Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 151(2006)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 482] [p. 482] Wouter Godijn Gedichten Het loeien bijna balken Zodra gedicht begint met ontstaan - één borst uit het water - verbergt ze zich achter wasmiddelwit laken. Ik sleur haar erachter vandaan, trek aan haar haren, grijp in haar nek. Grom: ‘Spreken stomme trut, of ik sla je op je bek.’ ‘Koe op haar zij of zij moet baren schemenngdiep, het loeien klaaglijk, bijna balken, de tanden van het donker al ontbloot. Overal stikken ingetogen kleine dieren. De wind glijdt wezel- of slangachtig door het hoge gras. Niet eens bloed, alleen een beetje drab. En dat na zoveel persen. O ja: en een dode koe. Begrepen ober? Dode koe. Eén. Kunt u dat doorgeven aan de keuken? Laat ze vooral veel bidden terwijl ze bezig zijn. Laat ze maar een kerk vouwen, een hele hoge, met zo'n eindeloze, ijle spits boven het vlees dat soppend terugkeert in de aarde. Een hoedje van papier. Is voor de kinderen zoveel aardiger. En dat je dan, als je goed kijkt, zo af en toe iets ziet bewegen. Heel even: een gelovige - bleek als een luchtspiegeling.’ [pagina 483] [p. 483] Over een leegstaande hoge hoed Het kortsluiting veroorzakende konijn onder de bank bij wijze van begin gewist. In ruil voor licht schaterend wit tussen de regels! Pappa is een oen! Breng toch een buitenhok, breng verse grassen, de eenvoud van woedend oranje wortelen. Of blaffen? Zonder hond? Zo lok je geen konijn. Je kunt altijd nog eens beginnen. Dit gezin is een trampoline. Deze meneer is zwanger. Ook wat zich hoog boven ons verijst moet zich legen op zijn weg naar het verre Oosten. Die kant op nog steppen? Ik grimdenk: as je maar ver genoeg gaat: slierten damp, geen wolken meer maar vechtend engelenhaar - tegen oppermachtig, zéér dwangmatig blauw: ach laatste lammetjes- achtige, broodmagere zinnen. Altijd kun je... altijd kon je... Maar we gaan al [pagina 484] [p. 484] naar beneden, lager en lager. Mayday, mayday! tot diep in het warme gras. ‘Zo blief niks’, hoor je nog zeggen - een krakende ouwevrouwestem - wie is dat mens? - ik zie geen bal ‘zo-tis mien jong. En: hest oe knijn al terug?’ [pagina 485] [p. 485] Broei Het broeit in longen en stallen. Gisteren kippenpoten, bruingeroosterd vel, stollend vet. Vogel- pest erbij krijgen en wellustig liggen hijgen. Lakens klam als voorjaarswind. Een grote, lauwe scheet meurend met veel gevoel voor stijl naar rottend fruit komt luitje in mijn ogen verrekte goed uit. Jou smachtend aankijken, uitnodigend zwaaiend met mijn jengeldejengel. Kustje waar blijf je nou? Jij zei (in het begin, dat moet je nog weten) de wereld is rond dus je komt terug voor je definitieve vertrek. Jij kijkt en zwijgt en denkt niet wat jij denkt. Alleen jij kunt zo verdonkeremanen. Een vrouw in het zand draait haar roodbruine, met snot bespatte rug naar me toe en kijkt over haar schouder of ik wel kijk. [pagina 486] [p. 486] De terugkeer van de dominee Na een ander gedicht als vermist opgegeven dominee herleeft zwoegt kanselwaarts klauw de binnenzak in vindt: vermolmde agenda nameloze scherpe dinge even een flits van een vergeten voorjaar: nie over nadenken straks begin ik te bloeien inhalator eindelijk: onbeheerst zuigen, kwakt lichaam kansel op, preekt: o mijn gemeente mijn schaapjes! ik spreek u toe denkt u er is veel verschil tussen u en een koe u denkt: ik ben heel en al ik zeg u uw broos denkwerk verschilt niet noemenswaardig van het kakelen ener... (een pilletje sal toch pille nie sijn vergeten god sij me genadig) De fragiele wand uwer slagaderen is het enige dat staat tussen u en de dieren des velds u zult nog even klokken boerend horen beieren rode gordijnen zullen met veel gevoel voor theater worden neergelaten voor uw prekende ogen uw laatste gedachte zal zijn een insect - nooit goed gewees in dierkunde - sla je dood wee nie hoe 't beest heet - u bent een koe een neger in de Congo een kind in een Chinese stinkfabriek ubentnuwaarlijkal waarlijk ja maar waardig ho... ho... excusez mwah... en krijgt een niesbui streel dus uw wereld en sla haar niet zij is uw vlees uw geliefde uw moordenaar uw kosmisch pokerspel (De dichter inmiddels zo opgewonden dat hij de schoot van zijn gezin bijna met fiets en al komt binnengedaverd gaat mooi niet door). Vorige Volgende