Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Achttiende Eeuw. Jaargang 2003 (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Achttiende Eeuw. Jaargang 2003
Afbeelding van De Achttiende Eeuw. Jaargang 2003Toon afbeelding van titelpagina van De Achttiende Eeuw. Jaargang 2003

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Achttiende Eeuw. Jaargang 2003

(2003)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Omtrent Bronnen
Dries Vanysacker Impressies en bekommernissen van een Italiaans prelaat op doorreis in de Nederlanden (1762)

De Biblioteca Gambalunghiana in Rimini bewaart een deel van de immense privé-correspondentie van een vermaarde stadsgenoot, kardinaal Giuseppe Garampi (1725-1792). Die was, nadat hij in zijn geboortestad een hoofdzakelijk natuurwetenschappelijke opleiding had genoten, als jonge graaf naar Rome getrokken om er rechten te studeren en priester te worden. Na succesvolle studies op het vlak van de kerkgeschiedenis benoemde paus Benedictus xiv hem in 1749 tot assistent-prefect van het Vaticaanse Archief. Twee jaar later werd hij prefect, een taak die hij bij het begin combineerde met een kanonikaat en met opdrachten in dienst van de Staatssecretarie. In 1772 behaalde hij via een pauselijk rescript de titel van doctor in de beide rechten aan de Sapienza en werd hij benoemd als nuntius in Warschau. Vier jaar later volgden de nuntiatuur te Wenen en een bisschopsbenoeming van het Tyrrheense dubbelbisdom Montefiascone-Corneto. In 1785, tenslotte, werd Garampi tot de waardigheid van kardinaal verheven, waarna hij naar Italië terugkeerde. In 1790 werd hij protector van het Duits-Hongaarse College te Rome. Zijn grootste betekenis ligt in het feit dat hij via een Europees correspondentienetwerk het Romeinse ultramontaanse gedachtegoed de rechtsaanspraken van de Heilige Stoel op een verlichte manier gestalte gaf.

Het fonds Eredi Garampi in de Biblioteca Gambalunghiana werd in 2001 verrijkt met niet minder dan 557 brieven van de prelaat aan diens broer Francesco. De correspondentie, die loopt van 1752 tot 1788, werd in 1987 aangetroffen op een graanzolder van een vakantiehoeve, die in het bezit was van erfgenamen van de familie Garampi in Filottrano in de Marken. Na een jarenlange desinfectering en selectie werden ze in de vermelde bibliotheek gedeponeerd. In de collectie treffen we onder meer 81 brieven aan die Garampi schreef als prefect van de Vaticaanse archieven tijdens een twee jaar durende reis, van juli 1761 tot april 1763, door Duitsland, Zwitserland, de Republiek, de Oostenrijkse Nederlanden, het prinsbisdom Luik en Frankrijk. Over het hoe en waarom van deze ‘tour’ is al meermaals geschreven. Van deze pas aan het licht gekomen correspondentie zijn er tien brieven, die Garampi's eerste bezoek aan de Republiek en de Oostenrijkse Nederlanden betreffen. Ze zijn geschreven tussen 4 oktober en 14 december 1762 en vormen niet de enige bronnen met betrekking tot dit verblijf, maar bieden een relevante aanvulling op het door Gregorio Palmieri uitgegeven dagboek van Garampi's reisgezel, Callisto Marini (1737-1822) en op de bestaande literatuur terzake.

Garampi's getuigenis vertoont alle klassieke kenmerken van het in deze periode ruim verspreide genre van de reisbrieven. De Romeinse prelaat is een typische reiziger van de periode, en zijn waarneming lijkt dan ook gekleurd door wat hij ongetwijfeld had gelezen in de brieven en de reisverslagen van hen die hem op zijn route waren voorgegaan. Tegelijk echter maken ze duidelijk hoe hij te werk ging bij de uitbouw van zijn netwerk. De vijf brieven die hier, in vertaling uit het Italiaans, worden gepresenteerd, berichten vooreerst over de reisroute die de toen zevendertigjarige kanunnik-prefect en diens metgezel Marini in de Nederlanden

[pagina 58]
[p. 58]

hebben afgelegd. Op 27 september 1762 hadden ze Keulen verlaten en twee dagen later ze aan in Arnhem. Via Utrecht gingen ze naar Amsterdam, waar ze meerdere dagen verbleven, en vervolgens naar Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam. Vanaf 23 oktober waren ze in het zuiden, meer bepaald in Antwerpen, Mechelen en vooral Brussel. Wegens een aanslepende ziekte van de toenmalige pauselijke nuntius Molinari, diende Garampi er, als een soort plaatsvervanger, langer te blijven dan was voorzien. Gelukkig konden ze vanuit Brussel uitstappen maken de universiteitsstad Leuven en naar de gotische kerken van Luik. Van groot belang voor de toekomst waren de contacten die Garampi in de Oostenrijkse Nederlanden kon leggen, met verschillende figuren, onder wie kardinaal Franckenberg, de bollandisten, minister Cobenzl, alsook verscheidene hoogleraren van de Leuvense universiteit. Marini verliet op 10 november de nuntiatuur te Brussel en ging in Keulen de koets ophalen. Ruim een maand later, op 17 december, zegde ook Garampi de Nederlanden vaarwel en zette hij zijn Europese rondreis voort en trok naar Parijs.

Op zijn reis en in zijn brieven gaf kardinaal meermaals blijk van zijn spaarzame, zoniet gierige aard: alles werd financieel goed afgemeten, een dure en tegenvallende tolk werd afgedankt en... de aankoop van een gouden horloge voor Garampi's werd afgewimpeld met het goedkoop excuus dat de kosten ervan zijn reis zelf in het gedrang konden brengen. Intussen zou de prelaat wel nog Parijs, Straatsburg, München, Salzburg, Wenen en Venetië aandoen, en er heel wat boeken kopen, om uiteindelijk na 22 maanden afwezigheid zijn broer en familie te vervoegen. Garampi's uitspraak over de ‘inhaligheid’ van de Republiek moet wellicht met een korreltje zout genomen worden...

Bibliografie

J.D.M. Cornelissen, ‘Briefwisseling van den Utrechtschen boekhandelaar Cornelis Kribber met Mgr. Giuseppe Garampi’, Archief voor Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, 53 (1929) 194-250.
I.P. Dengel, Die politische und kirchliche Tâtigkeit des Monsignor Josef Garampi in Deutschland 1761-1763. Geheime Sendung zum geplanten Friedenskongress in Augsburg und Visitation des Reichsstiftes Salem (Rome 1905).
U. Fink, Guiseppe Garampi uind die Schweiz 1762-1792 (Fribourg 1990).
D. Frioli, I codici del Cardinale Garampi nella Biblioteca Gambalunghiana di Rimini (Santarcangelo di Romagna 1986).
L.-E. Halkin, ‘Le Cardinal Garampi à Liège en 1762’, La Vie wallonne, 14 (1934) 222-225.
H. Hoberg, ‘Die Kosten der ersten diplomatischen Sendung Josef Garampis (1761-63)’, Römische Quartalschrift, 47 (1939) 269-277.
P. Meldini, ‘La formazione del fondo manoscritto della Gambalunghiana’, in: G. Mariani Canova, P. Meldini en S. Nicolini, I codici miniati della Gambalunghiana di Rimini (Milaan 1988).
G. Palmieri, Viaggio in Germania, Baviera, Svizzera, Olanda e Francia compiuto negli anni 1761-1763. Diario del cardinale Giuseppe Garampi (Rome 1889) 180-228.
D. Vanysacker, Cardinal Giuseppe Garampi (1725-1792): an Enlightened Ultramontane (Brussel-Rome 1995) vooral 82-98.
Idem, ‘The Contacts between two Pivots of the 18th-century European ultramontain “international”: Johann Heinrich von Franckenberg and Giuseppe Garampi (1762-1792)’, Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 98 (1994), 273-295.
Idem, ‘Dix lettres inédites de Giuseppe Gatampi datant de sa première visite à travers les Provinces Unies, les Pays-Bas autrichiens et la Principauté de Liège en 1762 (Biblioteca Gambalunghiana de Rimini, Fondo Eredi Garampi)’, Bulletin de l'Institut Historique Belge de Rome, 72 (2002), 91-108.
Idem, The Garampi Correspondence. A chronological List of the Private Correspondence of Cardinal Giuseppe Garampi (1741-1792) (Leuven 1997).
Idem, ‘L'homme derrière le cardinal. Les lettres originales de Giuseppe Garampi à son frère ainé Francesco (1752-1788) conservées dans le Fondo Eredi Garampi à la Biblioteca Gambalunghiana de Rimini’, Bulletin de l'Institut Historique Belge de Rome, 71 (2001) 201-241.
Idem, Kardinaal Giuseppe Garampi (1725-92): portret van een verlicht ultramontaan (onuitgegeven proefschrift KU Leuven, Leuven 1992) vooral dl.1, 204-246.
Idem, ‘Monseigneur Giuseppe Garampi aux Pays-Bas autrichiens et dans la Principauté de Liège en 1764’, Bulletin de l'Institut Historique Belge de Rome, 57 (1987) 165-197 (vooral 168-169).
Idem, ‘De ultramontaan Giuseppe Garampi (1725-1792) en zijn relaties in de Nederlanden’, Trajecta, 2 (1993) 21-36 (vooral 22-27).
Idem, ‘Verlicht Ultramontaan: een contradictio in terminis of realiteit?’, De Achttiende Eeuw 32 (2000) 97-118.
F. von Weech, Römische Prälaten asm Deutschen Rhein, 1761 bis 1764 (Heidelberg, 1898).
[pagina 59]
[p. 59]

Brief I

Amsterdam, 4 oktober 1762

Beste Francesco,

Ik had je reeds op de hoogte gebracht van mijn beslissing naar Holland te gaan. Ik ben blij je bij deze mijn veilige reis en aankomst in deze stad te kunnen melden. Ik vertrok op de ochtend van de 27ste september uit Keulen en na een reis van twee dagen en een nacht kwam ik aan in Arnhem, waar ik overnachtte om de volgende ochtend, op het feest van Sint-Michiel, de eucharistie te kunnen bijwonen in een privékerk van katholieken. Vandaar bereikte ik na een reis van acht uur Utrecht, waar ik twee dagen rustte. Op 2 oktober, na nog eens een reis van acht uur, kwam ik aan in Amsterdam.

Het reizen in deze streken is zeer comfortabel: wellicht uniek in de wereld. Elke dag kan men er per postkoets van de ene naar een andere stad reizen; de koetsen zijn veel beter uitgerust dan die in Duitsland en kosten veel minder. Men kan hier ook via de waterwegen reizen, en dit is nog comfortabeler. Wat men bespaart op het reizen, verzinkt echter in het niets bij de excessieve sommen die men aan logies dient te besteden. Men moet er continu op waken dat men niet als een notabele herkend wordt, want dan bespringt de onverzadigbaarheid van de Hollanders de vreemdeling met een ongeziene kwaadaardigheid. De koning van PruisenGa naar voetnoot1 wou tijdens zijn reis in Holland zelfs niet de titel van graaf dragen, maar reisde er onder de naam van een Maitre de Musique.

Maar hoe hoog de uitgaven, en hoe groot de inhaligheid van de natie ook, er kan niet worden ontkend dat dit het mooiste en aangenaamste land van Europa is. Alles ademt hier elegantie en verfijnde smaak en zelfs de ateliers van de meest gewone ambachtslieden overtreffen in hygiëne nog onze koffiehuizen. De tegels van de huizen zijn helder als spiegels, en men moet spuwen in zandbakjes in de hoeken, en iemand met vuile schoenen dient pantoffels aan te trekken alvorens een huis te betreden. Het is waar dat alle huizen klein zijn en nauwelijks twee verdiepingen tellen, uitgezonderd hier in Amsterdam. Elke stad en elk dorp heeft loodrechte en brede wegen en daar alle ambachtslieden en stadsbewoners op het gelijkvloers wonen, is het zeer aangenaam om in die straten te wandelen en al dat volk te zien en aan het venster eventjes een praatje met hen te maken. De straten zijn geplaveid met stenen in het midden, en aan beide zijden zijn er paden met bakstenen voorzien voor de voetgangers, alsook een klein grachtje voor de afwatering. De breedste straten hebben ook nog prachtige bomenrijen, die het uitzicht aangenaam maken, en die tevens de mogelijkheid bieden je bij het wandelen tegen de zon te beschermen. Hier in Amsterdam heb je ook een unieke hoeveelheid aan kanalen doorheen de hele stad. Ze zijn praktisch alle van dezelfde breedte en aan beide zijden van elk kanaal zijn er berijdbare straten, meestal versierd met die genoemde bomenrijen.

Utrecht is een grote stad met meer dan dertigduizend zielen. Er zijn acht kerken, weliswaar niet openbaar, maar toch mooi versierd. De jansenisten hebben er zes en nog eens veertig andere verspreid over de hele Republiek. Het is echter waar, naar ik hoor, dat hun getal zodanig is verminderd dat enkele van hun kerken of parochies herleid zijn tot vijf of zes families. Deze tellen dus zeker geen vijftig gelovigen. Daartegenover zijn onze Rooms-katholieken alleen al in de stad Utrecht met meer dan zesduizend.

Maar het alleraangenaamste dat ik tot op heden mocht meemaken was het traject per ka-

[pagina 60]
[p. 60]

naal uit Utrecht. Beide oevers zijn versierd met villa's en tuinen, en aangezien het waterpeil bijna overeenkomt met het grondniveau van de landerijen kan men van op de boot de verscheidenheid van de architectuur en de bizarre pracht aanschouwen. Dit in tegenstelling tot onze tocht op de Brenta, waar we enkel de voorzijde van de villa's konden zien. Hier zijn de tuinen ook goed voorzien van standbeelden en ontworpen door zeer goede architecten. Maar de grootste luxe hier bestaat in de cultuur van bloemen en exotische planten. De tuinen staan er werkelijk vol van. Er zijn ook heel wat fonteinen te zien die door middel van machines hun water spuiten. In een tuin van de heren van MollemGa naar voetnoot2 in de nabijheid van Utrecht zag ik ook deze die in diverse grotachtige kamertjes was ingedeeld en overal was bezet met versteende vissen en schelpjes, die door hun levendige kleurenschakering een uniek uitzicht boden. Bemerk dat de meeste schelpen ingevoerd zijn uit de Indiës en dat elk van hen tot twaalf en vijftien gulden waard is. De smaak voor de natuurobjecten is in deze streken heel verfijnd en deze maken een groot deel uit van de Hollandse luxe. Er zijn hier schelpen waarvoor men vijftig gulden dient neer te tellen, zonder nog te spreken van enkele heel zeldzame exemplaren, die geen vaste prijs hebben.

Hier in Amsterdam ontvang ik heel wat sympathie vanwege meneer Guaita, correspondent van de heren Ferrari, en ik denk hier nog vier dagen te blijven, waarna ik me naar Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdam en Antwerpen zal begeven, om rond de 20ste oktober in Brussel te zijn. Vandaar zal ik via Mechelen, Leuven, Luik en Aken naar Keulen terugkeren, alwaar ik mijn eigen koets heb gelaten. Ik zal dan wel vernemen welke bevelen, nopens mijn terugkeer naar Italië, uit Rome zullen volgen. Het spijt me wel dat ik dan niet via Vlaanderen een excursie naar Parijs zal kunnen maken.

Bij het omdraaien van mijn brief heb ik bemerkt dat ik op een andere nog niet verstuurde brief heb geschrevenGa naar voetnoot3; maar dit geeft niet. Ondertussen heb ik het genoegen je al die goede nieuwtjes over mezelf te geven, zodat je zou kunnen meegenieten van mijn genoegdoeningen.

Ik heb ook het geluk gehad hier in Utrecht aanwezig te zijn bij een boekenverkoop. Nu verwonder ik me niet meer over het zien van zoveel en zo omvangrijke bibliotheken. Ieder die hier ook maar wacht op de juiste gelegenheid, kan met heel weinig geld heel gemakkelijk een prachtige bibliotheek samenstellen. Tussen Utrecht, Den Haag en Amsterdam worden er van oktober tot halfweg november alleen al drie kleine en twee uitgebreide bibliotheken openbaar geveild. Als onze pater BanditiGa naar voetnoot4 hier zou zijn, dan kon hij zich tegen een lage prijs de beste uitgaven van de Kerkvaders aanschaffen, aangezien daar hier niet veel kopers voor zijn. Boeken over oudheid, fysica, mechanica, geschiedenis en de Griekse en Latijnse klassieken daarentegen zijn erg gezocht, en dan nog verzeker ik je dat men er hier minder dan de helft voor betaalt als in Italië het geval is.

[pagina 61]
[p. 61]

Brief 2

Den Haag, 15 oktober 1762

Beste Francesco,

Nadat ik reeds de pracht heb beschreven van Utrecht en Amsterdam, lijkt het me aangewezen dit niet te doen met betrekking tot de steden Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam, aangezien ze alle dezelfde smaak en comfort hebben. Zowel tijdens deze als tijdens de volgende wintermaanden is de dienst van de postkoetsen naar Vlaanderen onderbroken, en daarom lijkt het me beter op een gelegenheid te wachten om mij via de kanalen naar Bergen-op-Zoom te laten brengen. Dan kan ik van daaruit in een dagreis naar Antwerpen. Monseigneur MolinariGa naar voetnoot5, die God zij dank stilletjes in krachten herneemt, verwacht me in Brussel. Ik wil me daar echter niet te lang ophouden, aangezien ik graag half november terug in Keulen wil zijn.

In Leiden heb ik kennis gemaakt met de heer Laurentius Gronovius die reeds het Museum IchthyologicumGa naar voetnoot6 in drie volumes in-folio uitgaf. Hij heeft me voor de heer doctor BianchiGa naar voetnoot7 zijn nieuw werk in-quarto geschonken, getiteld Bibliotheca Regni Animalis atque LapideiGa naar voetnoot8, waarin melding wordt gemaakt van alle auteurs die over deze materie hebben geschreven. Hijzelf zou graag een verzameling van alle vissen uit onze Adriatische zee hebben om zijn collectie te vervolledigen; en hij verlangt dat deze hem worden opgestuurd in een wijnvat die langs de buitenzijde goed geteerd is. Natuurlijk is hij bereid ons alle kosten terug te betalen. Maak de heer Doctor Bianchi in naam van Gronovius en mezelf dus de beste groeten over; en aangezien ik veronderstel dat hij onmiddellijk zal bedanken voor het boek, kan je hem ook een prijs laten opmaken voor de op te sturen vissen. Als de heer BrunelliGa naar voetnoot9 de gelegenheid zou hebben boeken uit Frankfurt naar Rimini te laten sturen, laat ik het voornoemde boek van de heer Gronovius afgeven aan diens correspondent VarrentrapGa naar voetnoot10.

Het museum van deze heer is zeer uitgelezen en uitgebreid, zoals ik er vele in dit land heb gezien: hij is een zeer rijk man en één van de magistraten van de stad en van de republiek Leiden.

Je zal al wel vernomen hebben dat de Spanjaarden Havana hebben verloren, met alle schadelijke gevolgen van dien. Er wordt echter gezegd dat ze grote vooruitgang boeken in Portugal, en deze overwinning kan, als ze wordt bevestigd, misschien een compensatie bieden voor het verlies van het voornoemde eiland.Ga naar voetnoot11

[pagina 62]
[p. 62]

Mijn groeten aan alle huisgenoten, familie, vrienden, etc., vooral aan zuster Maria GeltrudeGa naar voetnoot12, aan het nichtjeGa naar voetnoot13 en aan de heer PolidoroGa naar voetnoot14.

Brief 3

Antwerpen, 23 oktober 1762

Beste Francesco,

Na mijn geweldig verblijf in Holland, geniet ik nu van die andere gebieden van Vlaanderen die het echt wel verdienen om plaats te nemen naast die van Italië. De schone kunsten van de architectuur, schilderkunst, en beeldhouwkunst, helemaal afwezig in Duitsland, bieden hier een prachtig spektakel; er zijn hier gebouwen en kerken die zelfs in Rome niet zouden misstaan.

Ik ben hierheen gekomen per boot uit Rotterdam, en aangezien de wind bijna continu in het nadeel stond, heb ik er drie dagen en twee nachten over gedaan. Ik ben hier heel vriendelijk onthaald door één der bollandistenGa naar voetnoot15 die ik vroeger in Rome heb ontmoet. Overmorgen vertrek ik naar Brussel.

In één van je laatste brieven vraag je naar Baldassare. Je moet weten dat ik hem sinds mijn vertrek uit Luzern naar huis heb gestuurd. Ik was helemaal niet tevreden over zijn diensten, nog minder over zijn gedrag, en weinig zeker van zijn trouw. Ik heb hem dan maar zijn reis betaald, en me van zijn diensten ontdaan. Sindsdien heb ik nog enkel Martini als reisgezel en aangezien voor de Rijnstreek, Holland en Vlaanderen de kennis van het Frans volstaat, is het me de laatste dagen niet te moeilijk geweest zonder een vertaler naar het Duits. Integendeel ik heb me behoed voor niet middelmatige onkosten!

Ik ben hier opnieuw mijn collaar en priesterkleed beginnen te dragen. Deze zijn in Holland namelijk verboden. Vandaar ook dat ik om mijn tonsuur te verbergen een pruik heb moeten dragen. Deze zal me nog zeer goed van pas komen tijdens het komende winterseizoen. We hebben reeds de eerste sneeuwval in Holland gehad op de 16de van deze maand, maar hier in Antwerpen is het klimaat zachter.

Ik was verwonderd in Holland zoveel katholieken aan te treffen, alhoewel een publieke uitoefening van de godsdienst niet is toegestaan. Er zijn zeker vierhonderd parochies, en ik denk niet dat het overdreven is te stellen dat de katholieken bijna één derde van de bevolking van de zeven Verenigde Provinciën uitmaken. In enkele steden is het buitenlandse priesters toegestaan zonder toestemming van de magistraat de eucharistie op te dragen, in andere niet. Er wordt zelfs niet toegestaan te overnachten zonder voorafgaande melding aan de magistraat. In Den Haag heb ik een plechtige mis gezongen in de kerk van de Spaanse minister onder leiding van de jezuïeten. Abbé Marini zegt me dat eind augustus 5 zecchini op je rekening zijn gestort. Dit werd althans geschreven door zijn broer, maar jij hebt daarvan nooit melding gemaakt.

In Holland heb ik verschillende ontmoetingen gehad met grootheden uit de wereld van de letteren en ik heb me getroost met de algemene waardering die ze betoonden voor onze Italiaanse letterkunde.

[pagina 63]
[p. 63]

Brief 4

Brussel, 28 oktober 1762

Aangezien ik deze brief niet op tijd op de post in Antwerpen kon doen, stuur ik hen van hieruit. Ik verliet Antwerpen op de 26ste en nam het middagmaal te Mechelen bij de aartsbisschopGa naar voetnoot16, die een zeer beminnelijk man is. Diezelfde avond werd ik op een onbeschrijfelijk hartelijke manier door Monseigneur Molinari ontvangen. Maar ik ben hier op een zeer ongunstig moment gearriveerd. Monseigneur bevindt zich immers in een zeer kritieke gezondheidstoestand. Hij wordt bedreigd door een imminente waterzucht, alhoewel hij dit zelf niet wil geloven. Ondanks alles wil ik hem alle hulp bieden die hem ik als christen en vriend kan verlenen. Daarom weet ik niet hoelang mijn verblijf hier zal duren.

Ik verneem via je twee brieven van 2 en 9 oktober dat je uitstappen hebt gemaakt met je dochter; en ik ben zeer blij met het goede nieuws over haar. Ik ben daarentegen geschrokken en zeer terneergeslagen over het overlijden van die arme FregosiGa naar voetnoot17. Zie alweer een familie die uitgestorven is, en de kapitalen extra territorium! Het kan misschien het moment zijn om aan meneer Polidoro te suggereren, of althans het voor een andere gelegenheid te houden, om zwavelmijnen aan te kopen?

Groet voor mij zuster Maria Geltrude en feliciteer haar met het succes dat ze behaalde in die onrechtvaardige aanmatiging der parochianen tegenover het conservatorium. Intussen spijt het me dat we kardinaal ValentiGa naar voetnoot18 zullen verliezen. God weet wie we als opvolger zullen krijgen.

 

P.S. Monseigneurs gezondheidstoestand is er vandaag op vooruitgegaan: hou dus geheim wat ik je vanmorgen over hem heb geschreven. En ga verder met me aan te schrijven onder gesloten omslag via abbé MaillotGa naar voetnoot19 in Mannheim. Vaarwel.

Brief 5

Brussel, 10 december 1762

Beste Francesco,

Op 28 november laatstleden heb ik de gelegenheid te baat genomen om een excursie naar Leuven te maken om er de vermaarde universiteit te bezoeken, en van daaruit trok ik naar Luik waar ik drie dagen verbleef, alhoewel ik me niet aan het hof heb gepresenteerd om niet nog meer tijd te verliezen. Markies Molinari was immers teruggekeerd uit Londen en Monseigneur was ietsje beter. Luik is een grote stad met meer dan 180.000 zielen, rijk en bruisend van handels-activiteiten. De gebouwen zijn niet veel zaaks, maar er zijn prachtige gotische kerken.

Ik heb alle mogelijke inlichtingen ingewonnen over jouw schilder de Wich. Op de rol van het hof staat geen Willem de Wich zoals je vermeldt, en toen ik het, voor mijn vertrek, nog eens vroeg aan de suffragaanbisschopGa naar voetnoot20 en aan anderen, kreeg ik telkens hetzelfde antwoord: er is geen spoor van die schilder. Misschien heeft die schilder een vervalsing gemaakt om zich te laten doorgaan voor wie hij niet is.Ga naar voetnoot21

[pagina 64]
[p. 64]

In Leuven was ik verwonderd zo'n groot aantal studenten aan te treffen: er zijn er 2000, van wie alleen al 900 in theologie. Er zijn 42 colleges waar de jongelingen verblijven, en de graden van licentiaat en doctor in de theologie worden met zulke strengheid gegeven, dat er momenteel slechts 14 doctorandi in de theologie en 6 in de rechten op de rol zijn ingeschreven.

Ik ben hier verleden dinsdag teruggekeerd en het is mijn intentie om volgende maandag te vertrekken naar Parijs, indien er tenminste niets voorvalt met Monseigneur de nuntius, van wie de toestand, naar wat ik zie, elke dag verslechtert.

Met je brief van 7 november vroeg je me een gouden horloge te kopen uit Engeland. Maar ik heb vernomen dat ze zeker ongeveer 100 Romeinse scudi kosten. Daarom denk ik dat je een dergelijke uitgave niet wil doen; bovendien zal een dergelijke aankoop voor mij niet gemakkelijk zijn wil ik niet zonder geld verder reizen. Dit is trouwens het ergste dat een reiziger kan overkomen.

Ik heb het boek van de heer Gronovius bij me, ik meen trouwens dat Varrentrap nu geen verzendingen naar meneer Brunelli kan doen, met het oog op de grote verwarring in Frankfurt naar aanleiding van de invasie van de Pruisen. Ik heb me niet aangeboden bij de Keurvorst van Keulen,Ga naar voetnoot22 aangezien ik dit dacht te doen op de terugreis, in Bonn met name. Ik kreeg vanuit Mannheim je andere brief van 21 november. Abbé MuratoriGa naar voetnoot23 laat je groeten.

Eergisteren, op de geboortedag van de keizer, werd hier een groot gala georganiseerd. De prins at in zijn eentje in het openbaar, waarna we geïnviteerd werden door de eerste minister Cobenzl. Er waren twee copieus gedekte tafels met elk 50 couverts. 's Avonds was er een bijeenkomst aan het hof en aansluitend een prachtig avondmaal voor alle edelen. Om middernacht begon in het publiek theater het bal.

Mocht er nog iets voorvallen met meneer Polidoro, God behoede ons, richt je dan direct tot Monseigneur Borromeo,Ga naar voetnoot24 die mij heel wat sympathie betoont. Anderzijds lijkt hij me niet echt een heel actief man.

voetnoot1
Frederik II de Grote (1712-1786).
voetnoot2
Waarschijnlijk gaat het hier om de ‘Zijdebalen’, een villa die David van Mollem (1670-1746), ditecteur van een zijdefabriek, liet bouwen.
voetnoot3
Op de verso-zijde van de brief staat inderdaad een brief van Garampi, geschreven te Spiers op 16 augustus 1762, gericht aan zijn neef markies Michelangelo Diotallevi, bankier van beroep.
voetnoot4
Het gaat hier om de theatijn Francesco Maria Banditi (1706-1796), latere bisschop van Montefiascone-Corneto (1772-75) en aartsbisschop van Benevento (vanaf 1775).
voetnoot5
De Milanees Giovanni Baptista Carlo Molinari (1715-1763), bisschop van Damas, was nuntius te Brussel van 1754 tot aan zij dood in 1763. Zijn sterfhuis geeft een mooi beeld van zijn luxueus leven. Hij bezat een landhuis en een kasteel in Neder-Over-Heembeek.
voetnoot6
Deze natuurkundige is geboren te Leiden in 1730 en is er gestorven circa 1777. Zijn Museum Ichthyologicum sistens piscium indigenorum et quorundam exoticorum qui in museo Laur. Theod. Groovii adservantur, descriptiones ordine systematico verscheen voor het eerst te Leiden in 1754.
voetnoot7
Over het leven, de activiteiten en de betekenis van geneesheer Giovanni Bianchi (1692-1775) als wetenschapper en leermeester van Garampi.
voetnoot8
Het gaat hier om de Bibliotheca regna animalis atque lapidei seu Recensio auctorum&librorum, qui de regno animali et lapides methodice, physice, edice, chymice, philologice, vel theologice tractant (Leiden, 1760).
voetnoot9
Bernardino Brunelli was bibliothecaris van de Gambalunghiana te Rimini van 1748 tot 1767. In 1753 maakte hij een alfabetische catalogus op alle auteurs van de in de bibliotheek bewaarde boeken.
voetnoot10
Protestantse boekhandelaar uit Frankfurt.
voetnoot11
Gedurende de Anglo-Spaanse oorlogen van 1762-1763 namen de Engelsen op 1 augustus 1762 Havana in, terwijl de Spanjaarden Portugal aanvielen.
voetnoot12
De enige zus van Gatampi, Mariantonia, trad in september 1745 in bij de zusters augustinessen in het San Matteoklooster in Rimini. Vanaf dit moment nam ze de naam aan van zuster Maria Geltrude. Meer dan dat ze aan cataract leed en dat ze langer leefde dan Giuseppe, is niet over haar bekend.
voetnoot13
Marianna Diamantina, de dochter van Francesco Garampi.
voetnoot14
Polidoro Valentini was de schoonvader van Fracesco Garampi. Hij stierf in 1763.

voetnoot15
Het betreft hier jezuïet Constantin Suyskens (Suyskenius)(1714-1771).
voetnoot16
Johannes Henricus Franckenberg (1726-1804), aartsbisschop van Mechelen van 1759 tot 1801, en kardinaal sinds 1778.
voetnoot17
Deze persoon konden we niet identificeren.
voetnoot18
Het betreft Ludovico Valenti (Trevi, 1695), bisschop van Rimini en kardinaal sinds 1759. Hij stierf op 16 oktober 1763.
voetnoot19
Over Nicolas Maillot de la Treille (1725-1794), bibliothecaris van Karel Theodor, keurvorst van Pfalz-Beieren.

voetnoot20
Pierre-Louis Jacquet (1691-1763), suffragaanbisschop van Luik sinds 1737.
voetnoot21
Net zomin als Garampi en de Luikenaars hebben we deze schilder kunnen identificeren.
voetnoot22
Garampi bedoelt hier Max Friedrich von Königsegg-Rottenfels (circa 1708-1784), aartsbisschop van Keulen sinds 1761 en bisschop van Münster sinds 1762.
voetnoot23
Het betreft een abbé Muratori (niet te verwarren met dé Muratori), die Francesco Garampi gekend had in Wenen en in 1762 secretaris was van de Brusselse nuntius.
voetnoot24
Heel waarschijnlijk gaat het hier om Vitaliano Borromeo (1720-1793), apostolisch nuntius te Firenze (1756-1759) en te Wenen (1760-1767), en kardinaal sinds 1766.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Dries Vanysacker


datums

  • 4 oktober 1762

  • 15 oktober 1762

  • 23 oktober 1762

  • 28 oktober 1762

  • 10 december 1762