Over tijdschriften
Het trage vuur
nr. 7, april 1999
Het trage vuur - ondertitel: Tijdschrift voor Chinese literatuur - is een jong en verfrissend Belgisch-Nederlands literair tijdschrift. Het viermaandelijkse blad biedt een interessante mix van modern en klassiek Chinees proza en poëzie en achtergrondstukken. Het is een uitstekend verzorgd tijdschrift dat de leek en de geïnteresseerde in het oosten een toegankelijke inkijk biedt op een vrij onbekende cultuur. Dat werkt vooral omdat Het trage vuur niet blijft steken in gratuit exotisme of blinde idolatrie van een vreemde cultuur, maar de stukken voorziet van secce maar niet minder noodzakelijke achtergrondinformatie en ze voor de rest puur op kwaliteit tot hun recht laat komen.
In de rubriek ‘moderne verhalen’ is het openingsverhaal ‘Baizi’ van Shen Congwen (1903-1988) beklijvend vanwege zijn melancholische geladenheid. In de rubriek ‘klassiek’ is de cyclus ‘Jonggestorven abrikozen’ van Meng Jiao (751-814) een ontdekking en overigens een boeiende inspiratiebron voor originele doodsprentjes: ‘Het kind dat hier geurde / zal nooit meer leven. / Het zien van elk ding is een afgrond / waarin ik blijf snikken.’
Het trage vuur weet door korte informatieve inleidingen de teksten goed te situeren in de maatschappelijke en historische context waarin ze werden geschreven en gelezen. Dat is onontbeerlijk bij een literatuur die zo ver van ons bed staat. En als het goed is, maakt die confrontatie met het vreemde ons ook gevoeliger voor de nuances in onze eigen cultuur. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het interview dat Mark Leenhouts had met schrijver Han Shaogong. Stokpaardjes van hem zijn de standaardisering van de taal in China en de westerse invloed op de logica en het wereldbeeld. Een literair voorbeeld: ‘De karakters yuan, “begin”, en wan, “eind”, worden in het dialect van Maqio allebei uitgesproken als yuan, en worden ook door elkaar gebruikt, waardoor je dus het idee krijgt dat men het daar niet zo nauw neemt met de tijd. Pas tijdens de Vier Meibeweging aan het begin van deze eeuw is gepoogd een officiële, ondubbelzinnige uitspraak vast te leggen, in een periode dus waarin de Chinese intellectuelen onder sterke invloed stonden van de westerse logica.’ Of hoe taal een wereldbeeld construeert en vice versa. Nog een mooi voorbeeld: de creatie van het woord natie in het Chinees. ‘Dat woord is aan het eind van de vorige eeuw vanuit het Westen overgenomen en is in het Chinees opgebouwd uit de karakters “land, rijk” en “thuis, familie”. (...) Woorden hebben een bepaalde morele waarde en die leer je als kind, en met dat woord leer je de wereld begrijpen. In veel gevallen vraag je je af: “Spreekt de mens de taal of spreekt de taal de mens?”’