Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 151(2006)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 659] [p. 659] Mila Fertek Het fijne leven dat mij wacht En ik lach schaterend en de oude Indiase vrouw lacht ingetogen maar heel vrolijk met Mij mee Deze bloemen zijn heel mooie bloemen Ik heb ze gekocht van een oude Indiase vrouw Wier taal ik niet spreek Toch zei ik haar ga zitten hierbuiten voor het Huis in de warme zon dan maak ik een kopje Thee voor u De oude Indiase vrouw ging zitten en begreep Mij helemaal Vijf minuten later was ik terug met twee Dampende mokken thee in mijn handen Ik zette ze op het tafeltje neer en ging naast Haar zitten Zo zitten we lekker zei ik en even sloot ik de Ogen om de geur van de mooie bloemen goed Tot mij te kunnen nemen Ze ruiken heerlijk mevrouw zei ik terwijl ik Mijn ogen weer opende En de oude Indiase vrouw knikte en glimlachte Vriendelijk Zij draagt een forse herenbril de oude Indiase vrouw En haar gebit is volkomen authentiek Voorzichtig de mok gloeiend hete thee in haar handen Houdend en haar hoofd ernaartoe buigend slurpt ze Uit de dampende mok Kent u Bach mevrouw zeg ik de deur staat toch open En de thee is nog lang niet op wacht ik zal u Ich Ruf Zu Dir Herr Jesu Christ laten horen Even opnieuw ben ik weg en in de huiskamer zet ik De langspeelplaat op en spoed mij weer naar buiten Dat is Bach mevrouw zeg ik net zo mooi als uw Prachtige bloemen die ook nog zo heerlijk ruiken Want van Bach weet ik dat zo net nog niet [pagina 660] [p. 660] In de wind van juli naar augustus Het is avond en de wind van juli naar augustus is stilgevallen Een jonge vrouw in feite een meisje nog maar al reeds ruim Voorzien van de rijpe vormen die bij velen begeerte oproepen Zit op een keukenstoel in de snel duisterende tuin De jonge vrouw eigenlijk een meisje nog denkt na en haar Ellebogen rusten op haar knieën en haar kin rust op haar Opengevouwen handen die bovendien haar wangen omvatten Na denkt zij over de verschroeiende liefdes die haar leven Niet zullen doen verteren en wellicht spoedig al Het bed vreest zij niet integendeel maar wel de uren dagen Weken maanden jaren lustra en decennia die zouden Volgen kunnen die vreest zij maar al te zeer Daar is zij veel te ongedurig voor meent de jonge vrouw Eigenlijk een meisje nog en niet lang zal zij bij welke grote Liefde dan ook blijven kunnen zo voelt zij dat aangezien De jonge vrouw wellicht een meisje nog zo is geaard Veel pijn en verdriet zal zij onderweg veroorzaken want ik ben Van de liefde meent ze en niet van het verstikkende blijvende Zij die mijn onversneden liefde ten deel zullen vallen kunnen Alleen mijn kinderen zijn mijn kinderen die ik met man Noch vrouw delen zal Het is vrijwel donker nu en de jonge vrouw eigenlijk een meisje Nog neemt een flinke slok uit het glas met zware bodem waarin Zij zich een driedubbele bourbon heeft ingeschonken en Bedachtzaam neemt zij vrijwel tegelijkertijd een fikse teug van Haar joint en luistert naar de merel die gestopt met zingen is Het voorbereidende werk is gedaan en voor het werk Dat nu volgt is zingen niet werkelijk noodzakelijk meer Vorige Volgende