Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (39.52 MB)

ebook (38.29 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44

(1934)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Jan Kriege, metaalwerker

Natuurlijk, het ligt in den zin der ‘artistieke’ bedoening en van de snobistische dwaasheid: men zal dit metaalwerker hoogst ongepast en stellig ook wel onjuist vinden. Jan Kriege immers, telkens als hij hier of daar zijn werk laat zien, kunt ge het lezen, is kunstenaar. Weliswaar kunstnijvere: qualificatie, welke men veelal gebruikt alsof het met de kunst niet heelemaal meenens was en het eigenlijk in het bijzonder, zij het niet uitsluitend, op de nijverheid aankwam; maar in elk geval iets anders, aanmerkelijk veel beter, dan zoo'n gewone ambachtsman als een metaalwerker, even zoo goed als een meubelmaker, toch is. Wie zijn waardeering voor het werk van Jan Kriege wil uitspreken en dat mag men verwachten van iemand, die er over gaat schrijven naar aanleiding van een tentoonstelling, ter gelegenheid van Kriege's vijftigsten verjaardag ingericht - in de toonkamers ‘De Distel’ te Rotterdam - nu, die mocht wel beginnen daar rekening mede te houden, nietwaar?

Maar al zou het alle kunstbeschermende woning- of kerkinrichters in het harnas der verontwaardiging jagen en alle toch zoo echt kunstlievende dames deerlijk verschrikken: wat het werk van Kriege aantrekkelijk maakt en het bovendien wel zijn voornaamste waarde geeft, dat is nu juist het zuiver ambachtelijke, men kan ook zeggen: de ambachtelijke zuiverheid, er van. Kriege neemt er geen artistieke allures bij aan, doch onderwerpt zich in de eerste plaats gewillig aan de eischen van het materiaal, aanvaardt de beperkingen, die het hem stelt en gehoorzaamt in het algemeen aan de ongeschreven wetten van het handwerk, in het misschien slechts intuïtieve, doch diepe besef, dat deze ‘onderworpenheid’ hem eerder sterker maakt, dan verzwakt. Hebben andere edelsmeden tooisels als van email toegepast, Kriege versmaadt zulken pronk en laat het metaal de schoonheid van zijn onversierd karakter. En zou men een enkele maal met hem van meening verschillen over de keuze van materiaal, wanneer hij bijvoorbeeld tin heeft gebruikt waar men zilver, of zilver waar men koper meer geschikt kon achten (hetzij uit een aesthetisch oogpunt, dan wel uit een van bruikbaarheid), er mocht toch ook dan geen sprake van zijn, dat hij den aard der stof, al ware het in zeer geringe mate, had miskend.

[pagina 138]
[p. 138]

Nog geen vijf en twintig jaar is het geleden, dat Jan Kriege, na een moeilijke jeugd en een jongelingschap, die dagelijkschen harden arbeid eischte, zich eindelijk aan het bedrijf zijner voorkeur kon geven. Ofschoon toen toch al zes en twintig jaren oud, zou hij er nadien nog geruimen tijd in hebben berust, uitsluitend studiewerk te maken, bescheiden en met volharding zich oefenend in het teekenen, kloppen, drijven, ciseleeren en monteeren, zonder er voorbarig aan te denken, eigen weg te gaan. Eerst nadat hij van Smout had leeren boetseeren, zooals hij eerder van Van Goor het teekenen en ciseleeren, van Göbel - in het atelier van Begeer - het metaalkloppen en drijven had geleerd, is Kriege naar eigen inzicht gaan werken, zelfstandig ontwerpend en uitvoerend; eerst toen dorst de gezel het meesterteeken aan.

Eenvoud en bescheidenheid, geduld en volharding (men kan er oprechtheid aan toevoegen) zijn de eigenschappen, van welke men in Kriege's werk een zuivere uitdrukking vindt. Soberheid en waarheidszin, geduld en uithoudingsvermogen hebben zich vereenigd om hem een meer-dan-meter-hooge vaas te doen maken, uit één plaat ‘tombak’ (een, eenigermate brons gelijkende, alliage van rood koper en tin) opgeklopt. Maar weinig zouden zij hebben bereikt, waren ze niet gesteund door een bekwaamheid, die zich veilig op ervaring kon verlaten en aangevuurd door de bezieling van hem, die dit meesterstuk vervaardigde enkel omdat hij zoo moest, zonder gedachte aan winst, zonder veel kans op stoffelijke belooning.

Behalve vazen en potten voor verschillende doeleinden, maakt Kriege klokken, lampen, serviezen, schotels en bakjes van onderscheiden aard, inktstellen en andere schrijftafel-benoodigdheden, kleine plastieken; in den laatsten tijd ook reliefportretten en in het bijzonder sacrale kandelaars, miskelken, wijwaterbakjes en -emmers, wierookvaten en andere voorwerpen voor den Katholieken eeredienst. Vroeger heeft hij ook lijfsieraden (meestal van zilver) gemaakt, doch het laat zich licht begrijpen, dat degeen, wien alle behaagzucht vreemd is, daar al evenmin voldoening voor zichzelf in heeft gevonden, als hij er anderen mede bevredigde. Aan goeden smaak ontbreekt het Kriege niet, evenmin aan zin voor sier: o.m. zijn klokken, niet verrassend oorspronkelijk, zeker niet bizar - gelukkig! -, maar altijd nobel van vorm, getuigen er van, tikken het monter de wereld in. Tooi zonder nut schijnt hem echter slechts uiterlijk, niet door innerlijke aanschouwing bekend, dus niet eigen te zijn. Buitendien past het lijfsieraad kwalijk in zijn begrip van voornaamheid, waar eenvoud wel het eerste element van is. Schoonheid, welke niet onmiddellijk van den vorm, dus van het karakter is, of een direct gevolg van de rationeele bewerking van het materiaal, gelijk de moeten, door den hamerslag achtergelaten en tot een als onwillekeurig, natuurlijk ornament geworden, lijkt voor Kriege niet te bestaan. Vandaar, dat ook zijn sacrale voorwerpen zooveel eenvoudiger zijn dan bijvoorbeeld die van de Brom's of van Nico Witteman, waardoor

[pagina 139]
[p. 139]

zij zich voortreffelijk bij den immers meestal strengen, eerbiedig-soberen stijl der hedendaagsche kerkbouwers aansluiten. Trouwens, al wat deze begaafde werker, die in het metaal de hem passende materie heeft gevonden, deze metaalwerker maakt, spreekt van zijn eerbied, niet enkel voor de stof, maar ook voor haar bestemming, dus voor het leven.

Koomen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken