Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1992 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1992
Afbeelding van Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1992Toon afbeelding van titelpagina van Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1992

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1992

(1992)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 175]
[p. 175]

Pieter van Wissing
‘Heethooftige en speculateur’
Petrus de Wacker van Zon (1758-1818)Ga naar voetnoot1

Op 13 april 1805 plaatste Bruno Daalberg - alias De Wacker van Zon - een brief van een genealoog in zijn weekblad Apollo, waaruit ik citeer:

[...] daar 'er toch niets in de wereld is, dat men met zoo veel lust om te gapen, en om bij anderen dispositie tot gapen te verwekken, voorstellen kan, dan zijne genealogie.Ga naar voetnoot2

Ik heb niet de illusie dat de volgende bio-bibliografische notities over Petrus de Wacker van Zon een andere reactie teweeg zullen brengen, maar voor een uiteenzetting van de huidige stand van zaken van het onderzoek naar deze patriot-schrijver zijn die biografica helaas onvermijdelijk. Bovendien zal nog blijken dat De Wacker van Zon zelf ook genealogisch onderzoek deed. Voorts worden er links en rechts publikaties aan hem toegeschreven, waarvan zijn auteurschap echter allerminst bewezen is. In dit artikel wil ik een bijdrage leveren aan het onderzoek naar deze veelgenoemde maar in feite weinig bekende achttiende-eeuwer. De Wacker van Zon: ‘heethooftig’ patriot volgens zijn familie en geestverwanten; een ‘prulschrijver’ volgens kritici, die nauwelijks konden geloven dat hij de auteur was van Jan Perfect, een schitterende satire op onze Verlichting. Met moeite ontworstelde hij zich tegen het eind van zijn leven aan zijn zelf verkozen anonimiteit, maar zijn satirische stijl zou tot in de dagen van Beets invloed hebben. En daar ligt het belang van De Wacker van Zon voor de (literatuur) geschiedenis: in politiek en literair opzicht fel kriticus van zijn tijd en tijdgenoten.

Jeugd en studie

Petrus de Wacker van Zon werd op woensdag 9 augustus 1758 als zesde kind van een gezin van acht kinderen geboren en de zondag daarop-

[pagina 176]
[p. 176]

volgend gedoopt in de Amsterdamse Zuiderkerk.Ga naar voetnoot3 Zijn voorvaders waren kooplieden, kerkmeesters en predikanten. Hij verloor zijn moeder Anna Susanna Hollebeek (1730-1762), telg uit een bekend geslacht van predikanten, toen hij nog vier jaar moest worden.Ga naar voetnoot4 Petrus' vader, Hendrick de Wacker van Son (1728-1778), was in Amsterdam koopman, kerkmeester, schepen en bekend kunstverzamelaar. Het beroemdste stuk uit zijn kunstverzameling was ongetwijfeld Paulus Potters Groote Ossendrift.Ga naar voetnoot5 Hendricks oom, Coenraad van Son (1691-1751) nam zijn jonge neef in 1750 als compagnon op in zijn zaak, die handel dreef op Spanje en de Levant. Toen hij het jaar daarop stierf zette Hendrick het bedrijf voort. De beurscrisis, een gulle hand bij de aankoop van kunst, mislukte investeringen in Suriname, een vervelende huurkwestie en daardoor noodzakelijke leningen (onder andere bij familieleden) leidden in 1762 tot zijn faillissement.Ga naar voetnoot6 De opbrengsten van veiling van de kunstverzameling, alsmede de verkoop van zijn andere bezittingen waren bij lange na niet voldoende om de schuldeisers van de deur te houden. Anna kwam tot de ontdekking dat Hendrick haar gehele kapitaal - ruim een ton - erdoorheen gejaagd had, terwijl haar moeder de grootste crediteur bleek te zijn. Om een ‘totaal Ruïn’ te voorkomen wordt in september 1764 een regeling met de ruim 150 schuldeisers getroffen.Ga naar voetnoot7 Van Eeghen - op zoek naar de oorzaken van het faillissement - laat zich even gaan

Heeft het hem [= Hendrick, PvW] [...] aan bezonnenheid ontbroken? Was hij ijdel? Of spilziek? Of intrigant? Ik voel het als een gemis hierop geen antwoord te vinden. Het is misschien een gevaarlijke fantasie den stamvader uit de nakomelingen te willen leeren kennen, gelijk men het den boom uit de vruchten doet. Zooveel is zeker, dat
[pagina 177]
[p. 177]
bezonnenheid niet de sterkste zijde was van twee dezer, die grooter algemeene bekendheid hebben erlangd dan Hendrick de Wacker van Son: zijn zoon, (Mr.) Petrus (de Wacker) van Zon, den ultra-revolutionair van 1791 en zijn achterkleinzoon, Mr. J.P.J.A. graaf van Zuylen van Nijevelt, den anti-revolutionair van vóór en den ultra-conservatief van nà 1866.Ga naar voetnoot8

In oktober 1764 vertrekt Hendrick - na later bleek - voor tien jaar naar Java waar hij er financieel weer bovenop kwam.Ga naar voetnoot9 Petrus is dan zes jaar. Vermoedelijk nam in die tijd Johanna Maria de la Fontaine (1733-1799) - een volle nicht van Petrus' moeder - de zorg voor de kinderen op zich. Zij dreef in de Amsterdamse Nes en later aan de Oude Turfmarkt een stoffenwinkel. Toen Hendrick repatrieerde huwde hij Johanna in 1775.Ga naar voetnoot10

In 1776 verhuisden Johanna en de meisjes uit het gezin naar Ellecom, waar ze hun intrek op kasteel Middachten namen. Hendrick volgde enige maanden later. In 1778 overleed hij op Middachten.Ga naar voetnoot11 Daarop vertrok Johanna met de kinderen naar haar geboorteplaats Zutphen.Ga naar voetnoot12

Op 24 augustus 1776 laat Petrus zich in Leiden inschrijven als: Petrus van Son, Amstelodamis. 19, J.'Ga naar voetnoot13 Dat gaf hem het recht examen in de rechten af te leggen; of hij in Leiden of elders gepromoveerd is, heb ik niet kunnen vaststellen. Hij zou later echter wel de meesterstitel gebruiken. Hij kreeg in Leiden contact met de Hagenaar Isaac van Schinne V (1759-1831), want in diens Album amicorum vinden we een Franse inscriptie van zijn hand van 16 mei 1778.Ga naar voetnoot14

[pagina 178]
[p. 178]

Een ‘heethooftige’ Patriot?

In november 1783 wordt in de Delftse Waalse kerk het huwelijk tussen Petrus en de Utrechtse Theodora Adriana Falck (1757-1830) aangekondigd; op 14 december verhuist hij naar Utrecht. Op 21 december van dat jaar huwen zij in de Waalse kerk te Kleef. In de archiefstukken wordt De Wacker van Zon met een meesterstitel vermeld. Zij vestigen zich in Kleef.Ga naar voetnoot15 Op 8 september 1784 werd het eerste kind geboren Anna Susanna.Ga naar voetnoot16 Op 11 oktober 1785 wordt in Utrecht het tweede en laatste kind geboren George Theodoor Zeeger Constans.Ga naar voetnoot17

Utrecht anno 1785 was de hoop voor Neerlands patriotten. Hier moet de langjarige vriendschap tussen De Wacker van Zon en de opportunistische Bogislaus Fredericus von Liebeherr (1756-1821), luitenant bij het burger-vendel De Zwarte Knechten zijn begonnen.Ga naar voetnoot18 Ongetwijfeld kende Petrus ook de Utrechtse studentenleider Pieter Quint Ondaatje (1758-1818), die handig inhaakte op de ontloken anti-aristocratische gevoelens.Ga naar voetnoot19 Of Petrus toen al tot de ‘harde’ patriotten behoorde, is niet duidelijk. Evenmin of hij een aandeel had in de stroom pamfletten die het politieke klimaat moest beïnvloeden, omdat de meeste anoniem verschenen. Nam hij als vrijwilliger dienst bij een Utrechts vrijkorps - net als Ondaatje - dat deelnam aan de schermutselingen bij Vreeswijk, Zeist en Soest in mei 1787? Ik betwijfel of De Wacker van Zon in die tijd al als patriot meetelde.

In 1786 verscheen het geruchtmakende pamflet De Adel - felle aanklacht tegen de aristocratie en het ruim een eeuw oude Regeringsreglement - waarvan de auteur zich Anonymus Belga noemde.Ga naar voetnoot20 Met een aandoen-

[pagina 179]
[p. 179]

lijke naïviteit doet Belga een beroep op de adel hun stand op te heffen, maar hij maakt een uitzondering voor enkelen zoals de Capellens. In de contemporaine en latere literatuur wordt De Wacker van Zon steevast voor deze Anonymus Belga gehouden, maar het bewijs is (nog) niet overtuigend geleverd. Sterker nog, deze toeschrijving wordt gebruikt om de politieke ommezwaai van De Wacker van Zon te bewijzen.Ga naar voetnoot21 Politieke ommezwaai: akkoord, maar dan wel liever op de goede gronden. De op één na oudste verwijzing is een mededeling (geschreven tussen 1818 en 1828) van de Friese griffier D.H. Beucker Andreae (1772-1828) en dus tijdgenoot van De Wacker van Zon, op het in zijn bezit zijnde exemplaar van De Adel. De mededeling is ook in een ander verband waarover ik nog kom te spreken, belangrijk genoeg om hier te citeren

Deze anonymus is de heer Wakker van Zon, naderhand [doorhaling, PvW] Secretaris van den Hogen Raad van Adel! - (heeft ook veel geschreven onder de naam van Bruno Daalberg - had ook veel deel aan de redactie van den Janus vóór 1787).
De hier bygevoegde marginale aant. en correcties zijn eigenhandige van den auteur zelven, die een 2de uitgaaf bereidde.Ga naar voetnoot22

Een handschriftvergelijking van de marginalia in Beucker Andreae's exemplaar van De Adel en de brieven van De Wacker van Zon, hoe groot de gelijkenis ook is, kan niet als afdoende bewijs gelden.

Jasper Hendrik, baron van Zuylen van Nievelt (1751-1828), lid van de Ridderschap van het kwartier van Veluwe en ambtsjonker van Barneveld, werd tot zijn grote woede door Robert Jasper van der Capellen tot de Marsch (gest. 1814) ten onrechte voor de auteur van De Adel gehouden. Van Zuylen van Nievelt veegde de vloer aan met De Adel en beweerde de auteur - wiens naam hij helaas niet noemt - al zes maanden voor de

[pagina 180]
[p. 180]

verschijning tevergeefs te hebben bewogen van publikatie af te zien.Ga naar voetnoot23 Het voert in dit bestek helaas te ver om dieper op de interessante auteurskwestie van De Adel in te gaan. Het is mogelijk dat Beucker Andreae De Wacker van Zon persoonlijk heeft gesproken, maar deze mededeling alleen is evenmin overtuigend bewijs voor zijn auteurschap!

De mededeling van Beucker Andreae is even stellig over De Wacker van Zon's medewerking aan het geruchtmakende politiek-literair tijdschrift Janus dat van januari tot augustus 1787, vlak voor de inval van de Pruisen verscheen. Het blad tendeerde wat politieke overtuiging betreft naar patriotse kant, waar ook de grootste aanhang was te vinden. Moedig probeerde Janus boven de facties te staan. Hoewel er de laatste tijd over Janus is gepubliceerd, tasten we over de redactie en medewerkers nog steeds in het duister. Over Janus valt nog veel te zeggen, maar ook dat kan niet in dit bestek.Ga naar voetnoot24 Zoveel lijkt zeker dat De Wacker van Zon wel medewerker was. Ik kom er nog op terug.

Refugié in Vlaanderen en Frankrijk

Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre zijn vermeend auteurschap van De Adel en zijn mogelijke redactiewerk voor de Janus, alsmede zijn patriotse activiteiten er de oorzaak van waren dat De Wacker van Zon in september en oktober 1787 via Amsterdam, Brussel en Antwerpen ten slotte naar St. Omer vluchtte. Want het feit dàt hij moest vluchten, betekende dat hij ook wat te vrezen had.

In januari 1788 voegden zich ook de latere kemphanen Johan Valckenaar (1759-1821) en Coert Lambertus van Beyma (1753-1820) bij de inmiddels honderden gevluchte patriotten.Ga naar voetnoot25 Beiden kregen van de Franse regering opdracht commissoriaal een lijst op te stellen waarop - om in aanmerking te komen voor financiële bijstand - in diverse ‘classen’ de patriotten werden ingedeeld. De klassificaties bepaalden de hoogte van de uitkeringen die overigens omgerekend nauwelijks voldoende waren om het hoofd boven water te houden. De Wacker van Zon behoorde met een

[pagina 181]
[p. 181]

uitkering van 24 livres tot de hoger betaalden. Ook dat zegt iets over zijn belangrijk patriots aandeel in de jaren daarvoor.Ga naar voetnoot26

Schrijnend èn tragisch zijn de verzoeken en pogingen om ten koste van anderen een hogere waardering op de lijst te bewerkstelligen.Ga naar voetnoot27 De willekeur waarmee de refugié's op de lijst werden ingedeeld, leidde tot het bekende conflict tussen Van Beyma en Valckenaar; de laatste nam binnen twee weken na de installatie van de commissie ontslag. Het conflict had een felle pamflettenkrijg tot gevolg, waarin De Wacker van Zon ongetwijfeld een rol speelde.

De Wacker van Zon en Von Liebeherr (de laatste woonde in Gent, waar in 1790 ook Ondaatje verbleef) kozen de kant van Van Beyma. Vrij snel na hun vlucht beraamden de twee vrienden in het diepste geheim drieste plannen voor een omwenteling in de Republiek. Met steun van Oostenrijk moest een aanval op vestigingen in Staats-Vlaanderen worden voorbereid. In een memorie werd de opzet uitgewerkt en ter beoordeling naar generaal R. graaf d'Alton (1732-1791) gezonden. Deze Oostenrijkse generaal werd in oktober 1787 door Jozef II naar de Zuidelijke Nederlanden gestuurd om de ‘opstandige bevolking’ te bedwingen. De generaal die de keizer inlichtte, kreeg op 31 oktober 1789 een duidelijk antwoord

Le memoire que vous m'avés envoié mon cher general de la part de quelques refugiés hollandois ressemble bien a leur imagination exaltée, qui les a toujours fait donner de travers dans toutes leurs demarches. Vous les econduires avec les projets, dont l'execution seroit tout ce qui pourroit nous arriver de plus facheux, savoir de nous attirer sur les bras la Prusse, l'Angleterre & le Prince d'Orange avec tout son parti, pendant que nous n'aurions a leur opposer que nos propres forces & quelques miserables patriotes hollandois qui encore ne pourroient rien faire sans la France, & celle ci n'a certainement dans ce moment ni la volonté ni les moyens de nous être de la moindre utilité, ainsi renvoiés bien tout projet a cet egard, & croies qu'il faut que nous évition soigneusement tout ce qui pourroit nous compromettre de quelque maniere avec l'une au l'autre de ces puissances.Ga naar voetnoot28

De Amsterdamse refugié Jan Bernd Bicker (1746-1812) tekende hierbij aan

[pagina 182]
[p. 182]
Geen van ons te Brussel [waar de top van de patriotten verbleef, PvW] hadden daar eenige kennis aan; men is lang zeer geintrigeerd geweest wie doch die demarche gedaan hadden. Wy zyn zulks eerst gewaargeworden toen Liebeherr eenigen tyd naderhand op zyn buyten by Gend is gearresteerd geworden, en dat Van Zon in het eerste ogenblik zyn vrees liet blyken dat de Memorie gevonden mogt worden.Ga naar voetnoot29

Op 7 november 1789 draagt de keizer d'Alton op de intriganten af te poeieren

Renvoyez bien vertement tous ces faiseurs de projets ou intriguants qui osent vous faire des propositions aussi absurdes que dangereuses.Ga naar voetnoot30

Raadpensionaris L.P. van de Spiegel (1736-1800), werd later toch wat ongeruster

sedert ik uit de gedrukte Correspondentie van den Keizer met den Generaal d'Alton [die in 1790 was gepubliceerd, PvW] leeze, dat de Holl. Patriotten waarlyk een Plan aan 't Gouvernement gepresenteerd hebben, om een diversie te maaken, door het attaqueren van Staats Vlaanderen, komt de zaak my serieuser voor

zo schreef hij de minister van Buitenlandse Zaken Van Nagell op 9 februari 1790.Ga naar voetnoot31 P.J. van Zuylen van Nyevelt (1743-1826), luitenant-generaal, later maarschalk van Holland en president van het Hoog Heraldiek College, noemde zijn zwager De Wacker van Zon in maart 1790 een van ‘die heethooftige of speculateurs’ en deed het plan af als een ‘chimere.’Ga naar voetnoot32

Op 15 mei 1791 adresseerde De Wacker van Zon, Van Beyma en drie andere ‘harde’ patriotten een Discours prononcé aan de Société des Amis de la Constitution (bekend als de Jacobijnenclub die in Frankrijk geleidelijk aan politieke voet aan de grond had gekregen)

tableau fidèle du patriotisme Hollandois, de la justice de ca cause et des malheurs qui l'ont suivi [...] que dans le nouvel ordre des choses la Hollande subjugée renaîtra par l'appui des Français.Ga naar voetnoot33
[pagina 183]
[p. 183]

Maar ook de groep Valckenaer wendde zich tot de Jacobijnenclub. Colenbrander analyseert dan de rivaliserende partijen en hun pleidooien

Den 15den Mei 1791 debiteerden, in de ‘Société des Amis de la Constitution’ (vulgo Jacobijnenclub) te Parijs, Beyma, Huber, De Kock, van Hoey en de Wacker van Zon de formidabele leugen, dat men in '87 precies hetzelfde had gewild wat de Franschen met hun constitutie van '91 bereikt hadden: ‘Que la France juge de la validité et de la justice de leur cause, quand elle saura qu'alors (1787) les patriotes bataves conçurent une révolution aussi glorieuse que celle de la France; qu'ils tendaient à l'établissement d'une constitution telle que la France a su réaliser’ [...] ‘Aprés d'une nation qui n'est séduite par des intrigues mais gouvernée par l'opnion’, schrijft de steller van deze aanspraak, de Wacker van Zon, den 4den Juni '91 aan C.F. d'Yvoy te Duinkerken, ‘il fallait s'attacher cette opinion publique, et se servir à cet effet des sociétés des Amis de la Constitution’

en betoogt vervolgens dat bij Valckenaer ‘een iets grooter percentage fatsoenlijke lieden behoorden, dan tot die van Beyma.’Ga naar voetnoot34 Twee weken later kregen De Wacker van Zon en zijn vier medeopstellers van het Discours prononcé de felbegeerde toegang tot de vergaderingen van de Jacobijnenclub

MM. de Beyma, Huber, de Kock, van Hoey, de Wacker van Zon, patriotes hollandaises, ont obtenu l'entrée aux séances de la Société pendant quinzaine.Ga naar voetnoot35

Zowel Valckenaer als Van Beyma richtten in 1791 hun eigen ‘Jacobijnenclub’ op: in 1793 werd Van Beyma gearresteerd.Ga naar voetnoot36 De verzoeningsgezinde Valckenaer probeerde te vergeefs de vrijlating te bespoedigen.Ga naar voetnoot37

[pagina 184]
[p. 184]

Valckenaer stelde in datzelfde jaar een Liste des Membres qui pourraient servir à augmenter le Comité Revolutionnaire Batave op, waarop naast de naam van Van Beyma ook die van De Wacker van Zon prijkte. Bij repatriëring zou De Wacker van Zon met Daendels en R.J. van der Capellen tot de Marsch Gelderland als werkterrein toebedeeld krijgen. Uit de stukken blijkt dat de Wacker van Zon voornamelijk in Antwerpen verbleef en dus voortdurend in de buurt van de patriottentop was te vinden.Ga naar voetnoot38

Repatriëring

Al snel na zijn repatriëring begin 1795 kunnen we het spoor van De Wacker van Zon weer volgen. Lijkt hij na zijn turbulente leven als refugié schoon schip te willen maken met zijn patriots verleden? Of bereidde hij zich voor op een leven als broodschrijver? In hoeverre openbaarde zich de latere satiricus De Wacker van Zon in de volgende advertentie verschenen in de Haarlemse Courant van 7 april 1795, waarin hij klaarblijkelijk afstand neemt van één van de vele navolgers van Janus 1787, namelijk de Janus verrezen die vlak na de Franse inval begon te verschijnen

Daar het den Ondergeteekenden dikwijls voorgekomen is, dat men hem vry algemeen een der Schryvers hield te zyn van het reeds voor de Omwenteling in 't Jaar 1787 geëxpireerde Weekblad Janus: en hy thans in de Couranten aangekondigt ziet, dat met den 6 April een Weekelyks Geschrift, met een even gelyke naam aan 't hooft het ligt staat te zien, vind hy 't van zyn pligt, als, nog de Auteurs, nog het voorwerp, nog de bedoeling van hetzelve, kennende, op zyn woord van Eer te betuigen, dat hy aan deeze Janus geen de minste deel nog meedewerking heeft: en doet hy zulks des te gereder, wyl hy uit de styl der Advertentie vermoedende, dat een der schranderste vernuften en der beste pennen van ons Gemeenebest zich thans met die taak ontleedigende is, men het hem niet euvel opneemen kan eene eer, die hy weet hem niet toetekomen, opentlyk van de hand te wyzen.
Den Bramel by Zutphen, den 3 April, 1795. Petrus de Wacker van Zon.Ga naar voetnoot39

Let op dat hij zich alléén van de Janus verrezen distantieert, en niet van de Janus 1787! Die kwestie blijft vooralsnog open.

Lang zou De Wacker van Zon niet op Den Bramel wonen.Ga naar voetnoot40 In maart 1797 moet hij al enige tijd op het landgoed Suideras bij Vierakker (Gld.)

[pagina 185]
[p. 185]

verblijven, op dat moment een geliefkoosd bezit van August Robbert van Heeckeren (1743-1811), raadsheer van het Hof van Gelre en Zutphen, die in De Adel was weggehoond.Ga naar voetnoot41 Vanuit Suideras maakte De Wacker van Zon in maart 1797 het overlijden van zijn dochter bekend, de ‘Hoog Welgeb. Jonkvrouwe Anna.’Ga naar voetnoot42 De titel jonkvrouw heeft er vermoedelijk toe bijgedragen dat ook aan De Wacker van Zon een titel werd toebedeeld: baron. Quod demonstrandum est. Want de titel jonkvrouw was het gevolg van een adelsverlening aan de vader van Petrus' vrouw, George Tammo Falck, die op de directe afstammelingen overging.Ga naar voetnoot43 Een bron van vele latere misverstanden, die De Wacker van Zon maar al te graag voedde door zich in een van zijn romans te afficheren als baron De Wacker van Zon. Daar komt bij dat hij de vermoedelijke (anonieme) inzender is van een stamboom - integraal over maar liefst dertien generaties teruggaande tot de dertiende eeuw! - die J. Kok in zijn Bijvoegzels (1799) opnam.Ga naar voetnoot44 Terecht is de houdbaarheid van zijn adellijke herkomst betwist.Ga naar voetnoot45 De gegevens van de stamboom blijken - uit eigen onderzoek - niet alleen onvolledig, maar ook onnauwkeurig. Maar zijn (vermeende) stamboom in Kok, leek zijn reputatie als genealogisch onderzoeker te gaan bevestigen,

[pagina 186]
[p. 186]

getuige een briefwisseling in 1801 over dit onderwerp het Delftse vroedschapsraadslid M.G. del Court van Krimpen (1755-1835).Ga naar voetnoot46

In 1803 voert het Staatsbewind een debat over de benoeming van een nieuwe ‘Commissaris ter tusschenwaarneeming der Gouvernementen van Suriname en Berbice.’ Kandidaten waren

de Capitein ter Zee Lemmers, het lid uit het Commité der Justitie te Amsterdam Glimmer, de Burgers Wacker van Son en Wenkebach.

Uiteindelijk viel de keuze op een Fransman, vertelt Wagenaar.Ga naar voetnoot47 Het is mogelijk dat De Wacker van Zon solliciteerde op grond van het feit dat de plantage Berlin in Suriname die Petrus' vader in 1760 had verworven, nog in familiebezit was.

De broodschrijver

Vanaf 1804 zette De Wacker van Zon zijn schrijverscarrière voort met een stroom van publikaties. Hij schreef onder verschillende pseudoniemen, waarvan Bruno Daalberg de bekendste is geworden. Kennelijk was een politieke carrière op een mislukking uitgelopen. Net als zijn vriend Von Liebeherr verdween De Wacker van Zon van het politieke toneel.Ga naar voetnoot48 Het is niet duidelijk of zijn harde opstelling onder patriotse geestverwanten daar debet aan was. Op Suideras ontving hij af en toe bezoek van Angélique Falck, zuster van Anton Reinhart Falck (1777-1843), de latere secretaris van Staat.Ga naar voetnoot49 Anton zou De Wacker van Zon regelmatig helpen. Geestverwanten als Daendels, Valckenaar en Van Beyma veroverden belangrijke politieke functies, zwager Van Zuylen van Nyevelt werd maarschalk van Holland en president van het Hoog Heraldiek College, in Kleef was een andere zwager kamerheer van de groothertog van Hessen.Ga naar voetnoot50 Aan hooggeplaatste relaties zal het allemaal niet hebben gelegen.

En De Wacker van Zon? Hij schreef. Hij schreef veel. In vijf jaar tijds zou hij tenminste drie romans, twee tijdschriften en een verhalenbundel publiceren, goed voor meer dan 3.000 pagina's druk. Hij zag bovendien kans een hele horde recensenten tegen zich in het harnas te jagen. En zo

[pagina 187]
[p. 187]

kennen we hem weer. Dan is het weer enkele jaren stil, totdat hij zich rond 1815 manifesteert met twee romans en - vermoedelijk - een geschiedkundig werk.

Op zaterdag 2 februari 1805 verschijnt het openingsnummer van het anonieme spectatoriale tijdschrift De Prullemand gevolgd door Apollo.Ga naar voetnoot51 Het herinnert natuurlijk meteen aan Janus 1787 die de prullenmandmetafoor ook al gebruikte. Janus had Pierre Gosse junior, veelgeplaagd uitgever van het weekblad Haagsche Correspondent - de twee lagen voortdurend en vooral geestig met elkaar in de clinch - in 1787 bij zijn dood immers onbeperkte toegang tot zijn afvalbak gegeven, teneinde Gosse de gelegenheid te geven om diens periodiek te vullen met aanvaardbare kopij.Ga naar voetnoot52 Vanaf aflevering vijf - zaterdag 2 maart - zou de naam vervangen worden door het verhevener Apollo. Uitgever was J. Immerzeel in Den Haag. Na vijftien afleveringen werd de verschijning stopgezet

omdat onze Natie niet aan 't lezen te brengen is.Ga naar voetnoot53

Immerzeel troost de auteur

Apollo was picquant, had iets origineels, dit zeiden Kenners, en het moet u troosten, dat de weinigen die 't beoordeelen konden, u deze beoordeeling in 't graf mede geven, ‘dat zoo een van beide, de Natie of gij ongelijk hebt, gij vooral het niet zijt’.Ga naar voetnoot54

Waarom Immerzeel de verschijning stopzette is niet duidelijk. Een vertoog getiteld De opgaande Zon [!] moest maar naar een ander blad worden gestuurd. Dat zou in juni 1806 in het Amsterdamse periodiek De Ster worden geplaatst. Nog in hetzelfde jaar bracht Immerzeel een gebundelde uitgave van De Prullemand/Apollo uit, waarop nu wel een auteur werd vermeld: Bruno Daalberg M.D. In 1806 zou Immerzeel opnieuw een aantal vertogen uit De Prullemand/Apollo uitbrengen, nu onder de titel Nog wat lectuur op het ontbijt en de theetafel van den Heer Professor van Hemert aangeboden door Bruno Daalberg. Volgens het Voorberigt moet de titel worden uitgelegd als een hommage aan Paulus van Hemert (1756-1825), die zelf van 1804 tot 1810 zijn Lectuur bij het Ontbijt en de Theetafel uitgaf, populaire schetsen op politiek, literair, historisch en filosofisch terrein. In 1851 werd Nog wat lectuur nogmaals uitgegeven, nu door de Haagse uitgever K. Fuhri onder de titel Komische Vertoogen, een

[pagina 188]
[p. 188]

ernstig orthografisch verminkte uitgave waarin alle stilistische effecten teniet zijn gedaan.Ga naar voetnoot55 De Wacker van Zon als popularisator van de Kantiaanse wijsbegeerte die Van Hemert hier introduceerde? Reden genoeg om de bijzondere belangstelling van De Wacker van Zon voor Van Hemert nader te onderzoeken.Ga naar voetnoot56 Falck schreef in ieder geval in Van Hemerts Magazijn voor de critische wijsgeerte en de geschiedenis van dezelve, verschenen tussen 1799 en 1803.Ga naar voetnoot57 Maar De Wacker van Zon hoorde eerder thuis bij Van Hemerts tijdschrift Lectuur bij het ontbijt en de theetafel, een populaire vorm van het Magazijn.

In Nog wat lectuur treedt Daalberg op als redacteur en vermoedelijk auteur van stukken die zijn gesigneerd met P.v.W. en Z. Overigens zou Daalberg zich in Apollo zich voor het eerst bedienen van het pseudoniem Antonius Morellus uit Middelburg, een figuur die zich in Twee-en-dertig woorden als tekstbezorger van Daalberg opwerpt.Ga naar voetnoot58

Verschillende vertogen dragen de sporen van de heersende schrijfmode, zoals allegorieën en personificaties van abstracta via hoofdletters. Te pas, maar vooral te onpas gaf men begrippen een hoofdletter om accenten aan te brengen. Alles wat in de Verlichting verheven of hevig was, werd van kapitalen voorzien.Ga naar voetnoot59 In het vertoog De beste bril - een juweeltje - introduceert Daalberg de jood Magnus Levy, die we ook in Willem Hups (1805), Twee-en-dertig woorden (1805) en zijn meest bekende roman Jan Perfect (1817) aantreffen. Levy tracht met een even geweldige als vergeef-

[pagina 189]
[p. 189]

se inspanning zijn brillen aan een hooggeleerd gezelschap te slijten. Maar de brillen hebben geen glazen; wat wij als glazen opvatten, zo houdt hij zijn lezers voor, zijn onze vooroordelen, waarmee tijd en opvoeding ons hebben toegerust en die onze onbevangen blik vertroebelen.Ga naar voetnoot60 Stelsels en theorieën verduisteren ons gezichtsveld, een thema dat hij in Jan Perfect ad absurdum uit zou werken.

In 1805 verscheen zijn eerste roman: Willem Hups. Eene anecdote uit de XVII eeuw; ongelooflijk zelfs in de onze door B.D. bij Immerzeel.Ga naar voetnoot61 Uit aankondigingen in de kranten blijkt dat Bruno Daalberg de auteur was.Ga naar voetnoot62 I.L. Kesteloot (1778-1852), arts, hoogleraar en vriend van Anton Falck, vertelt dat bij de ‘Liefhebbers der Hollandsche letterkunde in Vlaanderen’ in 1817 de stellige indruk bestond dat Anton Reinhart Falck (1777-1843), de latere Secretaris van Staat, de auteur van Willem Hups was en vervolgt

Het is mij onbekend hoe dit gevoelen heeft kunnen ontstaan, daar er voor die veronderstelling geen schijn van waarheid hoegenaamd voorhanden is. Het voortbrengsel, hier vermeld [bedoeld is Willem Hups, PvW], dit weet ik met zekerheid, is uit de pen van den Heer Wacker van Son gevloeid.Ga naar voetnoot63

Prachtig is Falck's eigen reactie in 1818

Ik laat toe dat in mijn bijzijn luchtig geoordeeld worde - wat meer is, ik zelf oordeel niet zelden met meerdere of mindere gestrengheid over uitkomende werken, ook van schrijvers van talent en bekwaamheid. Door dezen Ondertusschen wordt wat geleverd, ja velen leveren jaarlijks iets en blijven langen tijd onuitputtelijk, terwijl ik...geen leesbaren roman zoude kunnen maken al stond er de galg op, en de vrienden die mij eens - 't is nu al een derde van eene eeuw geleden - de eer deden mij voor den auteur van Willem Hups te houden, hadden geen begrip van de onovertrefbaren dorheid van mijn geest.Ga naar voetnoot64
[pagina 190]
[p. 190]

Volledigheidshalve vermeld ik hierbij dat ik vóór Kesteloot geen authentieke bron heb gevonden die de oplossing De Wacker van Zon = Bruno Daalberg bevestigt. Evenmin is het duidelijk waar Kesteloot zijn ‘zekerheid’ op baseert. Tot nader order (van wie dan ook) zullen we het ermee moeten doen. Ik stel hier slechts vast dat De Wacker van Zon het zelf (nog) niet heeft beweerd (of ontkend).

De historische roman Willem Hups is een doorlopend verhaal over de kuiper Willem Hups uit Oudenwater dat zich afspeelt tussen 1672 en 1690. Een stervende Franse soldaat laat Hups een muts na, die de drager onzichtbaar maakt en hem verplaatst waarheen hij maar wil: Leanders hoedje derhalve. Hups besluit het onrecht te bestrijden. Hij corrigeert de oneerlijke praktijken van een baljuw, de waanwijsheid van een pillendraaier en de hoogmoed van een dominee, evenzovele persiflages op de rechtspraak, de medische stand en de geestelijkheid. Maar Hups raakt zelf ook in de ban van de macht en het dreigt slecht met hem af te lopen, waarna hij naar Wenen vlucht. Daar verschaft hij zich voor ƒ20.000,- een adellijke titel aan, wat Daalberg de gelegenheid geeft de hausse aan verheffingen in de adelstand in die tijd op de korrel te nemen. Handig verbindt Daalberg feit en fictie in de roman door de verklaard nuchtere Balthasar Bekker (1634-1698) met een spookverschijning te confronteren. Dat Daalberg en passant de hele Weense adel aan een ‘veestconcert’ laat deelnemen, is wellicht een kleine wraakactie voor de eertijds smadelijke afwijzing door Jozef II. Vooral het ‘veestconcert’ schoot de recensenten van de Letteroefeningen en de Bibliotheek in het verkeerde keelgat. De kritieken zijn vol ironie, maar met dat middel kon Daalberg zelf ook behoorlijk uit de voeten.Ga naar voetnoot65

In zijn literatuur-immanente benadering van Willem Hups toont Van der Brink aan dat dat de historische verwijzingen in dienst van de ironie staan.Ga naar voetnoot66 Van verschillende kanten wordt Daalberg verweten, dat hij - vooral in Willem Hups - geen sympathie voor zijn romanpersonages heeft.Ga naar voetnoot67 Waarom is dat eigenlijk nodig? Zoveel is duidelijk dat de verteller doorgaans betrouwbaar tegenover zijn figuranten is, in die zin, dat de in het begin uiteengezette normen van eerlijkheid worden gehandhaafd, ook als de aanvankelijke ‘held’ het verkeerde pad dreigt op te gaan. Kalff

[pagina 191]
[p. 191]

maakt het overigens wel heel erg bont door te stellen dat de latere levensgang van De Wacker van Zon op die van Willem Hups lijkt.Ga naar voetnoot68 Dat Willem Hups geschiedenis maakte, blijkt uit het feit dat Beets verschillende passages uit Daalbergs debuut in zijn Camera obscura verwerkte.Ga naar voetnoot69

Vermeldenswaard is nog de schets De Trekschuit, Ao.1702 ondertekend door L.J. van der Seys, junior uit Vlaardingen, die in twee afleveringen eind 1806 in het Amsterdamse blad De Ster verscheen.Ga naar voetnoot70 Een samenspraak tussen twee dominees, een burgemeester, een overste, een schilder, een kommies en... Willem Hups over de vraag in hoeverre iemand trouw moet en kan blijven aan een eenmaal ingenomen politiek standpunt anno 1702. Hoewel het begin van het tweede stadhouderloos tijdperk de aanleiding is, roept de verschijning van het stuk in 1806 de gedachte op in hoeverre De Wacker van Zon hiermee preludeert op zijn van kleur verschietende politieke overtuiging.

In 1805 verscheen nog een roman Twee-en-dertig woorden; of De les van Kotsebue weer bij Immerzeel. Nu verschijnt voor het eerst zijn pseudoniem Bruno Daalberg op het titelblad. Hij zegt de opzet voor het boek te hebben afgekeken van de bekende Duitse drama-schrijver August Kotsebue (1761-1819). Deze had al eens een aantal vigerende begrippen door vrienden laten ijken hetgeen hun verbeelding aan het prikkelen had gebracht. Dat Twee-en-dertig woorden begint met een humoristische uitwerking van het begrip Adel, zal nauwelijks verwondering wekken. In de roman worden de twee hoofdfiguren geïntroduceerd, de onverzettelijke in tegenstellingen denkende filosoof met de speaking name Ambrozius Heiblok, die ooit de adel wilde hervormen, tegenover de scherm- en dansmeester Balsamo de Mecca, die echter één oog en één gezond been heeft, hetgeen hem meer theoreticus dan practikus maakt

hij was niet alleen Scherm- en Dansmeester, hij was meer nog, hij was zelf Mensch en Burger, en bovendien Tambour bij het loffelijk Genootschap: Pro Aris & Focis-, dat heel lief excerceerde.Ga naar voetnoot71

Liefdesverwikkelingen zorgen voor een reeks misverstanden, leugens, uitvluchten en duels; en passant worden sneren uitgedeeld aan Lavater en Gall met hun gelaatkundige - en schedelleer-theorieën. De Sterniaanse invloed - die de Janus ook al zou kenmerken, is in Twee-en-dertig woorden duidelijk aanwijsbaar. Daalberg zelf zou zijn schatplichtigheid aan de

[pagina 192]
[p. 192]

Engelse humorist ook niet ontkennen. Een fraaie bespotting van Lavaters' gelaatkunde vormt de beschrijving van het overlijden in 1804 van Jan Hinlopen, dichter en intimicus van Bellamy en beoefenaar van de gelaatkunde die ook met Lavater over dit onderwerp correspondeerde. Op een kennelijk eigenhandige portrettekening heeft Daalberg het overlijden van Hinlopen letterlijk in diens gezicht gegrift.Ga naar voetnoot72 Het portret viel allerminst in de smaak bij de recensenten die waren neergesabeld onder het lemma ‘Recensent.’Ga naar voetnoot73 Ze boorden het boek de grond in.Ga naar voetnoot74 Op onvervalst Daalbergsiaanse wijze nam De Wacker van Zon wraak in zijn volgende roman De Steenbergsche famille uit 1806.Ga naar voetnoot75

Hoewel Daalberg in Twee-en-dertig woorden de kritiek tegen anachronie en historiciteit bij voorbaat tracht te ontkrachten, zijn de ‘overtredingen’ van de auteur op dit punt moeiteloos aan te wijzen. Dit komt nogal eens terug in de niet malse kritieken. De ‘blafrecensenten, literatuurrekeltjes of de dogrecensenten’ - zoals Daalberg hen noemde - geven voortdurend blijk van ‘een knor- en disputeerlust,’ en hij geeft scherm- en dansmeester Balsamo de Mecca de volgende woorden in de mond

En een Recensent zonder slagtanden aan te treffen is [...] even zoo onaanzienlijk als [...] een Officier zonder degen. [...] ‘Hij [= de recensent, PvW], wie hij ook zij, die denkt, die spreekt, die schrijft - hij wete, dat ik veel beter denk, spreek en schrijf dan hij’ [= de auteur, PvW]. Eten is het doel: en 't maandelijks volschrijven van een zeker aantal vellen papier het middel.Ga naar voetnoot76

Wie zo te keer gaat wordt door recensenten als ‘prulschrijver’ gekenmerkt.Ga naar voetnoot77 Maar in het Amsterdamse periodiek De Ster (1806) worden regelmatig met initialen ondertekende stukjes geplaatst waarin voor

[pagina 193]
[p. 193]

Daalberg een lans wordt gebroken.Ga naar voetnoot78 Het zou mij niet verwonderen als Daalberg dit spel van ingezonden brieven zelf regisseerde.

Tussen 1806 en 1809 verscheen Daalbergs De Steenbergsche famille in vier kloeke delen van totaal 1138 pagina's bij Immerzeel. Opnieuw een historische roman. Het zou voorlopig zijn laatste publikatie zijn. Hij varieert hierin op inmiddels bekende thema's als de adel, vrijheid, trouw aan standpunten, zijn afkeer van ‘sijsthema's,’ geestelijkheid en sentimentaliteit. Voor alles houdt Daalberg zich bezig met de structuur van het verhaal: hij bespreekt nieuwe intriges met de lezer, maakt een keuze en vertraagt het verhaalverloop met menige uitweiding volgens procédé's van Sterne, Richardson en Fielding. Zelfs de hoofdpersoon rentmeester Obadja lijkt regelrecht uit Sterne's Het Leven en de Opvattingen van de Heer Tristram Shandy (1759-1767) te zijn overgekomen. Uitdrukkelijk wijst hij op het experimentele karakter van de roman in het ‘Niet geheel onverschillig voorberigt.’ Baron van Steenbergen - geen gebrek aan adellijke kwartieren - poogt met de loensende Obadja de schrale Twentse grond te veranderen in een tropische cultuurakker. Hij heeft echter alleen belangstelling voor de zaden, niet voor de bodemgesteldheid. Het ‘sijsthema’ draagt derhalve geen vrucht. Vele bijfiguren rust Daalberg met een lichaamsgebrek uit, evenzovele bespottingen van de perfectibiliteitsgedachte. Een fraaie figuur is de oosterling Monjet (= aap) die sprekend in een krom taaltje voor een opleving zorgt in het verhaal. Zowaar, de recensent van de Vaderlandsche Letteroefeningen stelt met genoegen vast dat De Steenbergsche famille minder ‘onkies’ is, zelfs leesbaar en ‘nog al geestig.’Ga naar voetnoot79 De Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek schrijft Daalberg niet minder dan ‘een langjarige ondervinding, mensch- en wereldkennis’ toe.Ga naar voetnoot80

Secretaris van de Hoge Raad van Adel

Als in 1812 Suideras in andere handen overgaat, verhuizen Petrus en Theodora naar Nijmegen.Ga naar voetnoot81 In datzelfde jaar sneuvelde zijn zoon George tijdens Napoleons fatale veldtocht in Rusland.Ga naar voetnoot82 In Amsterdam en Den

[pagina 194]
[p. 194]

Haag werkt zijn zwager Anton Reinhart Falck zich op naar hoge posities: secretaris van Staat en later minister van Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën.

In juli 1811 werd aan Van Zuylen van Nyevelt informatie gevraagd over het arbeidsverleden van zijn zwager: had De Wacker van Zon ooit een ambtelijke functie vervuld? Kennelijk solliciteerde hij thans naar de functie van Postmeester. Van Zuylen van Nyevelt schreef Van der Capellen tot de Marsch

On me demande s'il avoit été employé précédemment aux Postes ou à quelque autre Ministere ou Direction. Je n'ay rien à répondre et l'On ne me répondit rien non plus. Mon Beaufrere n'ayant pu obtenir cela se seroit contenté de quelque petit Poste que ce fût, mais qui eût pu lui convenir - je n'ai également pu rien obtenir.Ga naar voetnoot83

Het bewijs van de sollicitatie dateert pas uit 1814. In februari van dat jaar schreef De Wacker van Zon aan baron De Loë van d'Ulenpas (Ulenpas bij Doetinchem), solliciterende naar de betrekking van postmeester van Nijmegen. Hij verzoekt de baron ‘sortir une fois de l'oubli,’ waarin hij al zo'n dertig jaar zegt te verkeren. Na zijn (vermeende) Janus-tijd schreef hij immers voortdurend onder pseudoniem. Hij wil nu dolgraag ‘un bon emploi et une activité marquante’ en beseft dat deze ‘oubli’ hem daarbij parten kan spelen: wie kent De Wacker van Zon nog, zo vraagt hij zich af.Ga naar voetnoot84 Twee eeuwen later een niet minder intrigerende vraag.

Hij wordt gepasseerd voor de baan en lijkt vooralsnog ambteloos burger te blijven. Op 27 mei 1815 richt De Wacker van Zon een rekest aan Willem I, een sollicitatie naar de functie van secretaris van de Hoge Raad van Adel in Den Haag. De Wacker van Zon (‘van Uwe Majesteit den getrouwen Dienaar’) beroept zich op zijn historische en genealogisch-heraldische kennis, voorwaarden voor de vervulling van de functie.Ga naar voetnoot85 Uit

[pagina 195]
[p. 195]

de brief valt te distilleren dat De Wacker van Zon al sinds zijn repatriëring een overheidsfunctie ambieerde. Baron van Snouckaert, lid van de Hoge Raad van Adel, bevestigt de koning schriftelijk

dat de Heer Rekwestrant, in allen opzigte, de nodige bekwaamheden en ervarenheid bezit, zoo wel in het Genealogische als Historische vak.Ga naar voetnoot86

Wat zou de Wacker van Zon hebben overlegd bij zijn sollicitatie? De stamboom die Kok publiceerde in 1799? Zijn historische romans? Of het manuscript over de geschiedenis van de kruisvaarten, dat in 1818 zou worden gepubliceerd? Zijn patriots verleden hoeft zeker geen hinderpaal te zijn geweest, want Willem I heeft de leidende figuren van vóór en nà 1795 in ruime mate in de gelegenheid gesteld deel te hebben in openbare functies. Op 5 juni deelt een lid van de Raad de koning mede

dat de overige Leden van den Raad gehoord hebbende de favorabele adviesen van twee hunner medeleden waarop de Requestrant zich beroept, hoezeer die bij hun onbekend is, voornd. favorabel advies wel kunnen conformeeren.Ga naar voetnoot87

De hele benoemingsprocedure neemt nog geen twee weken in beslag. Op 10 juni komt het Koninklijk Besluit al af en blijkt De Wacker van Zon aangesteld op een jaartractement van ƒ2.500,-. Het K.B. is mede ondertekend door Anton Reinhard Falck, die ongetwijfeld een goed woordje voor zijn zwager heeft gedaan.Ga naar voetnoot88 Maar ook zijn andere zwager Philips Julius van Zuylen van Nyevelt zal er als president van het Hoog Heraldiek College het zijne toe bijgedragen hebben. Petrus en Theodora verhuizen naar de Nieuwe Uitleg 25 in Den Haag.Ga naar voetnoot89

De Hoge Raad van Adel adviseerde de koning over alle adelszaken, de samenstelling en wijzigingen van de wapens en vlaggen van publiekrechtelijke lichamen, gemeentewapens, naamswijzigingen van adellijke geslachten, emblemen van oorlogsschepen en gaf algemene informatie over genealogische en heraldische zaken. De Wacker van Zon heeft vanaf 1815 tot aan zijn dood honderden naamswijzigingen, verheffingen in de adel-

[pagina 196]
[p. 196]

stand en gemeentewapens behandeld. Op een vraag van een lezer in De Navorscher van 1877 naar de ondertekenaars van het wapen van de gemeente Fijnaart en Heiningen (Noord-Brabant) antwoordt J.G. Frederiks uit Zutphen knorrig

Als het bedoelde stuk een wapenbrevet van den Hoogen Raad van Adel is, moet het, op den gegeven tijd [= 16 juli 1817, PvW] geteekend zijn door F.G. baron van Lynden van Hemmen, die anders duidelijk genoeg schreef, voorzitter van dien Raad, en door den secretaris Petrus de Wacker van Zon, die het niet zoo ver met de pen gebracht had, als men van den schrijver van Jan Perfect denken zou.Ga naar voetnoot90

In december 1815 wijst De Wacker van Zon in een oleografische dispositie zijn vrouw als universeel erfgename aan. Daaruit blijkt dat hij geen baan om den brode hoefde te zoeken.Ga naar voetnoot91

In 1817 verscheen zijn meest bekende roman Jan Perfect of De weg der volmaking, vertoond in het leven en de zonderlinge lotgevallen van een voornaam wijsgeer. Een staats- en zedekundige roman der afgelopende wondereeuw bij de Gebroeders van Kleef in Den Haag en Rotterdam.Ga naar voetnoot92 Een tweede druk in 1834, zou wel weer bij Immerzeel verschijnen. Terwijl de eerste en tweede druk anoniem uitkwamen, prijkt op het titelblad van de derde druk (ca. 1840 eveneens bij Immerzeel) naast een iets gewijzigde titel de naam van de auteur: ‘Bruno Daalberg (Baron de Wakker van Zon).’Ga naar voetnoot93 In een ander verband wil ik nader op deze roman ingaan.Ga naar voetnoot94 Nu enkele kanttekeningen. Ik beschouw Jan Perfect waarvoor Voltaire's Candide (1759) model stond, als een schitterende satire op het Nederlandse Verlichtingsdenken.Ga naar voetnoot95 Weliswaar berijdt De Wacker van Zon in Jan Perfect al zijn bekende stokpaardjes, maar humoristischer dan in zijn voorgaande romans. Na de dood van zijn loensende, nasaal sprekende vader Ezechiël trekt Jan Perfect ‘driemaal zoo scheel’ op 9 augustus (verjaardag van de auteur!) 1746 de wereld in om de ‘perfectibiliteit’ te prediken. Het wordt een reis vol ongelukken en misverstanden (in hoeverre is de roman ook een parodie op de educatiereis en vigerende onderwijssysteem?). Na tien jaar prediking maakt Jan de balans op: hij is gecastreerd, mist een oog, terwijl de volmakingstheorie geen vruchten heeft afgewor-

[pagina 197]
[p. 197]

pen. Waarop Jan besluit zijn oude vak van apotheker weer te gaan uitoefenen. Eigentijdse recensenten beoordelen de roman positief en hengelen naar de naam van de auteur. Ze wijzen al gauw Daalberg aan.Ga naar voetnoot96

In 1818 verscheen Nieuwe Bijdrage tot de Geschiedenis der Kruisvaarten, in hare betrekking tot ons Vaderland bij de Nederlandsche Drukkerij in Den Haag.Ga naar voetnoot97 Op het titelblad staat als auteur: Mr. P.D.W.V.Z., die in de voorrede schrijft dat het weinige dat hij ooit publiceerde ‘allergestrengst behandeld’ werd en dat hij daarom alleen zijn initialen vermeldt.Ga naar voetnoot98

Wellicht heeft deze studie ooit gediend voor een prijsvraag.Ga naar voetnoot99 Dat zou niet de eerste keer zijn geweest. De Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem schreef in 1814 een prijsvraag uit: ‘Welken heilzamen invloed hebben de gewigtige gebeurtenissen der laatste vijf-entwintig jaren gehad op de denkwijze, de beschaving en de zedelijkheid der Europaeschen volken: en wat mag men met de meeste waarschijnlijkheid voor het geluk derzelve ook in 't vervolg daaruit verwachten?’

Er werd in 1818 één antwoord ingestuurd: onder de zinspreuk Tolle, adde leverde De Wacker van Zon zijn 93 pagina's tellende verhandeling op 10 januari in - met correcties en al! - en hij verzocht de jury in de begeleidende brief ‘de aanwezende schryffouten met inschikkelijkheid te gedenken’ wegens ‘aanhoudende indispositie.’Ga naar voetnoot100 Dat deed de jury echter niet: zo'n versie aan een ‘achtingwaardige Maatschappy’ insturen, nee, dat kon niet. Stuart, een van de drie juryleden meende dat er ondanks de correctie

zooveel onzin [was] overgelaten, dat het onbegrijpelijk is, hoe dit, zelfs bij de grootste indispositie, kan ontsnapt zijn.Ga naar voetnoot101

De andere twee juryleden waren niet minder duidelijk; beiden vonden het ‘eenzijdig en onvolledig.’ Geen bekroning, en dus geen publikatie derhalve, luidde het unanieme juryadvies. De Wacker van Zon ziet in zijn ‘balans van de Franse tijd’ nauwelijks positieve ontwikkelingen. Alleen op het gebied van de ‘topografie’ - waarmee hij de infrastructuur bedoelt - ziet hij vooruitgang. Wat vooral duidelijk blijkt in de verhandeling, is zijn

[pagina 198]
[p. 198]

teleurstelling over het feit dat de ‘wijsbegeerte, die het geluk voor de mensch nastreefde’ als oorzaak voor ‘de fransche omwenteling en hare droevige gevolgen’ wordt gezien, terwijl volgens hem eerder de ‘Militaire geest’ (‘Men was alles wanneer men slechts Krijgsman was’) de Republiek in zijn greep hield

Ongelukkige uitwerkselen der wijsbegeerte, dat uit de verhevenste bevattingen des menschelyken vernufts uit de deugdzame stellingen der wijzen geene andere resultaten zyn voortgevloeid dan de vrees by zoo veelen en de juichende verzekeringe by anderen dat de voorspellingen door de wysheid gedaan niets anders waren dan de dromingen der domheid!Ga naar voetnoot102

De secretaris van de Hoge Raad van Adel stelt met verbazing vast, dat thans

alle de Standen van het Land en onder dezelve die vooraan welke zich anders zoo tegen de zelve [= de adel, PvW] lieten hooren, zich onderling als het waare verdringen om uit de hand eens aangebeden Souverein standverheffingen te erlangen welke zy voorheen van de hand wezen.Ga naar voetnoot103

Spreekt hier Anonymus Belga - De Wacker van Zon - van De Adel uit 1786? Ik betwijfel het.

 

In het najaar verergert de ‘indispositie.’ Op 8 december 1818 sterft De Wacker van Zon aan borstvliesontsteking.Ga naar voetnoot104 Theodora erft ruim ƒ10.000,- en zijn bibliotheek (die helaas niet wordt gespecificeerd) ter waarde van ƒ170,-.Ga naar voetnoot105 Zij trekt in bij haar zuster op kasteel Croy en houdt zich bezig met schapenteelt.Ga naar voetnoot106 Ze overlijdt in 1830.Ga naar voetnoot107

[pagina 199]
[p. 199]

Het is even duidelijk als intrigerend dat tot nu toe voornamelijk ‘circumstantial evidence’ het leven en werk van De Wacker van Zon kleurt. Intensief archiefonderzoek zal hopelijk een genuanceerder beeld opleveren en de ‘gevallen’ De Adel en Janus 1787 mede oplossen. Ik hoop in ieder geval te hebben laten zien, dat gemakkelijke toeschrijvingen van elkaar (vaak foutief!) overschrijvende kritici minder gemakkelijk te bevestigen zijn.Ga naar voetnoot108 De Wacker van Zon zal er wel om grijnzen.

voetnoot1
Dit artikel is een bewerking van mijn doctoraalscriptie Petrus de Wacker van Zon (1758-1818) een bio-bibliografisch onderzoek, UvA, Instituut voor Neerlandistiek 1984 aangevuld met verder onderzoek.
voetnoot2
Apollo (UBA sign. Y 2227), 13 april 1805, afb. 11.

voetnoot3
GA Amsterdam, DTB-reg, inv.nr. 102, fo. 61. Het gezin woonde op de Keizersgracht 613, het latere museum Fodor. Getuigen waren zijn oom, de van de Doelen-beweging bekende Daniël Deutz en Hendricks schoonmoeder C.H. de la Fontaine, wed. Petrus Hollebee(c)k.
voetnoot4
GA Amsterdam, DTB, inv.nr. 1082, fo. 110 en idem, inv.nr. 1075, fo. 110.
voetnoot5
GA Amsterdam, Poorterboek inschrijving 18 december 1749; kerkmeester: F.J.L. Krämer ‘Bescheiden betreffende de doelisten-beweging te Amsterdam in 1748’ in BMHG 28 (1907), 395; over de kunstverzameling: Chr. P. van Eeghen ‘Paulus Potter's ‘Groote Ossendrift’. In 1771 kocht Catharina II het schilderij, maar onderweg naar Rusland ging het doek verloren bij een schipbreuk. Over de Veiling, idem: ‘De veiling-De Wacker van Son te Londen aangekondigd’ in Oud-Holland LX (1943), afl. I-VI, 14-28; schepen: J.E. Elias De vroedschap van Amsterdam, 1578-1795 Haarlem 1903-1905, II, 790. Hendrick was de eerste die de dubbele naam: De Wacker van Son zou gebruiken.
voetnoot6
Chr. P. van Eeghen ‘Het faillissement der firma Coenraad & Hendrick van Son in 1762’ in Economisch Historisch Jaarboek 22 (1943), 82-187.
voetnoot7
Van Eeghen ‘Faillissement,’ 115-117; GA Amsterdam Archief der Desolate Boedels, inv.nr. 281, fo. 19ev.
voetnoot8
Van Eeghen ‘Faillissement,’ 133.
voetnoot9
Van Eeghen ‘Faillissement,’ 120.
voetnoot10
In juli 1775 wordt Hendrick universeel erfgenaam van zijn schoonmoeder, de weduwe Hollebeek, waaruit Petrus o.m. een legaat van ƒ2.000,- krijgt (GA Leiden, Not. Archief, inv.nr. 2502-2537, F-268, V1775, akte 77 notaris H. van Waalswijk. Over De La Fontaine: Van Eeghen ‘Faillissement,’ 121; huwelijk: GA Amsterdam, DTB-reg, inv.nr. 620, fo. 431.
voetnoot11
Over de verhuizing naar Ellecom: GA Rheden, lidmatenregister (brief dd. 5/9/1983 van de Rhedense gemeentearchivaris W.J. Meijerink); overlijden Hendrick: idem: begraafboek Rheden, Nederduitsch Gereformeerde Gemeente te Ellekom, inv.nr. 1352 en GA Amsterdam, Dagboek Westerkerk, inv.nr. 378, no. 42. Hij werd op 3 oktober in de Wester Kerk bijgezet. Hendrick liet ongeveer ƒ35.000,- na dat in 7 kindsdelen werd opgesplitst. Petrus erfde dus ƒ5.000,-.
voetnoot12
GA Zutphen, attestaties in Naam-Register Herv. Kerk.
voetnoot13
Album studiosorum academiae Lugduno Batavae Den Haag 1875, 1122; ‘J’ = juris. Petrus moet op dat moment echter 18 jaar zijn geworden.
voetnoot14
Album amicorum van Isaac van Schinne (KB, sign. 134 C 43), fo. 8v. Uit de ondertekening: Amsterdam, zou kunnen blijken dat Petrus meteen vanuit Amsterdam naar Leiden verhuisde. Bevestiging daarvan is het feit dat hij niet voorkomt bij de attestaties naar Ellecom van de andere kinderen.
voetnoot15
Huwelijksaankondigingen: GA Delft Trouwboek Waalse Kerk, inv.nr. 100, 23, GA Utrecht: Trouwboek, inv.nr. 105; idem Alphabetisch Register van de verschillende Kerkelijke Huwelijken in de jaren 1781-1811 (30 november 1783) en GA Utrecht Register aantekenen voor de Gereformeerde Kerk, 1783; verhuizing Petrus naar Utrecht: GA Delft Trouwboek Gerecht 1783; huwelijk Kleef: Stadtarchiv (brief van Personenstandsarchiv Keulen/Brühl dd. 11 augustus 1983).
voetnoot16
Personenstandarchiv Keulen/Brühl Nordrhein-Westf. Pers. Rheinland, arch. BA 1288 (brief dd. 11 augustus 1983 van het Personenstandarchiv Keulen/Brühl).
voetnoot17
GA Utrecht, DTB-reg, 1785.
voetnoot18
Over Liebeherr: NNBW, IX, 607.
voetnoot19
Over Ondaatje: C.M. Davies Memorials and times of Peter Philip Juriaan Quint Ondaatje Utrecht 1870 en A.J. Hanou ‘Drie patriotten-auteurs in de loge’ (o.a. over Ondaatje en vrijmetselarij vanaf Les Vrais Bataves): te verschijnen in het eerste nummer van Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman in 1993 met dank aan André Hanou. Op een vraag van Van der Capellen tot de Marsch aan Ondaatje naar diens patriotse activiteiten in 1787 (bedoeld voor de befaamde lijst met onderstandsgeld voor de refugié's in Frankrijk, antwoordt Ondaatje hem op 16 juli 1790 en noemt zijn lidmaatschappen bij verschillende Utrechtse vrijkorpsen en schutterijen (Rijksarchief in Gelderland (verder: RAG), archief Van der Capellen, inv.nr. 498).
voetnoot20
Uitgever niet duidelijk; vanaf december 1786 begon een landelijke advertentie-campagne, o.m. in de Hollandsche Historische Courant van 18 januari, 1, 3 en 27 februari, 15 maart, 14 april, 30 juni en 26 juli 1787, in de Utrechtsche Courant van 18, 20, 22, 27 en 29 december 1786, in de Oprechte Haarlemse Courant van 23 en 28 december 1787 en 9 januari 1787, alsmede in de Zuid-Hollandsche Courant van 29 december 1786.
voetnoot21
Bespreking o.m. in de Vaderlandsche Letteroefeningen 1787, deel II, eerste stuk, 286-291. Het boek werd althans in Haarlem verboden (GA Haarlem Oudrechtelijk archief: Memoriaal 1789, inv.nr. 131, stuk E 353, fo. 3v; ommezwaai, bv. H.T. Colenbrander Gedenkstukken der Algemene Geschiedenis van Nederland 's-Gravenhage 1905, I, 16 en G. Kalff Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde Groningen 1891, VI, 445.
voetnoot22
Onder de doorhaling staat: Schryver; exemplaar in KB Den Haag, sign. 393 D 29, aantekening op het schutblad. Onder aantekening staat in een ander handschrift: ‘Aanteekening van Mr D.H. Beucker Andreae.’ Daaronder een mededeling van G.H. Japikse: ‘Dit excemplaar uit de bibliotheek van prof. Johs. v. Vloten, in 1884 overgegaan in handen van de boekhandelaars P. van Cittert & Zonen te Haarlem, werd door mij aldaar gekocht. G.H. Japikse okt. 1884.’ Over Beucker Andreae: NNBW, I, 135-136.
voetnoot23
RAG, archief Van der Capellen, inv. nr. 558; over Van Zuylen van Nievelt: Nederland's Adelsboek 46 (1953), 547-557, aldaar 553.
voetnoot24
Ik bereid een proefschrift over Janus voor. In de Janus wordt overigens regelmatig op De Adel gezinspeeld; cf. Van Wissing De Wacker van Zon, 31-34. Over de Janus: idem, 35-57; over Janus ook A.J. Hanou ‘De literator als politiek commentator. Het geval: JANUS (1787)’ in TNTL 19 (1990), 1, 35-72, idem: ‘Iets over de auteur(s) van de “Janus” (1787) en de “Janus verrezen” (1795-1798) - deel 1 en 2’ in Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 14 (1991), 2, 47-56 en idem, 3, 71-82.

voetnoot25
Over Valckenaer: J.A. Sillem Het leven van Mr. Johan Valckenaer (1759-1821). Naar onuitgegeven bronnen bewerkt Amsterdam 1883; over Van Beyma: W.W. van der Meulen Coert Lambertus van Beijma. Een bijdrage tot de kennis van Frieslands geschiedenis tijdens de Patriottentijd Leeuwarden 1894.
voetnoot26
K. Kamminga Geene heeren meer! [...] Amsterdam 1795, 93; zie ook J. Dirks De uitgewekenen uit Nederland uit Nederland naar Frankrijk, 1787-1795. Eene schets [1867] [z.p]. en A. Doedens ‘De patriotse vluchtelingen’ in F. Grijzenhout, W.W. Mijnhardt en N.C.F. van Sas (red.) Voor Vaderland en Vrijheid Amsterdam 1987, 157-175.
voetnoot27
RAG, archief Van der Capellen, inv.nr. 495.
voetnoot28
GA Amsterdam, familie-archief Bicker, inv.nr. 195, stuk 282, copieboek, 1071. De brief is gedateerd: Vienne le 31 Oct. 1789 en is door Bicker gekopieerd. Ook in H.T. Colenbrander Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland 's-Gravenhage 1905, I, LIII.
voetnoot29
Colenbrander Gedenkstukken, I, LIII; over Bicker zie: M.N. Bisselink en A. Doedens Jan Bernd Bicker Een patriot in ballingschap 1787-1795 Amsterdam/Diemen 1983.
voetnoot30
Colenbrander Gedenkstukken, I, 158.
voetnoot31
Afschrift brief in ARA, archief Nagell, inv.nr. 8; ook in: Colenbrander Gedenkstukken, I, 158.
voetnoot32
RAG, archief Van der Capellen, inv.nr. 559. Philips Julius graaf van Zuylen van Nyevelt (1743-1826) was getrouwd met Petrus' jongste zusje C.H. de Wacker van Zon (1760-1827). Over Van Zuylen van Nyevelt: NNBW III, 1525-1526 en Nederland's Adelsboek 46 (1953), 557-573 en idem: 52 (1959), 408-410.
voetnoot33
Dirks De uitgewekenen, 38; Over de Jacobijnenclub: G.J.W. de Jongh ‘Bataven en jacobijnen’ Spiegel Historiael 2 (1967), 291-299 alsmede de reactie hierop van C.H.E. de Wit ‘Democraten en/of jacobijnen,’ 299-300. Tekst in J. Wagenaar Vaderlandsche Historie [...], Amsterdam 1800, 24, 170-197.
voetnoot34
Colenbrander Gedenkstukken, I, 20-21, die over de genoemde patriotten nog vermeldt (p. 16) dat J.L. Huber oud-regent van Dokkum was, een der medestanders van Beijma. J.C. de Kock was een der vurigste radicalen bij de uitgewekenen, kwam uit het ultrapatriotse Heusden en was in 1786 pensionairs in Wijk bij Duurstede. Van Hoey was een gewezen Haags dokter, vóór 1787 een bekend patriots spreker. Over De Wacker van Zon schrijft Colenbrander De Bataafsche Republiek Amsterdam 1908, 16: ‘De Wacker van Zon was een gelukzoeker met eenig letterkundig talent; hij had vóór '87 in een brochure de opheffing van den adel bepleit, [...] en is zijn debuut ten spijt, geëindigd met secretaris van den Hoogen Raad van Adel te worden onder Willem I. - Een ietwat bont gezelschap, maar voor het verkeer met de lieden die in Frankrijk den toon begonnen aan te geven, beter geschikt dan het officieele kransje.’
voetnoot35
Colenbrander Gedenkstukken, I, 116.
voetnoot36
Sillem Valckenaer, I, 132.
voetnoot37
Brief van Valckenaer aan vader van Beijma, waarin hij zijn poging beschrijft, in Sillem Valckenaer, bijlage.
voetnoot38
Algemeen Rijksarchief Den Haag, coll. Dumont-Pigalle, Inv. 2.21.57, inv.nr. 00000 en Colenbrander Gedenkstukken, I, 98-100.

voetnoot39
Collectie familieadvertenties op het Centraal Bureau voor Genealogie Den Haag.
voetnoot40
Over Den Bramel: P.N. van Doorninck Leenacten van Gelre en Zutphen. Kwartier van Veluwe Arnhem 1901, 373-374, A. Staring ‘De Bramel’ in Bijdragen en Mededelingen Gelre 1938, 197-211 en A. Tengbergen De acht kastelen van Vorden Zutphen 19732, 29-40.
voetnoot41
Terzijde: in februari 1795 werd de Oranjeklant Van Heeckeren op onduidelijke gronden gearresteerd, hij vertrok na zijn vrijlating naar Duitsland, schreef in 1797 een apologie (o.a. aanwezig bibliotheek Hoge Raad van Adel, sign. 1172) en ondernam in 1799 enkele mislukte aanvallen op Gelderse steden, en repatrieerde in 1802 (cf. K. van der Veen ‘Uit troebele dagen van weleer. Zutphense anarchie’ in De Tijdspiegel 75 (1918), 1390-1406). Een en ander werpt de vraag op of De Wacker van Zon iets met de arrestatie te maken heeft gehad.
voetnoot42
CBG, collectie familie-advertenties van 28/05/1983; volgens mededeling van het CBG was de advertentie uit een onbekende krant door een medewerker overgeschreven. De tekst luidt: ‘Het bemind voorwerp onzer hoop en verwagting, onze eenigste en tedergeliefde Dochter de Hoog Welgeb. Jonkvrouwe Anna Susanna Henriëtta de Wacker van Son, overleed heden ochtend binnen Zutphen, in het 13de jaar haares levens aan de pynelyke gevolgen van een vreeselyke Krank. Zy, die de beminnelyke hoedanigheden en de veel belovende vermogens van dat kind gekend hebben, zullen regt de waarde van ons verlies beoordeelen. P. de Wacker van Son, Den Huize Zuyderas by Zutphen. 6 Maart 1797.’ Anna werd 9 maart te Zutphen begraven (GA Zutphen Begraafboek Geref. Gem. der St. Walburg- en Broederen Kerk, 1797).
voetnoot43
Genealogische en Heraldische Bladen 1911, 119-121.
voetnoot44
J. Kok Bijvoegzels op het Vaderlandsch woordenboek Amsterdam 1799, 350-367, die het artikel ‘woord-en letterlijk’ met dank aan de geëerde maar anonieme inzender. In De navorscher 1855, Bijblad, lxix, vermeldt V.D.N. dat Petrus ‘de zeer vermoedelijke persoon geweest is, welke aan de uitgevers van het Bijvoegsel op het Vaderl. Woordenboek van J. KOK, de lijst van zijn geslacht zou hebben ingezonden.’
voetnoot45
W. Wijnaendts van Resandt, ‘De afstamming van het geslacht van Son’ in De Nederlandsche Leeuw 50 (1932), 75-88 en H.J.A. van Son Geschiedenis en genealogie van het geslacht Van Son. Eertijds geheeten Van Broeckhoven [GA Amsterdam] 1951, 3-4.
voetnoot46
Rijksarchief in Zuid-Holland, familiearchief Del Court van Krimpen, inv.nr. 120. Uit de briefwisseling blijkt dat ze elkaar in Nijmegen hebben ontmoet.
voetnoot47
[J. Wagenaar] Vaderlandsche historie [...] Amsterdam (1810), (dl. 45, 345.

voetnoot48
Von Liebeherr's ambtelijke loopbaan na 1795 in NNBW, IX, 607 en passim in Jaarboek Oud-Utrecht 1987.
voetnoot49
D. van der Horst Het leven van Anton Reinhart Falck tot zijn optreden als secretaris van staat in 1813 Nijmegen 1983, 157.
voetnoot50
Louis Falck (1754-1825) was kamerheer van de groot-hertog van Hessen-Darmstadt en vervolgens commandeur van diens Orde van Verdienste (cf. Gen. en Her. Bladen 1911, 124-125).
voetnoot51
Vindplaats o.m. UBA, sign. Y 2227 waaruit ook wordt geciteerd.
voetnoot52
Janus, 116; over De Prullemand/Apollo: T. Top ‘De Prullemand en Apollo van Bruno Daalberg: een schets van een “verlicht” tijdschrift’ in Secrete Penitentie (1991), nr.9, 51-67.
voetnoot53
Apollo, 132.
voetnoot54
Apollo, 133.
voetnoot55
Komische Vertoogen: UBA sign. 1046 G 11; Nog wat lectuur: het eerste bandje verscheen bij Immerzeel jr. in 1806, het tweede in 1807 bij Immerzeel en Comp (UBA sign. 403 C 13 en 14). De verminking: het aantal cursiveringen is aanzienlijk verminderd, voetnoten zijn in de tekst verwerkt en het hoofdlettergebruik teruggebracht, terwijl er bovendien passages zijn weggelaten en archaisch taalgebruik de oorspronkelijke tekst heeft vervangen. Over Fuhri: [R.E.O. Ekkart] Haagse drukkers van de 16e tot en met de 19e eeuw Den Haag [1983], 56-63; over Immerzeel: B.P.M. Dongelmans Johannes Immerzeel Junior (1776-1841). Het bedrijf van een uitgever-boekhandelaar in de eerste helft van de negentiende eeuw Amstelveen 1992.
voetnoot56
Dat ze elkaar kenden, kan blijken uit een brief van Petrus' zwager P.J. van Zuylen van Nyevelt van september/oktober (?) 1787 aan R.J. van der Capellen tot de Marsch, waarin de eerste sprekend over de Janus zijn deelname categorisch ontkent en vervolgt: ‘Behalven de 4 eerste Nos. die my gezonden zyn, heb ik er nooyt geene anderen onder de oogen gehad, als die Hemert my hier ter leen gegeeven heeft’ (RAG, archief Van der Capellen, inv.nr. 559). Dat Paulus van Hemert hier wordt bedoeld ligt zeer voor de hand.
voetnoot57
J. Plat en M.R. Wielema Paulus van Hemert. Gezag en grenzen van de menselijke rede Baarn 1987, 29-30.
voetnoot58
Twee-en-dertig woorden (1805) (twee delen: UBA sign. 685 A 23 en 24), I, IV.
voetnoot59
Zie bv. K. Iwema ‘Hoofdletter en humor. Een verkenning in de geschiedenis en gebruik van een typografisch stilisticum, met betrekking tot de Nederlandse letterkunde’ in NtG 56 (1963), 301-316 en idem ‘Van een maffe baron of heden treft ons de zwaarste slag!’ in Letterkundekrant 2 (1976), 10-12.
voetnoot60
Nog wat lectuur, II, 106-126 en Komische Vertoogen, 294-316. Terzijde: in het vertoog ‘De Naamvriend’ (Nog wat lectuur I, 52-58) is sprake van de ‘jonge neef Reinhart’ en ‘juffrouw Theodora:’ verwijzingen naar Anton Reinhart Falck en Petrus' vrouw?
voetnoot61
UBA sign. 708 J 16.
voetnoot62
Advertentie in gebundelde editie van De Prullemand/Apollo 1805, achter titelblad.
voetnoot63
I.L. Kesteloot Hulde aan de nagedachtenis van Mr. Anton Reinhart Falck, vrij gevolgd naar het Fransch van den heer A. Quetelet, bestendigen geheimschrijver der Brusselsche academie, enz, enz. 's-Gravenhage 1844, 102-103.
voetnoot64
Geciteerd bij H.T. Colenbrander Gedenkschriften van Anton Reinhard Falck 's-Gravenhage 1913, 206. Falck heeft zelf wel in De Ster geschreven. Dat De Wacker van Zon en Valckenaer tot de vriendenkring van Falck behoorden, blijkt als Falck in 1816 heimelijk besluit naar de zwavelbaden in Aken te reizen: ‘Derwaarts begaf ik mij dus, zonder mijne vrienden van mijn voornemen te hebben verwittigd, want ik hield mij verzekerd dat het door velen, b.v. Valckenaer, de Wacker van Zon enz. zoude gelaakt geworden zijn’ (Colenbrander Gedenkstukken, 175).
voetnoot65
Vaderlandsche Letteroefeningen 1805, eerste stuk, 704 ev.; Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek 1805, eerste stuk, 761 ev.
voetnoot66
W.F. van der Brink De rol van de verteller in Willem Hups van Bruno Daalberg Doctoraalscriptie VU Amsterdam [z.j.].
voetnoot67
Bv. W. Drop Verschijningsvormen van de Nederlandse historische roman in de negentiende eeuw Assen 1958, 48 en M.J.P.M. Weijtens Nathan en Shylock in de Lage Landen. de Jood in het werk van de Nederlandse letterkundigen uit de negentiende eeuw Groningen 1971, 76. J. Koopmans ‘Van Kist tot Daalberg’ in Letterkundige studiën door J. Koopmans over de negentiende eeuw Amsterdam 1931, 121, ziet wel ‘vlees en bloed’ in de romanfiguren.
voetnoot68
Kalff Geschiedenis, VI, 446.
voetnoot69
E. Jongejan ‘Een kijkje in het atelier van Hildebrand (bij het eeuwfeest van de Camera obscura’ in NtG 33 (1939), 289-306, die Hups' gebrekkige heraldische kennis bij Kegge terugvindt.
voetnoot70
De Ster (UBA sign. 218 B 33) 1806, 257-260 en 265-268.
voetnoot71
Twee-en-dertig woorden, (UBA, sign. 685 A 23, 24), I, 14.
voetnoot72
Twee-en-dertig woorden, I, 172-173.
voetnoot73
Twee-en-dertig woorden, I, 217-243.
voetnoot74
Vaderlandsche Letteroefeningen 1806, eerste stuk, 91-95 schreef dat Twee-en-dertig woorden ‘een bij uitstek vervelend, langgerekt en morsig met wansmaak en valsch vernuft’ verhaal was, ontsproten ‘aan verwilderde hersenen;’ de Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek 1806, eerste stuk, 93-95: ‘zulke Boeken, deftige Vaders en moeders! drukt men thans voor den Nederlander! en durft dat laffe en zedelooze den naam van boertig en geestig geven!’
voetnoot75
In een noot op een noot (!!) ontkent Daalberg in De Steenbergsche famille UBA, sign. 1050B 15-18 dat de tekening enigermate een afbeelding van Hinlopen is (‘en wij zelve uit ons hoofd toch dat teekeningetje vervaardigd hadden’ en zegt ironisch dat alleen vaderlandse recensenten het past, om hun ‘natuur- en landgenooten te verguizen, te belasteren en te diffameren’ (I, XX).
voetnoot76
Twee-en-dertig woorden, I, 231-232.
voetnoot77
Vaderlandsche Letteroefeningen, 1806, eerste stuk, 92.
voetnoot78
Bv. L.P. uit Kampen in De Ster 1806 (geciteerd wordt UBA exemplaar, sign. 218 B 33), 219 en L.S.A. Scheidius uit Middelburg in De Ster 1806, 252.
voetnoot79
Vaderlandsche Letteroefeningen 1806, eerste stuk, 610-612.
voetnoot80
Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek 1808, eerste stuk, 496.

voetnoot81
Intensieve nasporingen in het Nijmeegs gemeentearchief heeft helaas nog geen enkel aanknopingspunt opgeleverd. Het is goed mogelijk dat De Wacker van Zon in Nijmegen onderhuurde, wat de naspeuringen bemoeilijkt.
voetnoot82
E.K.G. Falck ‘Genealogie van het Oost-Friesch geslacht Falck’ in Genealogische en Heraldische Bladen 6 (1911), 81-143, aldaar 126. Het wordt overigens niet bevestigd door A.E.M. Ribberink Klapper op de overlijdensakten van Nederlandse soldaten in Franse krijgsdienst 1792-1815 (CBG Den Haag).
voetnoot83
RAG, archief Van der Capellen, inv.nr. 559.
voetnoot84
Algemeen Rijksrijksarchief, Tweede Afdeling, archief Van Maanen, aanwinst 1900, inv.nr. 284. H.J. baron van Loë (1753-1832), gardeofficier en kamerheer van de Pruissische koning, was eigenaar van het goed de Rees bij Brummen en Ulenpas in Hoog Keppel. Uit de brief blijkt dat de twee elkaar kenden. Twee mogelijke verbindingen: in Janus 1787, 161 wordt verslag gegeven van een bezoek aan Anonymus Belga in Brummen (die overigens niet thuis bleek) en in Gosse's Haagsche Correspondent, 157-164 is een brief gepubliceerd dd. 18 oktober 1786 van Jan van den Akker uit Brummen die zijn dorp beschrijft, dat hoewel overwegend orangistisch, ook vele patriotten herbergt, onder wie’ eene de Wakker van Zon.’ Overigens was het postmeesterschap geen sinecure, cf. J.A.B.M. de Jong ‘Jan Elias, baron van Lynden en het Nijmeegs postambt’ in Bijdragen en Mededelingen Gelre LXI (1962-1964), 219-224.
voetnoot85
Archief Hoge Raad van Adel Den Haag, 27 mei 1815. In de brief zegt De Wacker van Zon ‘thans woonagtig te Nijmegen’ te zijn; en even verder ‘dat des ondergetekendes begeerte sedert lang is uytgegaan tot het voeren van een meer werksaamen kon het zyn nuttig leeven voor den Staat.’
voetnoot86
Hoge Raad van Adel, Kopy-boek 1815, nr. 73.
voetnoot87
Hoge Raad van Adel Kopy-boek 1815, nr. 73. De ‘favourabele adviezen’ waren van Van Spaen en Van Snouckaert.
voetnoot88
K.B. in M.A. Beelaerts van Blokland De Hoge Raad van Adel. Geschiedenis en werkzaamheden 's-Gravenhage 1966, 217.
voetnoot89
Berigt wegens de geconstitueerde magten en ambtenaren resideerende in de stad 's Gravenhage met aanwijzing hunner woonplaatsen, voor het jaar 1816 's-Gravenhage 1816, 101.
voetnoot90
De Navorscher 1877 op omslag.
voetnoot91
GA Den Haag, not. archief, notaris T.A. Holland, inv.nr. 6338, akte 229. Mr. E. baron Van Vredenburgh (1779-1861), secretaris-generaal van het Ministerie van Waterstaat en Publieke Werken, neef van Petrus, was executeur-testamentair.
voetnoot92
UBA, sign. 1749 E 8-9.
voetnoot93
Derde druk: UBA, sign. 476 G 25.
voetnoot94
Ik bereid een editie van Jan Perfect voor.
voetnoot95
D.C. Hesseling ‘P. de Wakker van Zon en Voltaire’ in Mélange de philologie offerts à JeanJacques Salverda de Grave Groningen 1933, 165-174.
voetnoot96
Vaderlandsche Letteroefeningen 1817, eerste stuk, 471-475 en de Recensent 1818, 11, eerste stuk, 224-227.
voetnoot97
KB, sign. 3055 B 25.
voetnoot98
Geschiedenis Kruisvaarten, II.
voetnoot99
In het voorbericht (p. VIII) staat dat de verhandeling ‘thans minder is ingerigt om eene prijsvraag te beantwoorden.’
voetnoot100
Archief Holl. Mij der Wetenschappen Haarlem, prijsvraag nr. 180, begeleidende brief van De Wacker van Zon. Over de Hollandsche Maatschappij: J.A. Bierens de Haan De Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen Haarlem 19702.
voetnoot101
Juryrapport toegevoegd bij inzending; over Stuart: R. Reinsma ‘Martinus Stuart’ in De Negentiende Eeuw 5 (1981), 31-41.
voetnoot102
Verhandeling, 31.
voetnoot103
Verhandeling, 35.
voetnoot104
Ziekte: Naamlyst van al de geborenen; benevens de geenen welke zich in den huwelyken staat zullen begeven, met opgave hunner geboorte plaatzen en woonsteden; als mede der overledenen, met omschryving hunner ziekten, ouderdom en woonstraten zooals dezelve ter Secretarie in 's Gravenhage zyn aangegeven [...], 's-Gravenhage 1818, 9; overlijden: GA Den Haag, BS 1818 en advertentie in de Haagsche Courant van 11 en 14 december 1818.
voetnoot105
GA Den Haag, not. archief, notaris T.A. Holland, inv.nr. 6338, akte 229. Zij erft o.a. aandelen in de Amsterdamse loodgieterij J. Hesseling, Prinsengracht 469, 22 schuldbrieven van de Franse regering, die rente incluis, ruim ƒ7.000,- belopen en vier obligaties op de stad Amsterdam, volgens de Memorie van Aangifte (ARA, archief Mackay van Ophemert, inv.nr. 180).
voetnoot106
Volgens haar brief aan Falck's schoonzuster Rose Falck-de Roisin van 5 januari 1621 (ARA, Tweede Afdeling, coll. Falck, inv. 2.21.114).
voetnoot107
E.K.G. Falck ‘Genealogie van het Oost-Friesch Geslacht Falck’ in Genealogische en Heraldische Bladen 6 (1911), 81-143, aldaar 125-126.
voetnoot108
Onzeker, resp. apocrief beschouw ik vooralsnog de aan Daalberg toegeschreven publikaties: Eerste (en Tweede) Catern uit myn Zakboek, of Aanteekeningen van een burger aan de grenzen van Holland [1792] N. Cornel te Rotterdam; Felix en Louise, of de ouderliefde door J.C.v.S. Amsterdam [z.j.]; Comique en vermaaklijke Boeren-reis van Dirk de Eenvoudigen, en zijne zoonen; uit het Overmaasche naar Delft [z.p.] [1804] en De Overijsselsche Predikants-dochter (1816-1817) in drie delen bij W. van Bergen te Breda.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • '"Heethooftige en speculateur". Petrus de Wacker van Zon (1758-1818)'


auteurs

  • over Bruno Daalberg

  • over Anton Reinhard Falck