggen dat haar pa niet wil dat ze metmij uitgaat en dat hij daarom die brief heeft doorgegeven. Ge moetmijde mensen niet leren kennen.
‘In elk geval, Carine komt niet meer terug... (ziet ge wel, dan kan zemijniet meer zien!)... maar er komt geen politie aan te pas. Ge zoudt wel eens moeten uitvissen over welke klanten het gaat, Bert, dan kunnen we die mensen een nieuwe factuur sturen.’ Daarop kijkt de chef scheel om zich heen, buigt zich voorover en fluistert: ‘De vader van Carine en de directeur zijn allebei lid van de Lions, dan weet ge het wel, hé Bert.’ En hij trekt zijn wenkbrauwen hoog op.
Ook al bij de Lions, dus, en Eugeen Smekens is voorzitter van de Lions. Verstaat ge, moederke, hoe alles ineen zit? En verstaat ge nu datik mijnhoofd heel koel moet houden om al die verbanden te doorzien? Misschien moetikhet af en toe eens een tijdje op de kast zetten, mijn hoofd, zodat het kan rusten. Voorlopig doenmijn benen het denkwerk, want na de woorden van de chef raakteikweer niet vanmijnplek af. Waren mijnhanden maar zo slim geweest als mijnbenen, dan hadden ze zulke stommiteiten niet op papier gezet.
| |
| |
Enfin, om een lang verhaal kort te maken, morgen moetikbij de directeur komen, ge weet wel het woord is vlees geworden, om te zien wat er metmij gaat gebeuren. Vermoedelijk niets, zegt de chef, omdat er nog geen klant gereclameerd heeft. Maar ikzaldus wel voorzichtiger moeten zijn. Misschien moetiktoch maar eens werk maken van die geheime moedertaal, weet ge nog, moeder?
Voorik wegga, vraagt de chef menog watik inmijn handen heb. Ikgeef hem de lijst die ikheb opgesteld en verontschuldig mijdat ikniet aan 10 ben geraakt. Hij leest de zeven punten, vraagt of het waar was dat Martine tien minuten op het toilet blijft zitten en alsik knik, zegt hij datik naar huis mag gaan. Dat horen mijn benen graag. Ze staan op en brengenmij naar mijn bureau waarik voor alle zekerheid de hoorn nog eens opneem en luister. Heel in de verte hoor ikiemand de leeuwen dansen fluiten. Daarmee weetik genoeg.
Op de terugweg naar huis gaik voor zevenduizend frank eten kopen in de Delhaize, maar blijkbaar is dat nog niet genoeg. Want alsik op mijn kamer kom, begint de riolering weer te gorgelen en te protesteren. En alsik de kraan opendraai, sist de waterstraal ook al van de leeuwen dansen. Dus draaiik de kraan weer dicht. Maar hoe moetikmijnu wassen, morgenvroeg?
Als mijn handen alles op papier hebben gezet, wordik toch wat kalmer. Ikzal er morgen nog bij schrijven wat de grote baas heeft gezegd en dan stuurik alles ineens op, moeder. Nu gaik slapen, want ik ben moe, moe, moe, moeder.
Uw veelgeplaagde zoon Albert
Liefste Carine,
Hoewelikheel moe ben van de gebeurtenissen van de voorbije dag, wiliku toch verzekeren datikgeen geloof hecht aan de beschuldigingen die de personeelschef en uw vader tegen u uiten, te weten dat gij vlees hebt gestolen en verkocht. Het beste bewijs is dat geen enkele klant heeft gereclameerd en dat is toch het eerste wat ze zouden doen in zo'n geval.
Nee, het ismijheel duidelijk dat de leeuwen weer op pad zijn geweest als ge begrijpt watikbedoel wantikmoetmijnwoorden zorgvuldig wegen zoniet zullen ze tegenonsworden gebruikt. Ikkan alleen zeggen dat de leeuwen vlees hebben geroken en dat ze op pad zijn gegaan. Ikdoemijnboodschappen zoveel mogelijk bij Delhaize De Leeuw, maar de prijs die ik daarvoor moet betalen, is hoog, zeer hoog. Al hebikdat zeker voor u over.
| |
| |
Het zullen moeilijke tijden vooronsworden, Carine. Krachten werken samen omonsuit elkaar te drijven. Alleen alswein elkaar blijven geloven, zullenwede stormen doorstaan en één vlees worden.
Liefste Carine, als dit briefje u bereikt wantikmoet uw adres nog zoeken lees er dan vooral in dat gij niet aanmijngenegenheid moogt twijfelen. Iktwijfel ook niet aan de uwe.
Wachtend op betere tijden, uw Albert
Liefste moeder,
Ikben nu opmijnkamer, die vol aankopen van Delhaize De Leeuw staat. Het water loopt langs alle kanten van de muren eniklikmijnwonden. Letterlijk. Ikheb twee lelijke beten gehad. Van die monsters op het bedrijf. Eén beet inmijnhand en één in de achterkant vanmijnbeen. Doormijnonbaatzuchtige inzet alsikdat zo mag zeggen. Gelukkig was hetmijnlinkerhand, anders konik nu niet schrijven. 't Is een lang verhaal.
Deze morgen hebikmij niet gewassen, dus wasik op tijd in 't bedrijf. Hard gewerkt, al zegikhet zelf. Mijnbureau is de hele dag proper gebleven, wat niet velenmijzullen nadoen. Gelukkig waren er geen bons vandaag, dat heeft geholpen. Daardoor konikal eens een keer meer naar de W.C. gaan. Ergens moetikdoor een lelijk virus besmet zijn, wantikheb de godganse dagmijnbuik leeg moeten maken. Ofwel gieten zemijngebroken hoofd 's nachts vol water en moet dat er door de dag weer uit, dat is ook mogelijk. Dat zweten moet toch ergens vandaan komen.
Eén keer hebikme heel kwaad gemaakt. Dat was in de loop van de middag, toenikmijhard moest concentreren op een registernummer datikniet kon lezen. Hoezeerikookmijnbest deed, metmijnogen knipperde en het register in het licht hield, ikkreeg het nummer niet ontcijferd. Dat kwam natuurlijk door al dat lawaai ommijheen: de tikmachines, de telefoons, het gebabbel, het gegiechel. Op een bepaald moment werd het zo erg, datikrazend overeind ben gesprongen. Dat het moest gedaan zijn met dat lawaai! Datikmijniet kon concentreren! Dat ze ook metmijrekening moesten houden! Dat riepikallemaal en het maakte duidelijk indruk. Het werd zo stil als in de kerk onder de consecratie. Wanneer brood en wijn veranderen in vlees en bloed, verstaat ge, moeder? Hethangtallemaalsamen. Hethangtallemaalsamenenikverdrinkerin.
Toenikweer ging zitten, begon iedereen te roezemoezen. Even later kwam Agnesmijzeggen dat dat lawaai niets voormijwas
| |
| |
en datikdaarin niet moest blijven zitten. Ze brachtmijnaar een klein kamertje waarikhet register veel rustiger kon ontcijferen. En ze brachtmeook een glas water, maar dat dronkiknatuurlijk niet uit, wantikzat al vol.
Een uur hebikdaar gezeten, denkik. Toen kwam de personeelschefmijhalen om bij de grote baas te komen. Ge weet wel: het woord is vlees geworden. Normaal is hij in het buitenland, maar af en toe komt hij eens over om een goed stuk vlees te eten. Ondanks zijn leeuwekop was hij niet onvriendelijk, maar van zijn bedrijf wist hij niet te veel af. Hij begon met de brief dieiknaar Eugeen Smekens had gestuurd, ge weet wel, de provinciaal afgevaardigde diemijaanmijnplaats heeft geholpen. Blijkbaar was die dan toch tussenbeide gekomen, maar nietommijte helpen, dat was duidelijk. De directeur zei datikin 't vervolg metmijnklachten naar hem moest komen (in Zweden zeker of in Japan), datikdaar geen politiekers moest bij betrekken, want dat die voor zulke dingen geen tijd hadden.
En daarna moestikmijnverhaal doen: van Carine, vanmijngebroken hoofd, vanmijnslimme benen en vanmijnstomme handen die de bons hadden getekend. Ikmoet zeggen, hij luisterde geduldig en hij werd niet kwaad. Ikheb hem dan ook alles verteld. Echt alles. Van de chauffeur die de Vlaamse Leeuw fluit, van de gatroleur van Mapis, en natuurlijk ook van het complot van de Lions om Carine en mij uiteen te houden. Ikbekende hem dat de waterleiding en de rioleringmijvan alles op de hoogte hielden. En terwijlikdat allemaal vertelde, knikte hij. Echt waar, moeder, hij ontkende niets, terwijl hij er toch zelf bij betrokken was. En dus gingikmaar door. Datikmij tot Smekens had gewend omdat die ook bij de Lions was. En datiktoch almijnboodschappen bij de Delhaize De Leeuw deed, dus waarom moesten de Lions zo kwaad zijn? En ten slotte vroegikhem het lawaai op de werkvloer te beperken, want datikanders de vakbond zou inschakelen. Ja, af en toe moet ge doorspreken, anders vegen ze de vloer met u aan.
Met die vakbond had hij het duidelijk lastig. Hij schoof op zijn stoel heen en weer, zei datikwat overwerkt was (dat zeggen ze altijd als ge van u af spreekt) en datiktoch veel te dikwijls en veel te lang naar de W.C. ging om normaal te zijn. Voor vandaag gafikhem daar gelijk in, maar ik had nu eenmaal een virus opgelopen. Ach zo, antwoordde hij en hij glimlachte. Het werd plotseling een heel andere mens. Hij gaf toe dat de chefmijwaarschijnlijk te veel taken had opgelegd en datikeen tijdlang op adem moest komen. Alsikakkoord ging, zou hij de bedrijfsarts twee maanden ziekenverlof laten voorschrijven. In die tijd konikgoed uitrusten en alsikterugkwam, was die hele zaak met Carine vergeten. ‘Hoe vergeten?’ vroegik, wantiklietmij niet voor één gat vangen, ‘Magikhaar dan
| |
| |
weer zien?’ Hij kneep zijn lippen samen, dacht diep na en zei dat daar van zijn kant geen bezwaren tegen waren. Tja, toen konikniet veel meer inbrengen, natuurlijk. Ikheb hemmijnakkoord gegeven. Hij stond op, gafmijeen hand en vroeg ofikookmijnbureau wilde leegmaken, want twee maanden was toch te lang om een bureau ongebruikt te laten. Dat verstondiken dus gingikterug naarmijnbureau en nam ermijntijd om alles uit te laden en in een plastieken zak in te pakken. Ondertussen kraakte en pufte en zuchtte het gebouw.
Maar het ergste hadden ze voor het laatste bewaard, moeder. Toenikmetmijngerief op de koer kwam, voeldeikdirect dat er iets met de honden was. Ikhoorde ze grommen en grollen en met hun tanden knakken. Ikkeekvoorzichtig om de hoek en zag een vreselijk tafereel voormijnogen. Het woord was vlees geworden en de honden waren het aan het opvreten. Ze scheurden de directeur in grote stukken, grommelden en smekten en keken jaloers om zich heen terwijl het bloed uit hun muilen droop. Met vijf tegelijk zaten ze aan zijn vlees en maar grollen en bijten, verschrikkelijk om te zien. Nu vondiktoch datikdat niet zomaar kon laten gebeuren. Eigenlijk had de directeur beloofd datik Carine terug mocht zien. Wat als hij de Lions niet meer op tijd kon verwittigen?
Dus probeerdeikte redden wat er te redden viel. Ikstak mijn hand uit naar een stuk vlees waar geen van de vijf naar omkeek, maarikhad het nog niet vast of een van die monsters draait zich om, laat zijn eigen stuk dat veel groter was vallen en vliegt op hetmijneaf, knoep zegt de smeerlap eniktrek mijn hand terug met een serieuze knauw erin, ikdraaimeom en loop weg maar de ellendeling geeftmenog een flinke snap achterna inmijnkuitbeen vlak boven mijn enkel. Ja, toen hebikhet maar gelaten voor wat het was. Ikben tot achter het hek gelopen en daar benikblijven kijken tot de directeur helemaal op was. Geen schoon zicht, moederke, dat kaniku verzekeren. Maarikhad gedaan watikkon.
Hier zitiknu, metmijnlinkerhand in een verband, mijnbeen in het rood, een virus inmijnlijf en twee maanden ziekenverlof. Kommijzo vlug mogelijk halen, want ikweet niet meer watiknog moet geloven. Dat van onze directeur, daar benikzeker van. Ikhebmijn hand enmijnbeen als getuigen.
Komt ge, moederke, komt ge? Ikkan moeilijk stappen. Komt ge?
