Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (39.52 MB)

ebook (38.29 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44

(1934)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina XLIII]
[p. XLIII]


illustratie
dick ket
zelfportret


[pagina XLIV]
[p. XLIV]


illustratie
w.h. gispen
stalen meubelen




illustratie
w.h. gispen
stalen meubelen


[pagina 221]
[p. 221]

Dick Ket in de kunstzaal van Lier, Amsterdam

De verrassing, welke de precieuse tentoonstelling in de Kunstzaal Van Lier te Amsterdam van het werk des schilders Dick Ket bood, was deze, dat wij ons plotseling zagen opgenomen in een sfeer van 400 jaren geleden en dat wij ons verbaasden, hoe een mensch van dezen tijd weer zijn gespannen aandacht bindt aan de allerkleinste bijzonderheden der uiterlijke werkelijkheid, met een supreem geduld, dat een volkomen losheid onderstelt van alle voorbijflitsende gebeurtenissen van het snelle, in duizenden belangstellingen en indrukken uiteenvallende moderne leven. Is deze gesteldheid van den schilder Ket, deze nauwkeurige aandacht voor de menschelijke verschijning (in zijn portretten), deze overgave, tot in de geringste details, tot de dingen der binnenkamer (in zijn stillevens) te verklaren uit het persoonlijk leven van dezen schilder, het is toch wel opmerkelijk, dat nu ook deze jongere - Ket is 32 jaar - zich afwendt van het voorstellinglooze of in elk geval van het autoritair-gebeelde en den weg opgaat van een streng realisme en dat ook hij weer de reactie ondergaat op hetgeen een vorig tijdperk ons bracht. Latere schrijvers over kunst zullen beter dan wij kunnen vaststellen of het vrij aanvaarden van dwang-van-buitenaf - want dit realisme brengt dien dwang ongetwijfeld mee - en dit verlangen naar een orde, waarvan de wetten meer berusten in de wereld buiten den kunstenaar dan in die van zijn eigen aard, geestelijk samenhangt met het nieuw verlangen naar een strenger maatschappelijke en staatkundige orde, dat vrijwel de geheele wereld van nu beheerscht en geleid heeft tot dictatoriale regeeringen of regeermethoden in een groot deel van Europa en in de Ver. Staten. Zooveel is echter zeker, dat de koortsige stroom van experimenten, het wegvallen van alle door vorige geslachten nog aangehangen beginselen, het sterk uitgroeien van de individualiteit, juist van de middelmatige (want de groei van het geniale individu kan slechts heilzaam zijn) een baaierd in de kunst heeft geschapen en een onbehaaglijkheid, waaruit vele jongeren, in hun behoefte, zich vast te klampen aan iets, dat sterker is dan zijzelf, zich trachten te verlossen door zich te buigen, niet voor hun innerlijke verlangens, maar voor uiterlijke feiten. Van deze subordonnantie getuigt in schier angstwekkende mate ook het werk van Ket.

Wie dien weg uit wil, moet wel, wil zijn werk voor de kunst iets beteekenen, de grootheid in zich hebben om alle kleine dingen der uiterlijke werkelijkheid toch te doorleven en te bezielen tot het dingen van hemzelf zijn geworden en verder moet hij het technisch meesterschap bezitten om de realiteit met onverbiddelijke nauwkeurigheid weer te geven. Dat Ket deze laatste eigenschap bezit, zal niemand betwijfelen; moeilijker is het te zeggen of ook die innerlijke kwaliteit aanwezig is. Want dit werk is zoo verbijsterend-reproductief, dat de innerlijke hoedanigheden niet dan bezwaarlijk opgespoord

[pagina 222]
[p. 222]

kunnen worden. Toch zijn ze er; ze blijken uit de geestelijke spanning, welke menig portret doortrilt, uit de waarden van kleur en ordening in menig stilleven; en merkwaardig is hoe Ket juist in zijn stillevens aan de werkelijkheid tracht te ontvlieden door zijn voorwerpen te plaatsen op een aantal over elkaar heenschuivende plannen, overhoeksche lagen van papier, doeken, kranten, wat niet al, tegen welke horizontalen de vaak sterke verticalen der schuin van boven geziene voorwerpen contrasteeren. Het lijkt een beetje op een procedé en overtuigt niet sterk van de noodzakelijkheid, hoe voorvoortreffelijk dit alles dan ook is geschilderd.

Van 1930 tot 1933, de jaren waaruit dit schilderwerk hier te zien was, wordt het steeds precieser en meer gedetailleerd; een verdere voortgang in deze richting is nauwelijks denkbaar. Coloristisch vertoont het vooral in de stillevens een opmerkelijke fijnheid, een terughouden van felle accenten, een afstemmen op een gedempt gamma van gevoeligheid en distinctie. In de portretten is grooter kleurigheid, zoo b.v. in het hierbij afgebeelde zelfportret, waarin het contrast van het blanke van huid en hemd en het scherp belijnde zwart van pet en jas domineert. Dit contrast en de felroode pelargonium en het kleurig tafeldoekje maken het heele coloriet tot iets dat ons herinnert aan meesters als Holbein, waaraan Ket blijkens zijn heele streven en voordracht, zich sterk verwant moet voelen.

Ten slotte nog een enkel woord over Ket's grafisch werk, waarbij enkele teekeningen zijn, die ik geneigd ben zeer hoog aan te slaan; een paar teekeningen in O.I. inkt (stadsgezichten uit Hoorn), een klein landschap, (Ede), een studie naar een poes, zijn dermate doordrongen van innigheid en hebben in hun klein bestek een dergelijke volledigheid, dat ik meer nog op grond dáárvan dan van zijn laatste schilderijen mag bouwen op de verwachting, dat Ket zich tot een belangrijk schilder zal kunnen ontwikkelen.

J.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken