Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 3 (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 3
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (70.26 MB)

ebook (77.23 MB)

XML (3.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 3

(1893)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 237]
[p. 237]

Uit de studeercel der redactie.

Naar het gebouw van Kunsten en Wetenschappen in de residentie te gaan, om er Molière en Regnard te hooren - scheen mij den geheelen dag een soort van feest. Ik had vele mijner kennissen aangemoedigd er heen te gaan, en glimlachend een alexandrijn van Armande geleend: ‘A l'esprit, comme nous, donnez-vous tout entière(s).’

Ik zorgde tijdig in het gebouw te zijn. Er was een bekwaam aantal ‘toehoorders’ opgekomen - en voortdurend kwamen er nieuwe bij. Rondziende ontdekte ik kennissen in de loge rechts van het tooneel - vooreerst mijn neef den kapitein de Lassy, zijne geestige vrouw, mijn nichtje Betsy Brandt, en de logée van Mevrouw van Aldersee - Freule Emma van Brandwijck. Het schijnt, dat deze sympathieke jonge dame veel plezier schept uit haar verblijf in den Haag. Voor Mevrouw van Aldersee, die ik tot mijne verbazing miste, is zij onmisbaar geworden. De Fransche diplomaat, Vicomte de Colombelle, vertoonde zijn witblinkenden schedel en zijn nog witblinkender plastron in den schaduw van mijn nichtje. Naast hem, achter den stoel van Freule Emma, zat ook een diplomaat, l'honorable monsieur Schollaert de Borggrave, lid der Belgische ambassade. Een reus, die Belgische attaché, die ver over het mooie kopje van Freule Emma uitkijkt!

Plotseling klonk mij als eene verrassende muziek het volgend distichon:

‘Quoi! le beau nom de fille est un titre, ma soeur,
Dont vous voulez quitter la charmante douceur.’

De vertooning was begonnen. Armande (Mlle Schmidt) was aan het woord, om hare zuster Henriette (Mlle Guyon) al het belachelijke van een huwelijk onder het oog te brengen. Welk een heerlijk genot, die kristalheldere verzen van Molière zoo beschaafd te hooren voordragen! Ditmaal scheen het mij, dat de kunstenaars, die onder ‘la direction’ staan van Mme Jenny Thénard, iets bijzonders gedistingeerds bezaten. Les Femmes Savantes is een hoog uitmuntend kunstwerk van den eersten rang. Zij, die het willen vertoonen, moeten een zeer geoefenden smaak hebben - en door den beminnelijksten eenvoud alles met de meeste ongedwongenheid uitspreken. De minste grofheid, de minste gemaaktheid zouden alles bederven. Molière kan alleen vertoond worden door artisten, die eene zeer hooge mate van letterkundige beschaving bezitten. Geene cabotins, maar artisten, moeten spreken.

Inderdaad, ditmaal was dictie en handeling Molière waardig. De vijf bedrijven werden bij ‘open doek’ na elkaar vertoond. Het derde bedrijf muntte vooral uit, omdat daarin het eigenlijk onderwerp van het blijspel wordt behandeld - de dwaze bewondering van een hoop zotte vrouwen voor den letterkundigen mode onzin van hare dagen. Trissotin was onverbeterlijk, in kostuum, houding, grime, stem en gesten. De buigzame stem van den kunstenaar, die deze rol vervulde (M.P. Franck), kwam in volle kracht uit bij de voordracht van het ‘Sonnet à la princesse Uranie sur la fièvre.’ Het tooneel met Vadius (M. Durel) bracht heel het deftig gehoor in opgewekte stemming - de wijze, waarop beide faux-grandshommes eerst elkaar ten hemel verheffen, en dan om een afkeurend woord in den woedendsten twist losbarsten, schitterde door de echte vis comica der artisten.

In de pauze vloeide het publiek naar het foyer boven. Ik haastte mij om te vernemen door welke oorzaak mijne goede vriendin Mevrouw Van Aldersee verhinderd

[pagina 238]
[p. 238]

werd deze zoo geheel in haren geest vallende vertooning bij te wonen. Ik vond Mevrouw de Lassy en Freule Emma zeer ‘geëntoureerd’. De Fransche en de Belgische attachés bekeken met hunne monocles de voorbijgaande oudere en jongere dames.

L'honorable monsieur Schollaert de Borggrave zei juist met eene basstem:

- ‘Il y a du vrai monde!’

De Vicomte de Colombelle maakte een demi-tour op zijn linker hak, en antwoordde:

- ‘Pas trop! un peu de tout.... quoi?’

Ik had mijne nicht al uit de verte gegroet - maar bleef wachten, tot de menigte zich wat verspreidde. De beide dames namen hunne toevlucht tot eene sofa in een der hoeken - en zoo mocht ik het voorrecht hebben met mijne kennissen van gedachten te wisselen. Het eerste nieuws was, dat Mevrouw van Aldersee verhinderd werd door de strenge kou om uit te gaan. Een lichte verkoudheid maakte het raadzaam thuis te blijven - maar zij had met Freule Emma afgesproken, dat deze een zeer uitvoerig relaas der voorstelling zou geven!

- ‘Na afloop gaan we gezellig een uurtje praten bij Mevrouw van Aldersee! Houdt-je ons gezelschap, neef?’ - vroeg Mevrouw de Lassy.

Dat mocht ik niet afslaan! Het gezelschap was in vele opzichten te aantrekkelijk voor mij. Juist toen ik met blijdschap deze uitnoodiging had aangenomen, klonk eene basstem vlak naast mij:

- ‘Ça ne vous ennuie pas trop, Mademoiselle, de suivre cinq actes immédiatement l'un après l'autre?’

Het was de Belgische attaché, met zijne reuzengestalte, die, bevallig manoeuvreerend met een toegeslagen gibus, zich voor freule Emma posteerde, en haar een oogenblik bezighield. Ik merkte wel, dat zij zonder groote ingenomenheid, maar toch zeer beleefd antwoordde: De heer Schollaert de Borgrave was van meening, dat Les Femmes Savantes ‘ne valaient plus rien!’ Zulke kinderachtige zottinnen komen niet meer voor - het is eene beleediging ze voor de dames van onzen tijd te vertoonen! Ik merkte aan de oogopslag van Freule Emma, dat zij zeer ernstig twijfelde aan de juistheid van deze opmerking, maar ze gaf alleen een ontwijkend antwoord, en keek naar de mooie gele rozen op haar waaier van fijn zwart hout.

Er ontstond beweging. Men zou met de voorstelling van Les Folies Amoureuses van Regnard beginnen. Kunstenaar van lageren rang dan Molière, heeft Regnard (1656-1710) wel 25 blijspelen voltooid, waarvan eenigen nog thans zijn blijven leven, als Le Joueur, Le Retour imprévu, Le Distrait en Les Ménechmes. Ook ditmaal scheen groote ingenomenheid met het allerverdienstelijkst spel der kunstenaars te heerschen. Er werd op ongekunstelde wijze gelachen, en de artisten werden meermalen met luid handgeklap beloond. Zij verdienden het, want ze hadden van de sterk Italiaansch gekleurde klucht van Regnard een soort van Arlequinade gemaakt, waarin de vlugheid en de omvangrijke stem van Crispin (M.P. Franck) op nieuw een zeer gunstigen indruk maakten.

De kapitein de Lassy wenkte mij in zijn rijtuig plaats te nemen. Weldra waren wij allen in de uiterst gezellige huiskamer van Mevrouw van Aldersee

[pagina 239]
[p. 239]

vereenigd. Deze luisterde met de grootste belangstelling naar het relaas van Freule Emma, - een relaas, dat zoo nauwkeurig en uitvoerig was, als men van eene zoo geestige hoorderes mocht verwachten. Wij zaten in een breeden kring om den heldervlammenden haard, en haalden ons hart op aan een glas extra-geurigen warmen wijn. Mevrouw van Aldersee leefde geheel op uit hare gedrukte stemming.

- ‘Dus was alles even mooi, Emma!’ - zei ze - ‘En heeft niets je stemming gestoord?’

- ‘O, ja, mevrouw! De heeren de Colombelle en de Borggrave namen achter ons plaats - en deden hun uiterste best, om telkens op nieuw aan te toonen, “que les Femmes Savantes ne valaient rien du tout!”’

- ‘Dat is te zeggen’ - viel nicht Betsy in - ‘dat ze nu hare waarde verloren hadden, omdat vrouwen als Bélise, Philaminte en Armande in onzen tijd niet meer voorkomen!’

Mevrouw van Aldersee schudde kalm het hoofd, en zich tot mij richtend vroeg ze:

- ‘Ik geloof er niets van! En jij, amice?’

- ‘Of ze geheel zóó zijn als Bélise, Philaminte en Armande durf ik niet uitmaken, maar we hebben nog onze Précieuses ridicules, die op een Molière wachten!’ - haastte ik mij te antwoorden.

- ‘Mij dunkt, die is al gevonden’ - riep Freule Emma met schitterende oogen! - ‘Edouard Pailleron heeft ze kostelijk onder handen genomen in zijn Le monde où l'on s'ennuie.’

Daar de freule mij uitdagend aanzag, moest ik mijn gevoelen zeggen:

- ‘Mij dunkt, dat er te veel verschil is. Molière's geleerde vrouwen streven er naar niet alleen een oordeel over kunst, maar ook over wetenschap te vellen. De dames Philaminte, Armande en Bélise willen eene Platonische Academie stichten. Zij spreken over Plato's republiek. Zij willen toonen, dat zij even sterke hersenen hebben als de mannen. Het is duidelijk aan de woorden van Philaminte:

‘Je veux nous venger, toutes tant que nous sommes,
De cette indigne classe où nous rangent les hommes,
De borner nos talents à des futilités
Et nous fermer la porte aux sublimes clartés.’

Deze dames nemen bij Molière eene min of meer emancipatorische houding aan. Juist dat is het hoofdonderwerp. Bij Molière willen ze aan sterrekunde doen, en achtten een gesprek over toilet of huishoudelijke aangelegenheden eene beleediging voor haar diep doorzicht. Armande dweept met Epicurus en met Descartes. Belise en Philaminte bestudeeren de oppervlakte van de maan, en als de tweede zegt: ‘J'ai vu clairement des hommes dans la lune,’ - antwoordt de eerste:

‘Je n'ai point encor vu d'hommes, comme je crois,
Mais j'ai vu des clochers tout comme je vous vois!’

Het is de altijd oude en altijd nieuwe quaestie der ontvoogding van de vrouw! Bij Pailleron in Le monde où l'on s'ennuie vallen we in een heel ander gezelschap. Eene groep dames van zeer verschillenden leeftijd maakt het hof aan een salonspreker, den verwaanden Bellac. Het geldt hier geen maatschappelijk vraagstuk, het is alleen de dwaze vergoding van een persoon, van een bellâtre, die door zijne verwijfde voordracht en précieuse volzinnetjes de

[pagina 240]
[p. 240]

hoofden van een dozijn dametjes op hol brengt! Dat is meer gezien....’

- ‘Bijvoorbeeld hier in den Haag! Vergoding van een Franschen tenor d'opéra comique door mevrouw A, B en C!’ - viel kapitein de Lassy in.

- ‘Of het naloopen van een dierbaar prediker, zoodat de vrome zieltjes van de vroegpreek tot den middagdienst bleven overzitten, om hunne plaatsen niet kwijt te raken!’ - vervolgde Mevrouw van Aldersee.

Freule Emma vestigde hare sprekende donkere oogen met zekere intentie op mij, en sprak heel kalm:

- ‘Ja, maar, we hebben één ding vergeten. In het tooneel met Vadius en Trissotin blijkt het, dat de dames eene erbarmelijke letterkundige educatie hebben genoten, want als Trissotin zijn epigramme: Sur une carosse de couleur amarante donné à une dame de mes amies voordraagt, en besluit met de regels

‘Ne dis plus, qu'il est amarante,
Dit plutôt qu'il est de ma rente.’

barsten de savante dames in een koor van lofzangen uit. En nu geloof ik, dat Pailleron met zijn Bellac in dit opzicht niet ver van Molière's Trissotin is afgeweken.

- ‘Zeker, freule! Dit is een tweede sujet voor Molière. Hij tuchtigt den letterkundigen wansmaak even als in de Précieuses, zelfs in den Misanthrope, schoon daar even in het voorbijgaan. Maar Molière wil zijn onderwerp ruimer nemen, en daarom geeft hij aan Vadius, die Grieksch kent, het privilege de dames te omhelzen.’

Mevrouw van Aldersee lachte opgewekt.

- ‘De tijden zijn veranderd, amice!’ - antwoordde zij op hetgeen ik het laatste gezegd had - ‘Het Grieksch geeft maar weinig privileges meer bij de dames. Zelfs de welsprekendheid heeft een deel van haar invloed verloren. Men wil nu alles geheel anders dan vroeger! Hoe zorgloozer men onze taal spreekt, hoe beter! Bij jongelieden van beschaafden stand is het zeer in de mode platte of dwaze woorden in het gesprek te mengen. Het mooie ligt nu aan eene heel andere zijde. De kunst om in woorden te spreken, is nu de kunst geworden, om in raadselachtige klanken ons wat mysterieus op den mouw te spelden. Zoover had Trissotin het nog niet gebracht! Maar het zou er met den tijd van komen. Daarom geloof ik, dat de Femmes Savantes nog zeer actueel zijn, en actueel zullen blijven! Met gebruikmaking van Molière zou een goed dichter kunnen schrijven: Les Femmes Savantes up to day. Een Parijsch salon van eene excentrische blauwkous, Trissotin-Mallarmé om verzen voor te dragen, en Jean Moréas-Vadius, die Grieksch kent, om de dames te omhelzen!’

- ‘Dat bewijst juist, hoe we Molière nog lang niet kunnen missen!’ - zei Freule Emma ernstig.

- ‘Dit is zoo waar’ - viel ik in - ‘dat sommigen onzer dagblad-recensenten het gezelschap acteurs van van avond hebben gelaakt, omdat zij den scherpen geesel van Molière gevoelden!’

- ‘Doch verre weg de meesten stonden aan onze zijde!’ - besloot Mevrouw van Aldersee, daar het tijd van scheiden was geworden.

Toen ik afscheid nam, zei ze lachend:

- ‘La suite à demain n'est ce pas?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken