Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Forum der Letteren. Jaargang 1981 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Forum der Letteren. Jaargang 1981
Afbeelding van Forum der Letteren. Jaargang 1981Toon afbeelding van titelpagina van Forum der Letteren. Jaargang 1981

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Forum der Letteren. Jaargang 1981

(1981)– [tijdschrift] Forum der Letteren–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

Chantre, een éénregelig gedicht van ApollinaireGa naar voetnoot* N. van der Toorn

Samenvatting
Analyse van een éénregelig gedicht op verschillende niveaus, intra- en intertextueel, met aandacht voor de ikoniciteit van de tekst.

Eén der meest duistere gedichten uit de in 1913 door Guillaume Apollinaire gepubliceerde bundel Alcools is ongetwijfeld:

Chantre

Et l'unique cordeau des trompettes marines

Dit vers, een klassieke alexandrijn zonder werkwoordsvorm, beslaat slechts een klein gedeelte van de bladzijde en valt daarom sterk op. Door zijn geringe lengte steekt Chantre, ook wel schertsend ‘le vers solitaire d'Apollinaire’ genoemd, scherp af tegen de andere gedichten in Alcools, waarvan sommige vrij omvangrijk zijn. Dat een zo kort gedicht door Apollinaire waardig is bevonden om opgenomen te worden in deze belangrijke bundel, is op zich een indicatie voor de rijkdom die het bevat. In de volgende beschouwing nu wordt een poging gedaan om deze rijkdom nader te omschrijven. Zonder naar volledigheid te streven besteed ik hierbij, intra- en intertextueel, aandacht aan de verschillende niveaus, die in het gedicht onderkend kunnen worden. Ook de ikoniciteit van het gedicht zal daarbij niet onbesproken blijven.

 

Het is onmogelijk om alle woorden in het gedicht in de gegeven volgorde aan een analyse te onderwerpen daar, zoals altijd het geval is, de betekenis van elk woord en de associaties die het wekt in de struktuur van het gedicht mede door de andere, zowel voorafgaande als volgende, worden bepaald. Het verdient de voorkeur om eerst de laatste termen van het gedicht te belichten. De ‘trompettes marines’ nemen inderdaad een sleutelpositie in, omdat deze zo suggestieve woorden direkt na het lezen het sterkst blijven naklinken. De lezer die zich na een eerste impressie heeft laten verleiden tot het horen van een ver over het water gedragen trompetgeschal komt echter bedrogen uit. Op dit eerste niveau van het gedicht tracht Apollinaire ons met de schijn der woorden te misleiden, want bij het naslaan in een deugdelijk woordenboek verstomt het trompetgeschal terstond om plaats te maken voor het zware, eentonige en dreunende geluid van

[pagina 166]
[p. 166]

hetgeen een eenvoudig éénsnarig strijkinstrument blijkt te zijn. Deze ‘trompette marine’Ga naar voetnoot1. werd in vroeger tijden bespeeld bij de marine (vandaar het adjectief) en in de Duitse nonnenkloosters (de Duitse benaming voor het strijkinstrument luidt ‘Nonnengeige’). Het is dus niet uitgesloten dat Apollinaire het bestaan van de ‘trompette marine’ tijdens zijn verblijf in Duitsland (1901-1902) ontdekt heeft. André RouveyreGa naar voetnoot2. wijst er op, dat wel zeker is dat de ten opzichte van elkaar zo vreemde toepassingen de dichter niet ontgaan zijn en dat de ‘trompette marine’ grote overeenkomst vertoont met instrumenten uit de negerkunst, waarvan Apollinaire zoveel hield.

Het eerste niveau van het gedicht, waarop ‘trompette marine’ voor een blaasinstrument aangezien wordt, brengt de lezer op een dwaalspoor. Maar gelukkig heeft de dichter de weg terug niet afgesneden. Zonder te willen zeggen dat na het ontdekken van de ware betekenis van ‘trompettes marines’ het gedicht duidelijk wordt, is op dit tweede niveau nu toch gemakkelijker een verklaring te geven voor ‘cordeau’, waaraan op het eerste niveau geen touw is vast te knopen. ‘Cordeau’, bepaald door ‘unique’, stemt overeen met de enige snaar van de ‘trompette marine’. Dit oneigenlijke gebruik voor ‘cordeau’ in de zin van ‘corde’ behoeft enige adstructie. ‘Cordeau’ is een touw of koord dat tussen twee vaste punten gespannen wordt ten einde een rechte lijn te verkrijgen. Het wordt als zodanig vooral door de tuinman gebruikt (‘pootlijn’). Deze ‘aardse’ connotatie vormt een kontrast met het element ‘water’, uitgedrukt in ‘trompette marine’. Maar ‘cordeau’ heeft nog twee andere betekenissen die eveneens in verband staan met de elementen: ‘lont’ (element vuur) en de bij de riviervisserij gebruikte ‘zetlijn’ (element water). Afgezien van deze semantische aspekten, die naar drie van de vier elementen verwijzen, heeft ‘cordeau’ echter een klankwaarde die voor de dichter van doorslaggevende betekenis is geweest. ‘Cordeau’ stelt hem namelijk in staat een woordspeling te maken met het naar klank identieke ‘cor d'eau’. Op dit derde niveau van het gedicht doet zich nu het volgende verschijnsel voor: enerzijds zijn de substantieven ‘cor’ en ‘trompette’ en anderzijds de bepaling ‘d'eau’ en het adjectief ‘marine’ semantisch equivalent. ‘Cordeau’ loopt dus vooruit op ‘trompettes marines’.

Samengevat kunnen deze drie niveaus als volgt weergegeven worden:

1.Et l'unique cordeau (= ?) des trompettes marines (= blaasinstrument);
2.Et l'unique cordeau (= snaar) des trompettes marines (= snaarinstrument);
3.Et l'unique cor d'eau des trompettes marines (cor d'eau = trompette marine).Ga naar voetnoot3.

 

Ook de titel van het monostichon is rijk aan mogelijkheden. René KochmannGa naar voetnoot4. sluit bij voorbaat ‘chantre’ in de zin van ‘koorzanger, voorzanger’ uit. Gezien de religieuze toepassing van de ‘trompette marine’ is het echter de vraag of hier niet, tenminste associatief, een verband bestaat dat mede bij de totstandkoming van het gedicht een rol gespeeld kan hebben. De meest voor de hand liggende betekenis van ‘chantre’ is natuurlijk ‘dichter’, beter nog ‘lyrisch dichter’. Kochmann merkt echter op dat Apollinaire ook niet ongevoelig is geweest voor de afgeleide betekenis van ‘zangvogel’, omdat de dichter

[pagina 167]
[p. 167]

zichzelf vaak met een vogel en zijn dichtkunst met een vlucht vergelijkt (‘Oiseau tranquille au vol inverse oiseau Qui nidifie en l'air...’ Cortège). Hiermede is dus ook het vierde element, lucht, potentieel in het gedicht aanwezig.

Nu de substantieven en adjectieven de revue gepasseerd zijn, is het nuttig om enige ogenblikken stil te staan bij de ikoniciteitGa naar voetnoot5. van het gedicht. Allereerst merk ik op dat de antieke connotatie van het woord ‘chantre’ (Lat. cantor) in overeenstemming is met het gebruik van de alexandrijn, die in alle opzichten beantwoordt aan de klassieke versbouw: cesuur zonder enjambement na de zesde voet, niet meegetelde stomme ‘e’ aan het einde van het vers, prepositie van het adjectief en enkelvoud in de eerste hemistiche tegenover postpositie en meervoud in de tweede. Van belang is ook dat in de linkerhelft van de alexandrijn de accenten vallen op Ét (e) en cordeáu (o) en in de rechterhelft op trompéttes (et) en marines (in). Hierdoor ontstaat een oppositie tussen, om in termen van de rijmleer te spreken, ‘mannelijke’ beklemtoonde lettergrepen in de eerste hemistiche en lettergrepen met een ‘vrouwelijke’ uitloop in de tweede, waarbij de laatste hemistiche dus als melodieuzer en muzikaler beschouwd kan worden. Dit nu zou in overeenstemming kunnen zijn met de afwezigheid, althans op het eerste niveau, van een muziekinstrument in de linkerhelft van de alexandrijn en de aanwezigheid van ‘trompettes marines’ in de rechterhelft.

Het is niet verwonderlijk, dat de typografische ikoniciteit bij de schrijver van Calligrammes (1918) een belangrijke plaats inneemt. Er bestaat een duidelijk verband tussen de enige snaar van de ‘trompette marine’ en de enige versregel van het gedicht, die als een ‘cordeau’ over het wit van het papier gespannen staat. De eerste versregels van Le Bestiaire (1911): ‘Admirez le pouvoir insigne Et la noblesse de la ligne’ bevatten een aansporing die bij uitstek van toepassing is op Chantre.

Hierboven is reeds opgemerkt dat ‘chantre’ gezien moet worden in de betekenis van ‘lyrisch dichter’. De lier, attribuut van de dichter, bestaat uit zeven snaren. Zonder hier in te willen gaan op de symboliek van het getal zeven, moet toch wel vermeld worden dat de alexandrijn uit zeven woorden bestaat. Er doet zich nu een merkwaardige kruisstelling voor: enerzijds suggereert de ene regel van het gedicht de enige snaar van de ‘trompette marine’, terwijl er anderzijds een verband bestaat tussen de zeven woorden van de versregel en de zeven snaren van de door de chantre bespeelde lier.

Hoe dient nu het gedicht geïnterpreteerd te worden? Hierbij spelen het voegwoord ‘Et’ en het voorzetsel ‘de’ (begrepen in de + les > des) een belangrijke rol. Zoals reeds opgemerkt is, biedt het eerste niveau alleen uitzicht op een veelvoud van door suggestie opgeroepen beelden en klanken, waarbij niet uit het oog verloren mag worden dat deze suggestieve aspecten juist de quintessence van het gedicht vormen. ‘Et’ aan het begin van de versregel geeft de lezer de indruk dat er iets aan het gedicht voorafgegaan moet zijn, terwijl hij aan het einde van het vers een werkwoordsvorm verwacht. Zo ligt er in de versregel een expansieve kracht besloten die de suggestie wekt dat er veel meer tekst om het gedicht heen staat. ‘Des’ stelt de lezer niet in staat om op het eerste niveau een verband te leggen tussen ‘cordeau’ en ‘trompettes marines’, slechts op het tweede niveau wordt deze genitief duidelijk. Op het derde niveau zijn de betrokken termen (‘cor d'eau’ en ‘trompettes marines’) semantisch equivalent. Wanneer nu ‘des’ metaforisch gelezen wordt, blijken de twee termen in feite betrekking te hebben op slechts één zaak,Ga naar voetnoot6. zodat

[pagina 168]
[p. 168]

de versregel inkrimpt. Enerzijds suggereert deze expansie/contractie van het vers het verschijnsel eb en vloed, te meer daar de strijd tussen de elementen aarde en water ook tot uitdrukking komt in de reeds genoemde tegenstelling tussen ‘cordeau’ (pootlijn) en ‘trompettes marines’. Anderzijds is het niet uitgesloten dat de dichter (‘chantre’) hier de spot drijft met zichzelf. Apollinaire gebruikt namelijk in zijn dichtwerk steeds hetzelfde thema (het verlangen naar het verlorene), maar schrijft daarover dan wel geweldig veel. Door nu in Chantre zijn dichtkunst tot in het absurde in te krimpen, spot de dichter met zijn eigen ‘veelschrijverij’.

Het voegwoord ‘et’ brengt de verbinding tot stand tussen twee termen, hetzij van gelijke, hetzij van ongelijke aard. In het eerste geval zou er een zekere mate van identiteit bestaan tussen ‘chantre’ en ‘trompette marine’, of liever gezegd tussen ‘chantre’ en ‘trompette marin’, de bespeler van het instrument. Zo ziet Kochmann, zij het daarbij een iets andere weg volgend, in de eenvoud en de banaliteit van de ‘trompette marine’ aanleiding om dit instrument het symbool van Apollinaire's dichtkunst te noemen.Ga naar voetnoot7. Voor de tweede mogelijkheid kunnen eveneens steekhoudende argumenten aangevoerd worden. In het voorafgaande is reeds opgemerkt dat er een oppositie bestaat tussen de ene snaar van de ‘trompette marine’ en de zeven snaren van de lier, attribuut van de ‘chantre’. Deze tegenstelling wordt nog versterkt bij een vergelijking van de door ‘chantre’ en de ‘trompette marine’ voortgebrachte klanken. De ‘trompette marine’ maakt een nogal onaangenaam, eentonig en dreunend geluid. De ‘chantre’, met zijn aangename, krachtige en klankrijke stem (zoals ook bedoeld wordt met de staande Franse uitdrukking ‘une voix de chantre’) staat daar, letterlijk en figuurlijk, boven.

 

Na deze intratextuele analyse is het zinvol om na te gaan of het monostichon geen mogelijkheden biedt tot een intertextuele interpretatie.Ga naar voetnoot8. Hierbij zal niet ingegaan worden

[pagina 169]
[p. 169]

op de plaats van Chantre in het oeuvre van Apollinaire, noch op de vraag of Chantre in een eventueel vroeger stadium deel heeft uitgemaakt van een groter geheel, daar deze problemen reeds uitgebreid behandeld zijn, zij het met nogal uiteenlopende conclusies, door M.-J. DurryGa naar voetnoot9., R. KochmannGa naar voetnoot10., L.C. BreunigGa naar voetnoot11., M. DécaudinGa naar voetnoot12. en vooral G. ZayedGa naar voetnoot13..

Op de antieke connotatie van het woord ‘chantre’ is hierboven reeds gewezen. Welnu, de grootste cantor van de Oudheid is Orpheus, die door poëzie en muziek te verenigen de eerste lyrische dichter was. Het ligt dus voor de hand om de lijn chantre - lyrisch dichter door te trekken tot Orpheus.Ga naar voetnoot14. In Alcools komt Orpheus vier maal ter sprake, terwijl in Le Bestiaire ou Cortège d'Orphée vijf van de negenentwintig gravuren aan hem gewijd zijn, waaronder:

 
Que ton coeur soit l'appât et le ciel, la piscine!
 
Car, pécheur, quel poisson d'eau douce ou bien marine
 
Egale-t-il, et par la forme et la saveur,
 
Ce beau poisson divin qu'est JESUS, Mon Sauveur?

Dit gedicht nu is om tweeërlei redenen geciteerd. Enerzijds om nog eens te benadrukken hoe gevoelig Apollinaire is geweest voor woordspelingen (hier tussen de paroniemen pécheur - pêcheur).Ga naar voetnoot15. Anderzijds bevat dit gedicht de oppositie zoetwater - zeewater, die impliciet ook in Chantre aanwezig is tussen de in de riviervisserij gebruikte ‘cordeau’ (zetlijn) en de ‘trompette marine’.

[pagina 170]
[p. 170]

Volgens de legende was de zang van Orpheus zo schoon, dat hij tijdens de tocht der Argonauten de bemannigsleden wist te behoeden voor de betoverende stem van de Sirenen. In Le Bestiaire is eveneens een gravure gewijd aan de Sirenen, die door Raoul Dufy afgebeeld zijn als gevleugelde vrouwen met vogelpoten en een vissestaart. Het is opvallend hoe vaak allerlei waterdemonen, zowel uit de Grieks-Romeinse als uit de Germaanse mythologie (nixe, ondine, Loreley etc.) in Apollinaire's werk terugkomen. Eén dezer passages, een strofe uit Vendémiaire (vs 77-80), het laatste gedicht van Alcools, bevat een zinsnede die wellicht mogelijkheden biedt tot aanknoping bij Chantre:

 
Mais où est le regard lumineux des sirènes
 
Il trompa les marins qui aimaient ces oiseaux-là
 
Il ne retournera plus sur l'écueil de Scylla
 
Où chantaient les trois voix suaves et sereines

Het is niet uitgesloten dat Apollinaire in Chantre tegelijkertijd een woordspeling heeft willen maken tussen a) de homofonen ‘l'unique cordeau’ - ‘l'unique corps d'eau’ (met zinspeling op het uiterlijke aspect van de sirene, die half vis is), b) de klankequivalenten ‘des trompettes’ - ‘détrompait tes’ en c) de paroniemen ‘marines’ - ‘marins’. Deze drievoudige woordspeling zou het mogelijk maken om een vierde niveau in het gedicht te onderscheiden:

Chantre

 
Et l'unique cordeau des trompettes marines
 
Et l'unique corps d'eau détrompait tes marins

Dank zij de schone zangkunst van OrpheusGa naar voetnoot16. slaagt de sirene er niet in de bemanningsleden van de Argo te misleiden. Deze legende is in dit ene vers vervat. Zoals het geluid van de ‘trompette marine’ het gebulder van de zee weet te overstemmen, zo beteugelt Orpheus met zijn zang het betoverende stemgeluid van de Sirenen. De diepere betekenis van deze versregel kan zijn dat de liefde voor de kunst (OrpheusGa naar voetnoot17.) de aantrekkingskracht van de vrouw overwint, zelfs als deze van goddelijke oorsprong is (Sirene). De overeenkomst met de oorspronkelijke versregel is te frappant om op zuiver toeval te berusten. Bovendien worden door de woordspeling de alexandrijn en het metrum niet aangetast, terwijl de semantische waarde van dit vierde niveau geheel aansluit bij Apollinaire's denkwereld.

 

Ik ben mij ervan bewust dat in het voorgaande nergens stelling wordt genomen voor een bepaalde interpretatie. Deze houding lijkt mij de enig juiste: Chantre laat zich niet herleiden tot één exclusieve verklaring, die het gedicht alleen maar zou kunnen verarmen. Daarom ook is in de bovenstaande analyse de nadruk gelegd op de woordspelingen en suggestieve associaties die, zowel voor de dichter als voor de lezer, de kern vormen van het gedicht.

voetnoot*
Voor suggesties en commentaar dank ik Dr. W.J.A. Bots, Drs. P.J. Smith en Prof. Dr. E. van der Starre.
voetnoot1.
Zie voor een gedetailleerde beschrijving van de ‘trompette marine’ de studie van M.-J. Durry, Guillaume Apollinaire, Alcools, SEDES, t. II, 1964, pp. 106-114.
voetnoot2.
André Rouveyre, Amour et Poésie d'Apollinaire, Editions du Seuil (Collection ‘Pierres Vives’), 1955, pp. 67-81.
voetnoot3.
Ten overvloede zij opgemerkt dat de hierboven aangegeven niveaus 2 en 3 onderling verwisselbaar zijn.
voetnoot4.
René Kochmann, ‘Chantre’ et la poétique d'Apollinaire, Le Francais Moderne, oktober 1968, pp. 313-322.
voetnoot5.
Zie voor een begripsomschrijving: A.J.A. van Zoest, Peirciaanse Semiotiek, in Methoden in de Literatuurwetenschap, onder redactie van Charles Grivel, Coutinho, 1978, pp. 102-114.
voetnoot6.
6. Zie Christine Brooke-Rose, A Grammar of Metaphor, Secker & Warburg, Londen 1958, pp. 146-174, en Joëlle Tamine, L'interprétation des métaphores en ‘de’, Le feu de l'amour, Langue Francaise, 30 mei 1976, pp. 34-43.
voetnoot7.
Op. cit., pp. 320-321.
voetnoot8.
Prof. Dr. W. Hogendoorn vestigde mijn aandacht op de Sinfonia en gris mayor van de Nicaraguaanse dichter Ruben Dario (1867-1916). De laatste strofe van dit gedicht, dat afkomstig is uit de bundel Prosas Profanas y Otros Poemas (Buenos Aires 1896, tweede druk Parijs 1901), luidt:
 
La siesta del trópico. La vieja cigarra
 
Ensaya su ronca guitarra senil,
 
Y el grillo preludia un solo monótono
 
En la única cuerda que está en su violin.

De overeenkomsten tussen deze laatste versregel en Chantre zijn groot: ‘la única cuerda’ kan in het Frans vertaald worden met ‘l'unique corde’, terwijl ‘violin’ en ‘trompette marine’ beide snaarinstrumenten zijn en bijna op elkaar rijmen. In het gedicht van Ruben Dario komt ook een soort trompet (‘clarin’) van de zeewind (‘viento marino’) voor.
Bij een vergelijking van de verschillende jaartallen blijkt dat Chantre later geschreven en gepubliceerd is dan Sinfonía en gris mayor. In 1901 oogstte Ruben Dario met zijn Prosas Profanas y Otros Poemas in Frankrijk veel succes. Bovendien was hij van 1900 tot 1908 als consul van Nicaragua in Parijs gestationeerd. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat Apollinaire zijn Spaanstalige stads- en tijdgenoot gekend heeft, zo niet persoonlijk, dan toch diens oeuvre. Dit doet echter aan Apollinaire's oorspronkelijkheid weinig afbreuk: de twee sleutelwoorden van Chantre, ‘cordeau’ (en niet ‘corde’) en ‘trompettes marines’ komen met hun equivalentie en dubbelzinnige betekenissen als zodanig in Ruben Darío's gedicht niet voor.
Blijft de vraag of deze betrekkelijke intertextualiteit terug te voeren is tot een gemeenschappelijke bron. Zoals de titel reeds doet vermoeden, dient de Sinfonía en gris mayor in verband gebracht te worden met het gedicht Symphonie en blanc majeur uit de bundel Emaux et Camées (1852) van Théophile Gautier (1811-1872). In zijn Historia de mis Libros (1909) wijst Ruben Darío hier zelf op: ‘La “Sinfonía en gris mayor” trae necesariamente el recuerdo del mágico Théo, del exquisito Gautier, y su “Symphonie en blanc majeur”. La mía es anotada “d'après nature”, bajo el sol de mi patria tropical’ (Obras Completas, Afrodisio Aguado, Madrid 1950, tome 1, p. 211). Ik citeer hier de eerste strofe van Gautier's gedicht:
 
De leur col blanc courbant les lignes,
 
On voit dans les contes du Nord,
 
Sur le vieux Rhin, des femmes-cygnes
 
Nager en chantant près du bord;

De termen ‘les contes du Nord’, ‘le vieux Rhin’ en de zingende ‘femmes-cygnes’ (naast ‘pleurs de’ l'ondine', vers 52) sluiten aan bij Apollinaire's poëtische gedachten wereld en komen in het verdere verloop van mijn betoog nog ter sprake, daar ze een belangrijke plaats innemen bij de intertextuele interpretatie van Chantre.
voetnoot9.
Op. cit., pp. 107-108.
voetnoot10.
Op. cit., pp. 313-314, 318.
voetnoot11.
L.C. Breunig, Apollinaire et le monostique, Bulletin de l'Académie Royale de Langue et de Littérature Françaises, Brussel, 1963, No 4, pp. 313-323.
voetnoot12.
M. Décaudin, Le Dossier d'Alcools, Droz-Minard, Genève-Paris, 1960, p. 113.
voetnoot13.
G. Zayed, Le Monostique d'Apollinaire, Annie est-elle au bout de ‘l'unique cordeau’?, Revue des Sciences Humaines, Lille, 1970, pp. 411-421. G. Zayed rekent in dit artikel Chantre tot de Annie-cyclus en interpreteert ‘l'unique cordeau’ via het gedicht Liens (Calligrammes) als een onderzeese telefoonof telegraafkabel, het enige communicatiemiddel dat de dichter is overgebleven na het vertrek van Annie naar Engeland en later Amerika.
voetnoot14.
In Lecture d'Apollinaire, Edition L'Age d'Homme (Collection Lettera), Lausanne, 1969, pp. 171-187, wijdt Philippe Renaud een zeer verhelderend hoofdstuk aan de belangrijke rol die Orpheus in het oeuvre van Apollinaire speelt.
voetnoot15.
Ook met letteromzettingen heeft Apollinaire zich beziggehouden, zoals blijken moge uit het gedicht A (Poèmes Retrouvés), waarin 22 woordvarianten, al dan niet met betekenis, op de naam Linda afgedrukt staan.

voetnoot16.
Ook Rabelais heeft de verleiding niet kunnen weerstaan om een woordspeling te maken op de snaren van Orpheus' lier: ‘Et de la teste continuellement sortoyt un chant lugubre, comme lamentant la mort de Orpheus; la lyre, à l'impulsion des vents mouvens, les chordes accordoit harmonieusement avecques le chant’ (Le Quart Livre, hoofdstuk LV).
voetnoot17.
In zijn noot bij Le Bestiaire schrijft Apollinaire: ‘Ce sublime poète jouait d'une lyre que Mercure lui avait donnée... Quand Orphée jouait en chantant, les animaux sauvages éux-mêmes venaient écouter son cantique. Orphée inventa toutes les sciences, tous les arts’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken