Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Forum der Letteren. Jaargang 1981 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Forum der Letteren. Jaargang 1981
Afbeelding van Forum der Letteren. Jaargang 1981Toon afbeelding van titelpagina van Forum der Letteren. Jaargang 1981

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Forum der Letteren. Jaargang 1981

(1981)– [tijdschrift] Forum der Letteren–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

Buitenlandsheid en begrijpelijkheid in het Nederlands van buitenlandse arbeiders; een verkennende studie V.J.J.P. van Heuven, J.G. Kruyt en J.W. de Vries

Samenvatting
Aan de hand van oordelen over fragmenten Nederlandse spraak van buitenlandse arbeiders wordt in dit verkennend onderzoek gevonden, dat de mate van buitenlandsheid in gelijke mate bepaald wordt door syntactische en fonische aspecten van het taalgebruik, maar de begrijpelijkheid eerder door prosodische factoren. (Schr.)

1. Inleiding

De graad van competentie waarmee buitenlandse arbeiders zich in een Westeuropese taal uitdrukken, wordt veelal vastgesteld aan de hand van hun beheersingsniveau van syntactische regels (Klein & Dittmar 1979). De validiteit van een dergelijke graadbepaling berust op de aanname dat beheersing van syntactische regels de meest representatieve indicatie vormt van taalbeheersing.

In dit onderzoek stellen we deze assumptie ter discussie. Taalbeheersing is een linguïstische abstractie die niet voor directe observatie toegankelijk is. Daarom willen we taalbeheersing in eerste instantie operationaliseren als de meetbare graad van begrijpelijkheid waarmee een buitenlandse arbeider zich in het Nederlands uitdrukt.

Aan het taalgebruik van een buitenlandse arbeider zijn uiteraard meer facetten waarneembaar dan syntactische welgevormdheid, aan de hand waarvan een Nederlander zich een oordeel kan vormen omtrent het niveau van taalbeheersing van zijn buitenlandse gesprekspartner. Wij hebben aangenomen dat de globale indrukken van begrijpelijkheid en herkenbaarheid als niet-Nederlander van een buitenlander tot stand komen, doordat hij zich verraadt in afwijkingen van de Nederlandse norm in meerdere facetten van zijn spreekgedrag.

Bij wijze van een eerste verkenning hebben wij trachten na te gaan (1) in hoeverre begrijpelijkheid en buitenlandsheid als onafhankelijke eigenschappen in de spraak van buitenlanders worden geëvalueerd door Nederlanders, en (2) of deze twee globale beoordelingsattributen teruggevoerd kunnen worden op beoordelingen op gedragskenmerken die betrekking hebben op deelaspecten van het taalgebruik en in principe volgens formele kenmerken gekwantificeerd kunnen worden.

Onder deze formele, analytische gedragskenmerken bevinden zich enerzijds enkele morfologisch/syntactische welgevormdheidscriteria en anderzijds een aantal fonische, met name prosodische, kenmerken. Onderzocht is, of sommige van deze gedragskenmerken meer bijdragen tot de globale indrukken van buitenlandsheid of begrijpelijkheid dan andere, en met name wordt gelet op de onderscheidelijke bijdragen van morfo-syntactische versus prosodische verschijnselen.

[pagina 172]
[p. 172]

2. Materiaal en methode

Om de begrijpelijkheid en buitenlandsheid in het taalgebruik van buitenlandse arbeiders te bepalen, zijn taaluitingen ter beoordeling aangeboden aan moedertaalsprekers van het Nederlands. Voor het verkrijgen van de taaluitingen is gebruik gemaakt van reeds voor handen zijnde bandopnamen van zestien interviews met Turkse, Marokkaanse en Joegoslavische arbeiders. In deze interviews vertellen de arbeiders, daartoe uitgelokt door een Nederlandse interviewer, over hun geboorteland, hun schoolopleiding, hun werk in Nederland, hun contacten op het werk en in hun vrije tijd, hun familie, hun woonomstandigheden en hun verblijfsvooruitzichten.

Van ieder interview is een fragment spraak van ongeveer twintig seconden uitgekozen dat een min of meer afgerond onderwerp van gesprek vormt en waarin de interviewer niet voorkomt, of uitsluitend met interjecties als oh en ja. De fragmenten zijn verzameld op één band; ieder fragment wordt voorafgegaan door een waarschuwingstoon en het ingesproken codecijfer van de spreker, en gevolgd door een pauze van vijf seconden.

Tussen de fragmenten van de buitenlanders zijn spraakfragmenten van vijf Nederlanders gevoegd. Deze fragmenten representeren een Nederlands optimum, waarmee de beoordelaars periodiek geconfronteerd worden om verankering van de beoordelingsnorm te waarborgen.

De fragmenten zijn beoordeeld door een groep van 53 scholieren (32 jongens en 21 meisjes) uit de hoogste klassen van V.W.O. en Havo. De band werd in groepen die in grootte varieerden van zes tot dertien beoordelaars, beluisterd. Omdat de fragmenten verschilden in opnamekwaliteit en tevens om de beoordelaars een indruk te geven wat van hen werd gevraagd, beluisterde men de band eerst in zijn geheel. Vervolgens werden de fragmenten beoordeeld op negen kenmerken, die aangeboden werden in de vorm van paren termen die elkaars tegenovergestelde betekenen (z.g. semantische differentialen): elk lid van een paar staat aan een der uiteinden van een vijf-puntenschaal. Omdat het verstandig leek niet meer dan twee kenmerken tegelijk te laten beoordelen, is de band verschillende malen beluisterd.

De fragmenten spraak moesten op de volgende kenmerken, die mondeling uitvoerig toegelicht werden, worden beoordeeld:

1Buitenlandsheid, op het enquêteformulier aangeduid met ‘buitenlands - Nederlands’.
2Begrijpelijkheid, aangeduid met ‘onbegrijpelijk - begrijpelijk’.
3Verstaanbaarheid, omschreven met ‘onverstaanbaar - verstaanbaar’.
Toegelicht werd, dat niet beoordeeld moest worden op begrijpelijkheid, maar op verstaanbaar, duidelijk gearticuleerd spreken.
4Vloeiendheid, omschreven met ‘haperend spreken - vloeiend spreken’.
5Intonatie, omschreven met ‘zinsmelodie klinkt ongewoon - zinsmelodie klinkt gewoon’. Dit kenmerk werd uitvoerig toegelicht, omdat niet aangenomen mocht worden dat de term zinsmelodie zonder meer duidelijk was.
6Woordklemtoon, omschreven met ‘verkeerde klemtoon in woorden - juiste klemtoon in woorden’.
7Uitspraak, omschreven met ‘verkeerde uitspraak - goede uitspraak’. In de toelichting hierbij werd erop gewezen, dat gelet moest worden op de uitspraak van de Nederlandse klinkers en medeklinkers.
8Woordvolgorde, omschreven met ‘ongewone woordvolgorde - gewone woordvolgorde’.
[pagina 173]
[p. 173]
9Morfo-syntactische correctheid, omschreven met ‘veel fouten - weinig fouten’. Toegelicht werd, dat er aandacht geschonken moest worden aan fouten, onder meer in de vervoeging van werkwoorden en in de verbuiging van naamwoorden en voornaamwoorden.

 

Omdat de attributen buitenlandsheid en begrijpelijkheid verwijzen naar globale kenmerken, was het noodzakelijk de beoordelaars de 21 fragmenten eerst langs deze schalen te laten beoordelen. De scoring langs de overige zeven schalen vond plaats in daarop volgende presentaties van de fragmenten, waarbij de schalen in verschillende randomvolgorden over de beoordelaars gedistribueerd waren, teneinde volgorde-effecten te balanceren.

3. Resultaten

Voor ieder van de 21 sprekers (zestien buitenlanders en vijf Nederlanders) is op basis van de nominaal 53 uitgebrachte oordelen (variërend tussen 1 en 5) een gemiddelde beoordelingswaarde berekend voor elk van de negen kenmerken.

In Tabel 1 zijn deze gemiddelden gegeven. De sprekers zijn van hoog naar laag geordend op een index die het rekenkundig gemiddelde is van alle op hen uitgebrachte beoordelingen. De negen gehanteerde schalen lijken een redelijke mate van validiteit te bezitten op grond van de overweging dat de moedertaalsprekers van het Nederlands zonder uitzondering de vijf hoogst gewaardeerde sprekers zijn, maar dat zowel binnen de buitenlandse sprekers als binnen de moedertaalsprekers een voldoende spreiding in de beoordeling valt te constateren.

Omdat blijkens de resultaten de vijf moedertaalsprekers van het Nederlands zonder uitzondering hoger gewaardeerd zijn dan alle buitenlanders, worden zeer hoge correlaties tussen de beoordelingsschalen in de hand gewerkt. De Nederlanders waren echter alleen toegevoegd om het ankerprobleem op te lossen, en daarom is besloten deze vijf sprekers uit de analyse te verwijderen. De correlatiematrix voor de negen schalen die na deze ingreep resteert, is gepresenteerd in tabel 2. Hierin variëren de correlatie-coëfficiënten van .57 tot .96.

De hoogste correlatie (= graad van parallellie) bestaat tussen de beoordelingsschalen begrijpelijkheid en verstaanbaarheid. Omdat ook al vooraf (zie toelichting op de kenmerken) het vermoeden bestond dat de beoordelaars moeite zouden hebben deze attributen van elkaar te isoleren, is besloten de verstaanbaarheidsschaal verder buiten beschouwing te laten.

Op de resterende correlatiematrix is een stapsgewijze regressieanalyse uitgevoerd (zie Nie et al. 1975:320-367, en referenties aldaar), waarin gepoogd is de beide globale attributen begrijpelijkheid en buitenlandsheid te voorspellen uit lineaire combinaties van de zes analytische kenmerken, zodanig dat een voorspellende formule wordt opgeleverd volgens onderstaand schema (1):

(1) Gi = a1A1 + a2A2 ... + a6A6 + c

waarin Gi een globaal kenmerk voorstelt, A1 ... A6 de zes analytische kenmerken, elk gecombineerd met zijn bijbehorende gewichtsfactor a1 ... a6, en c een constante. Het

[pagina 174]
[p. 174]

Tabel 1: Gemiddelde beoordelingswaarden voor de negen kenmerken

1 2 3 4
sprekers gemiddelde buitenlandsheid begrijpelijkheid verstaanbaarheid vloeiendheid
1 4.95 5.00 4.94 4.96 4.89
2 4.93 5.00 4.91 4.94 4.94
3 4.92 5.00 4.97 5.00 4.96
4 4.90 4.94 5.00 4.92 4.85
5 4.74 4.72 4.83 4.83 4.75
6 3.43 3.51 3.26 3.60 3.58
7 3.33 3.32 3.92 3.85 3.60
8 3.10 3.13 2.98 3.00 3.25
9 3.08 2.87 4.06 3.72 3.21
10 3.05 2.96 3.04 3.21 3.15
11 2.67 2.25 2.70 2.89 2.66
12 2.61 2.21 2.66 2.70 2.92
13 2.49 2.23 1.85 2.11 2.83
14 2.47 2.19 2.70 2.64 2.60
15 2.44 2.19 2.17 2.43 2.83
16 2.36 2.15 2.49 2.66 2.23
17 2.32 1.92 2.30 2.66 2.47
18 2.19 1.83 2.83 2.87 2.13
19 2.16 1.74 2.13 2.72 2.70
20 2.09 1.62 1.77 2.04 2.66
21 1.81 1.40 1.32 1.51 1.87

5 6 7 8 9
sprekers intonatie woordklemtoon uitspraak woordvolgorde morfo-syntactische correctheid
1 4.94 4.98 5.00 4.91 4.91
2 4.87 4.87 4.91 4.94 4.98
3 4.77 4.94 4.87 4.94 4.85
4 4.87 4.94 4.83 4.83 4.91
5 4.83 4.83 4.53 4.70 4.60
6 3.38 3.70 3.62 3.04 3.17
7 3.19 3.06 2.87 3.21 2.98
8 3.06 3.36 3.28 2.98 2.85
9 2.77 3.17 2.66 2.66 2.58
10 3.13 3.38 3.06 2.79 2.70
11 2.62 2.70 2.62 2.91 2.72
12 2.68 2.74 1.79 2.91 2.92
13 2.77 2.77 2.62 2.79 2.47
14 2.34 2.77 2.36 2.26 2.40
15 2.60 2.58 2.57 2.36 2.26
16 2.17 2.45 2.43 2.26 2.39
17 2.19 2.66 2.43 2.21 2.06
18 1.64 2.49 2.26 1.81 1.79
19 2.15 2.34 2.00 1.87 1.77
20 2.11 2.23 2.11 2.23 2.06
21 2.08 2.19 1.83 2.00 2.13

Tabel 2: Correlatiematrix van de negen kenmerken

buitenlandsheid begrijpelijkheid verstaanbaarheid vloeiendheid
buitenlandsheid  
begrijpelijkheid .81  
verstaanbaarheid .84 .96  
vloeiendheid .89 .71 .76  
intonatie .90 .57 .61 .90
woordklemtoon .95 .73 .76 .83
uitspraak .88 .58 .65 .72
woordvolgorde .83 .58 .57 .82
morfo-syntactische .84 .60 .57 .76
correctheid  

intonatie woordklemtoon uitspraak woordvolgorde morfo-syntactische correctheid
buitenlandsheid  
begrijpelijkheid  
verstaanbaarheid  
vloeiendheid  
intonatie  
woordklemtoon .87  
uitspraak .78 .88  
woordvolgorde .92 .76 .66  
morfo-syntactische .90 .80 .65 .95  
correctheid  

[pagina 175]
[p. 175]

aandeel dat elk analytisch kenmerk levert in de voorspelling van het globale kenmerk, wordt uitgedrukt in de bijbehorende gewichtsfactor.

Omwille van de presentatie vervangen we schema (1) liever door (2), waarin voor de voorspellers A1 ... A6 niet de gemeten (‘ruwe’) schaalwaarden ingevuld worden, maar getallen die ontstaan na omrekening tot standaardscores. Dit heeft het voordeel dat de gewichtsfactoren onafhankelijk worden van de absolute getalsgrootte van elke aparte variabele, terwijl bovendien de constante c in (1) wordt geëlimineerd:

(2) Gsi = as1As1 + as2As2 ... + as6As6

waarbij Gsi het gestandaardiseerde globale kenmerk voorstelt, As1 ... As6 de gestandaardiseerde analytische kenmerken en as1 ... as6 de daarbij behorende gewichtsfactoren.

Voor begrijpelijkheid en buitenlandsheid worden respectievelijk de voorspellende formules (regressiefuncties) (3) en (4) opgeleverd:

(3) Begrijpelijkheid = .87 klemtoon + .93 vloeiendheid - 1.54 intonatie + .44 morfosyntactische correctheid + .20 volgorde - .08 uitspraak (75% verklaarde variantie)
 
(4) Buitenlandsheid = .27 klemtoon + .43 vloeiendheid + .32 uitspraak + .42 morfosyntactische correctheid - .21 intonatie - .15 volgorde (96% verklaarde variantie)

De volgorde waarin de analytische kenmerken optreden in de formules (3) en (4) is die volgens welke zij in de stapsgewijze regressieanalyse ingevoerd zijn, en weerspiegelt niet noodzakelijkerwijs de mate van belangrijkheid van de kenmerken in de voorspelling. Inclusie in de analyse geschiedt in de eerste stap van de analyse op basis van de hoogste gevonden ruwe correlatie (in Tabel 2) tussen een globaal kenmerk en enig analytisch kenmerk, en in de daaropvolgende stappen op grond van de hoogste partiële correlatie, d.w.z. de correlatiecoëfficiënt die resteert nadat een correctie is aangebracht om de afhankelijkheid tussen het betrokken analytisch kenmerk en de al eerder in de analyse opgenomen kenmerken op te heffen.

Het relatief belang van elk analytisch kenmerk in de voorspelling van het globale kenmerk staat uitgedrukt in de gewichtsfactoren. Deze gewichten zeggen op zich niets over het succes van de voorspellende formule in zijn geheel. Dat wordt uitgedrukt in het percentage variantie van het te voorspellen kenmerk dat verklaard wordt door de analytische kenmerken. Als het percentage verklaarde variantie 100 is, dan worden uitsluitend perfecte voorspellingen gedaan; is het 0, dan zeggen de voorspellende kenmerken, apart noch tezamen, iets over het globale kenmerk. Berekend is dat formule (3) 75% van de variantie in de begrijpelijkheidsscores verklaart, en (4) 96% van de buitenlandsheid.

In figuur 1 is een samenvatting van de resultaten gegeven. Hierbij is het totale percentage verklaarde variantie voor begrijpelijkheid (paneel b) en buitenlandsheid (paneel a) uitgesplitst over de zes analytische kenmerken volgens een verdeelsleutel die direct gebaseerd is op de gewichtsfactoren in respectievelijk formule (3) en (4). De niet-gearceerde kolommen in deze figuur hebben betrekking op kenmerken die in de regressiefuncties negatieve gewichtsfactoren hebben (zie discussie).

[pagina 176]
[p. 176]


illustratie
Figuur 1: Percentage variantie van (paneel A) buitenlandsheid en (paneel B) begrijpelijkheid verklaard door zes voorspellende variabelen. De niet-gearceerde kolommen hebben betrekking op kenmerken met een negatieve gewichtsfactor (zie tekst).




illustratie

4. Conclusies en discussie

Met betrekking tot het globale kenmerk buitenlandsheid (paneel A) merken we op, dat het grootste aandeel in de voorspelling geleverd wordt door de analytische kenmerken

[pagina 177]
[p. 177]

vloeiendheid en morfo-syntactische correctheid, respectievelijk 23% en 22% van de 96%. De kenmerken uitspraak (17%) en woordklemtoon (14.5%) leveren een geringere, maar ook wezenlijke bijdrage. Uit het Heidelbergse onderzoek is gebleken, dat morfo-syntactische correctheid een van de belangrijkste criteria was op grond waarvan het beheersingsniveau bepaald kon worden (Klein & Dittmar 1979). Ons onderzoek is hiermee niet in tegenspraak: morfo-syntactische correctheid is een van de kenmerken die in hoge mate de buitenlandsheid bepalen. Het prosodische kenmerk vloeiendheid blijkt echter minstens evenveel gewicht in de schaal te leggen. De andere fonische kenmerken zijn hieraan ondergeschikt, maar dragen elk meer bij dan het syntactische kenmerk volgorde.

We constateren ten aanzien van het globale kenmerk begrijpelijkheid (paneel B), dat de zes kenmerken opvallend anders gerangschikt zijn, hoewel de ruwe correlatie tussen begrijpelijkheid en buitenlandsheid (.81) dit niet zou doen verwachten. Het gaat dus om verschillende aspecten van het taalgebruik.

In de rangorde valt op, dat de drie prosodische kenmerken intonatie, vloeiendheid en woordklemtoon verreweg de grootste bijdrage leveren, namelijk tezamen 61% van de totale 75%. De syntactische kenmerken morfo-syntactische correctheid en volgorde hebben kennelijk weinig effect op begrijpelijkheid, evenals uitspraak van klanksegmenten.

Hoewel de begrijpelijkheid bovenal bepaald wordt door prosodische kenmerken, moet met betrekking tot de rol van het kenmerk intonatie een probleem geconstateerd worden. Zoals blijkt uit formule (3) heeft de intonatie een hoge, maar negatieve gewichtsfactor. De intonatie correleert weliswaar positief met begrijpelijkheid in Tabel 2 (.57), maar negatief indien dit kenmerk pas in derde instantie - na klemtoon en vloeiendheid - in de stapsgewijze regressieanalyse betrokken wordt. We zullen in dit bestek niet proberen uit te leggen hoe deze situatie kon ontstaan. We volstaan met erop te wijzen, dat hier sprake is van een ongewenste, maar rekentechnisch verklaarbare reactie van de analysetechniek op de omstandigheid dat twee van de zestien sprekers een antiparallellie vertonen tussen enerzijds begrijpelijkheid (maar niet buitenlandsheid) en anderzijds de onderling zeer sterk samenhangende prosodische kenmerken.

Hetzelfde probleem doet zich voor - zij het in veel geringere mate - bij de rol van uitspraak in de voorspelling van begrijpelijkheid, en volgorde en - opnieuw - intonatie bij de voorspelling van buitenlandsheid. In deze gevallen gaat het echter om kenmerken die van geringer gewicht zijn voor de voorspelling.

Een voorzichtige conclusie uit bovenstaande analyse luidt dat naast syntactische kenmerken, met name de morfo-syntactische correctheid, fonische kenmerken een rol spelen in de beoordeling van buitenlandsheid en begrijpelijkheid. Voor de bepaling van buitenlandsheid spelen de syntactische en fonische kenmerken een rol van gelijke orde; voor de bepaling van begrijpelijkheid zijn de prosodische kenmerken van meer gewicht. Preciezere afbakening van de functie van elk kenmerk zou bereikt kunnen worden door de onderlinge afhankelijkheid tussen de diverse analytische kenmerken via experimenteel ingrijpen terug te dringen. Zo kunnen bijvoorbeeld syntactische en prosodische correctheid van elkaar ontkoppeld worden door moedertaalsprekers van het Nederlands zinnen te laten produceren met gespeeld gebrekkige buitenlandse syntactische kenmerken en omgekeerd buitenlanders syntactisch correct gesproken Nederlandse zinnen te laten imiteren.

 

Vakgroep Algemene Taalwetenschap

Rijksuniversiteit van Leiden

[pagina 178]
[p. 178]

Bibliografie

Klein, W. and N. Dittmar
1979 Developing grammars. The acquisition of German syntax by foreign workers. Berlin, Heidelberg, New York: Springer-Verlag.
Nie, N.H., C. Hadlai Hull, J.G. Jenkins, K. Steinbrenner and D.H. Bent
1975 Statistical package for the social sciences. New York: McGraw Hill.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • V.J.J.P. van Heuven

  • J.G. Kruyt

  • J.W. de Vries


taalkunde

  • Nederlands als tweede taal

  • Klanken (fonologie)

  • Zinnen (syntaxis)