Eric Joris & Kurt Vanhoutte
Flashes III
7. Een lichaam wacht ongeduldig tot het in vrije val door de geluidsmuur kan breken. Michel Fournier, een gewezen kolonel van het Franse leger, zal zich op een hoogte van 44 kilometer vooroverbuigen en zijn lichaam over de rand van een ruimtecapsule duwen. Hij zal tuimelen, het hoofd naar beneden. En vallen. Hij zal snelheden halen tot 1.500 km/u. Op dat moment moet yogatraining hem eraan herinneren dat hij armen en romp niet mag bewegen. Anders is de kans groot dat Fournier aan de andere kant van de geluidsbarrière verschijnt als een vogel met verbrande vleugels. Snelheid, hoogte en luchtdruk zouden zijn lichaam namelijk in een fatale rotatie om de eigen as brengen. Hij zou het bewustzijn verliezen. Maar wat er in de lucht ook gebeurt, voor het publiek op de begane grond zal de schokgolf merkbaar zijn in de typische harde knal. En die knal zal in zekere zin het einde signaleren van een vijftien jaar durend werkproces. Fournier was met name één van de wetenschappelijke uitverkorenen in het ‘project S.38’, een onderzoek naar reddingscapsules in het kielzog van de geëxplodeerde Challenger. Toen de Franse regering het project in 1989 annuleerde, zette Fournier de onderneming boudweg verder met eigen fondsen. Hij nam ontslag uit het leger, verkocht huis en bezittingen voor de aanschaf van een raketcapsule van drie bij anderhalf. Dankzij de steun van de Canadese overheid zal die hem binnenkort de ijle ruimte boven de vlakte van Saskatchewan inschieten. De uiteindelijke vat duurt slechts een zestal minuten. Maar tevoren wil de astronaut zich toch een poos gunnen om vanuit de stratosfeer de aardbol te bewonderen. ‘Het is nu al zo lang dat ik op dat moment wacht,’ aldus Fournier op zijn site <www.legrandsaut.org>, ‘en ik zal nooit meer een gelegenheid hebben om het nogmaals te beleven.’ Voor het motto van zijn technologisch waagstuk gaat hij te rade bij William Faulkner: ‘Het is
noodzakelijk om dromen te koesteren die zo groot zijn dat men ze niet uit het oog kan verliezen terwijl men ze najaagt.’
8. De esthetica van de catastrofe. Ten laatste sinds de aanslag op de Twin Towers zijn we vertrouwd geraakt met de visuele orkestratie van destructie. De avant-garde registreerde haar eigen reacties op de ramp. Componist Karlheinz Stockhausen haalde de voorpagina omdat hij gevoelens vertolkte die wellicht velen deelden maar weinigen durfden te uiten. Hij vergeleek de aanslag met kunst, meer bepaald met de intensiteit van een concert en de concentratie van een performance. Gemeten aan de reële catastrofe van elf september, aldus de kunstenaar, vervallen wij als componisten in het niets. En zoals enigszins te voorzien was haalde ook de Parijse academie gonzende metaforen boven om de gruwel te vatten. Jean Baudrillard had het in Le Monde over ‘de moeder van alle evenementen’ en met een knipoog naar Antonin Artaud over ‘het theater van de wreedheid dat ons rest’. Een goede vijftig jaar eerder had Walter Benjamin, met het futurisme voor ogen, al vastgesteld dat de mens in staat bleek de ‘eigen vernietiging als esthetisch genot van de eerste orde te genieten’.
‘Sommige mensen willen vliegen om door de zon te worden besmet’, schrijft Peter Verhelst in 1996 in zijn bundel Verhemelte. Zijn Icarus stijgt niet op om bij