Excelsior. Jaargang 1

[binnenkant voorplat]

[Nummer 9]

Mededeelingen.
Algemeen Kunstverbond voor beide Vlaanderen.

Naar aanleiding van ‘Vlaanderen's Kunstdag’ ontstond te Gent het plan een algemeene Vereeniging op te richten van Vlaamsche kunstenaars. Met de uitvoering er van werd begonnen, maar nooit voleind.

Na de uitvoering van ‘De Schelde’ dook het plan weer op, ditmaal bij dichter R. de Clercq; eenige jongeren kwamen bijeen in April 11.; er werd gewerkt zonder lawaai, en nu telt het ‘Algemeen Kunstverbond voor beide Vlaanderen’ - een Vlaamsch Kunstverbond, natuurlijk - reeds meer dan 150 leden. Veertig letterkundigen zijn lid geworden (o.m. C. Buysse, Virg. Loveling, M. Sabbe, Stijn Streuvels, K. v.d. Woestyne, H. Verriest), al de toonkundigen van naam, meer dan veertig schilders reeds, en waarachtig niet van de geringste, beeldhouwers, etsers, graveerders, bouwkundigen, tooneelkunstenaars, enz., enz. De uitslag overtreft de verwachtingen ver.

Hoe langs hoe meer is gebleken, nu, wat zulk verbond zal te beteekenen hebben. Alle kunsten zijn één; ze zijn als zooveel verschillende bloemen op één struik, als zooveel verschillende zijden aan één landschap. En kunstenaars die een verschillend vak beoefenen bleken mekaar soms niet eens te kennen, zelfs niet bij naam; zij lichtten mekaar niet voor, al ware voorlichting zoo dikwijls noodig geweest, steunden mekaar niet, waardeerden mekaar niet, of niet genoeg. En wroetten dikwijls, volslagen onbekend bij de vlamingen, en onbemind, binnen de enge muren van een atelier, en waren aan 't voortbrengen groote kunst... Want Vlaanderen is een wonderland, en vruchtbaar als geen tweede.

Zondag ll. 19 Juli, werd het Verbond bepaald opgericht. Over alles wat er werd be- en afgehandeld zullen we hier niet uitweiden; zeggen we alleen dat die droomers, die dweepers waarachtig ook praktische menschen bleken te zijn.⁽¹⁾

En weze thans, hoe langer hoe meer, ‘op den boom der Vlaamsche samenleving, de kunst de bloesem, de vroolijke, lichte, witte en roze, die schittert in zon en trilt in wind’; een eeuwige Lente in het herwordende Vlaanderen!

(1) Tot leden van den algemeenen raad werden te dier gelegenheid verkozen: Voor de beeldhouwers, De Cock, Sarteel, Verbanck; voor de bouwkundigen, De Noyette, Gust. De Smet, Van Daele; voor de letterkundigen, Arras, De Clercq, De Cneudt, D'Hondt, Goossenaerts; voor de schilders, Jules De Bruycker, Rod. De Saegher, Gust. De Smet, Horenbant, Willaert; voor de tooneelkundigen, O. De Gruyter, Arie Van den Heuvel, Van Havermate; voor de toonkundigen, Maur. Henderick, Roels, Van der Meulen. - In het bestuur werden benoemd: tot voorzitter, R. De Clercq; tot ondervoorzitters, G. D'Hondt en O. Roels; tot sekretarissen, R. De Cneudt en J. Goossenaerts; tot hulpschrijver, J. Arras; tot penningmeester C. Van Daele.