Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 151(2006)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 477] [p. 477] Arnoud van Adrichem Gedichten En tenegader groen Het bos beweegt niet: u kunt niet stil blijven staan onder dat geblader en geritsel, het hemelhoog gewuif voor het almaar kantelende raam, van links naar rechts verschietend blauw. Tot een van die takken plots door het glas zwaait, u omhoog zwiept, wegslaat als een bal, rakelings langs duizend bunder bloedende uitlopers de valste christusdoorn. U was een mens. Dan de inslag, de door geen god gebroken val op de grasmat. En Keet maar gillen: ‘Heathcliff, ik ben het! Hoorde je me niet?’ Het getakte stond u als brak u uit uw ei. [pagina 478] [p. 478] Heure vuist geveld Of Amerika het goedvindt of niet: misschien wellicht mogelijk. De gebiologeerde god ziet hoe zwaartekracht aan u zuigt, hoe u in uw val ontvogelt, de wereld schamel brandt als gloeilamp, een peertje. (Het licht sec het licht.) En dan, dit is uw negatie: de hardheid van steen loochenen terwijl u klapwiekt pluimstrijkt stilte verplaatst. Stoot u zich niettegenstaande? Het zal snel en pijnloos zijn. [pagina 479] [p. 479] Grassen en appels Hoorden wij: elke drie seconden sterft er een kind. Een, twee, drie. Precies onder deze regels __________een kruis oprichten, gebalde vuist de lucht in steken en ten hemel schreien. ‘Niet het dodental maar het aantal gewonden intrigeert’ Ooit____________________zagen zij in iedere appel het licht. ‘Een maniërisme?’ ‘Hun behoud!’ Zo ging het vroeger. __________Je legde een gedicht naast de rivier en het gedicht kleurde blauw, fonkelziek, ____________________meanderend, dikke golfjes knielden. In het graslandschap liggen nergens stiften__________. __________Het gestampvoet van heiligen steeds zachter. Vorige Volgende