Nieuwe Wereld die ontstaan is uit de westwaartse trek van de mensheid, een westwaartse beweging die als leidmotief voortdurend in dit deel opduikt. De beschrijving van de Nieuwe Wereld verloopt zeer precies in een poëtische schildering van landschappen en natuurlijke fenomenen.
In deel III worden de diverse migratiegolven van de mens naar het Westen beschreven vanaf de zestiende eeuw. Eerst de pioniers en de veroveraars. Dan de vertegenwoordigers van de christelijke godsdiensten: katholieke geestelijken en reformatoren. Gevolgd door allerlei leiders van sekten en extreme bewegingen. Tenslotte de wetenschapslui, die steeds verder doordringen in de geheimen van de materie, tot de ontdekking van de kernenergie. Maar dan vraagt de dichter zich af: het gaat om de mens, wat is er nu eigenlijk over de mens te zeggen? Dat is de taak die de dichter op zich zal nemen. Zijn advies luidt: leven!
In deel IV gaat de dichter op zoek naar de zin van het leven. Maar wanneer hij alles gezien heeft en tot het uiteinde van de wereld is gegaan, vindt hij tenslotte enkel zichzelf en de dood: ‘... En daarna, en daarna, wat is er anders dan jezelf? - wat is er anders dan het menselijke?... middernacht op zee na de Middag... En de capsules van de dood barsten open in zijn mond...’
Het gedicht bereikt hier een keerpunt. De dichter wordt plots uit zijn mijmering gehaald, uit zijn droom over de trek naar het Westen. Hij beseft dat die droom voorbij is, dat er een einde is gekomen aan dat tijdperk. Het gedicht eindigt met een boodschap van optimisme die wordt uitgedragen door de poëzie: ‘En onze gedichten zullen zich weer op de weg van de mensen begeven, zaad en vruchten dragend in het spoor van de mensen van een ander tijdperk.’
Het hier vertaalde fragment uit ‘Vents’ omvat de zangen 1, 2 en gedeeltelijk 3 van deel I.