Uw zoon Albert
| |
| |
Geachte heer Smekens,
Zoals u ongetwijfeld via andere kanalen ter ore is gekomen, heeft uw tussenkomst bij de voormalige heer directeur van het vleesverwerkingsbedrijf Carneco, Diestsesteenweg, 106, K. niet het gewenste effect gehad. Mijnonaangename werksituatie is geëvolueerd van kwaad tot erger, zodatikop voorstel van de heer directeur twee maanden ziekenverlof heb opgenomen. In die tijd moetikmijngebroken hoofd laten verzorgen, zodatmijnbenen weer kunnen doen waar ze voor gemaakt zijn.
Vlak voor zijn overlijden, waarvaniku de gruwelijke details bespaar, heeft de heer directeurmijmondeling verzekerd datikna deze twee maanden Carine zou mogen zien. Ikweet echter niet of hij deze afspraak nog bijtijds heeft kunnen overmaken aan de instanties die met de controle vanmijnpersoon belast zijn.
Daarom wiliku vriendelijk vragenmijeen schriftelijk document te laten geworden waarin de verbintenis van de Lionsclub op dat punt officieel wordt vastgelegd. Duidelijk moet zijn datikeen officieuze mededeling via riolering of waterleiding onvoldoende acht.
Aanvaard, geachte heer afgevaardigde, mijnwelgemeende blijken van hoogachting.
Albert Weemoedt
Beste Peter,
Hoe gaat het met u? Studeer maar hard. Gij hebt er de kop voor. Mijnverstand zit inmijnbenen en die zijn er de laatste tijd niet zo goed aan toe. Sinds een van die bloedhonden er een stuk heeft uitgebeten, kanikniet zo goed meer nadenken. De dokter zegt dat het zal beteren alsikaan de pillen ben aangepast, maar voorlopig vertikkenmijnbenen dat, dus ligikde hele dag in bed. Zo voelikme het beste.
In uw vorige brief hebt gijge schreven dat de heer Vandenbergh mijn voormaligedirecteur niet dood is. Neemmeniet kwalijk, maar watikmetmijneigen ogenge zien heb, kunt ge niet uitmijnhoofd praten. Trouwens gisteren nog vroegikaan de dokter ofiknog wel terug aan het werk zou mogen numijndirecteur er niet meer was, en hij antwoordde van wel. Als de directeur nog leefde, dan zou de dokter tochge antwoord hebben datikzot was of zoiets maar dat deed hij niet, zodus.
Alsikop consultatie moet - dat is zo'n twee keer in de week - dan moetikaltijd alles opnieuw vertellen. Ikzie er het nut niet van in, maarikwil de dokter dat plezier wel doen. 't Is een jong
| |
| |
doktertje, zonder veel ervaring in het leven. Als ikhemzeg dat de leeuwenge danst hebben, dan vraagt hij altijd watikdaarmee bedoel en dan antwoordikdat het woord is vleesge worden en dat de honden ermee vandoor zijn maar hij kan er niet veel van maken denkik. Maar wanneerikhem danzeg datikeen virus in mijn buik heb, dan knikt hij enhij ver hoogt mijnmedicatie. Dan is hij content.
Ikben anders niet content, Peter. Weet gij wanneerikhier weg mag? Gij weet toch alles. Zegmijeens wanneerikhier weg mag en naar wieikdaar voormoet schrijven. Van de waterleiding hoorikniets meer.
Komtge eenstothierPeterwanneer?
Albert
Liefste Carine,
Het is alweer een maandge leden datiku nogge schreven heb. Toch wiliku laten weten dat de toestand onveranderd is. De leeuwen dansen, het woord is vleesge worden en bij Delhaize De Leeuw gaat het minder goed, nuiker mijn inkopen niet meer doe. Ondertussen staatmijnhoofd nog altijd onge lijmd opdek ast.
Er zit dus niets anders op danver trouwen te hebben in elkaar stom stom stom datikuw adres niet ken wanneer schrijft ge eens.
Uw beste vriend Albert
Liefste moederke,
Verle denzondag hadiku nog zoveelwil lenzeg gen, maarikdacht er pas aan toen ge alwe gwaart.
Ikhoop datal lesgoed metug a at. Metmijgaat het in elkge valveelbeter. Ikkan al vanmijnbed af. Dat geeftmede kans omel kedag naar de mis te gaan, waar brood en wijnver anderd worden in vlees en bloed. Ma arna demis benikdan heel moe moe moe moeder.
Gekomtt och vol gendezon dag?
U wlief hebben dez oonAl bert
P.S. Ko mmoe d er wantalles hangtsa men enikver d rink verd rin kver dr in ker in...
|
|