De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 1984
(1984)– [tijdschrift] Franse Nederlanden, De / Les Pays-Bas Français–
[pagina 45]
| |
Een nieuwe kijk op Pro Westlandia
| |
1. Voorgeschiedenis.Gedurende de negentiende eeuw bestond er in Vlaanderen en Nederland een zekere belangstelling voor Frans-Vlaanderen, al bleef die erg passief. In Frans-Vlaanderen vonden die schaarse contacten geen respons, integendeel: bij een beperkte elite was er wel een besef van een gemeenschappelijk verleden met de Nederlanden, maar evenzeer was diezelfde elite bezield met een onvervalst Frans patriottisme, met een instinctieve afkeer (vooral na de Franse nederlaag van 1870) voor wat ook maar zweemde naar ‘pangermanisme’. Tekenend zijn initiatieven, genomen door Guido Gezelle en Paul Fredericq,Ga naar eindnoot(4) die tot mislukken waren gedoemd. | |
[pagina 46]
| |
De vele voordrachten van voor 1910, o.m. in Antwerpen en Brussel, van de briljante orator Pol de Mont,Ga naar eindnoot(5) wiens naam in dit verband weinig wordt genoemd, zijn ook vermeldenswaard. Hij gaf Rousseeu de stimulans tot zijn actie en zette hem, zoals bekend is, op weg naar Ernest Claes van de Antwerpse Groeningewacht, wat de bal aan het rollen bracht. Het lag in zijn bedoeling om, geïnspireerd door pastoor Descamps van Zerkel, in Frans-Vlaanderen Vlaamse spreekbeurten in te richten voor studenten en priesters.Ga naar eindnoot(6) Niet alleen de stimulans van De Mont, maar ook de latente belangstelling voor Frans-Vlaanderen in het A.N.V. bepaalde het klimaat waaruit de stichting van Pro Westlandia groeide. Zo verscheen in het tijdschrift Neerlandia vanaf 1897 geregeld een bijdrage over het gebied; jonge Nederlanders gingen de streek persoonlijk verkennen en o.m. in Rijsel werd door het A.N.V. aan ledenwerving gedaan. In november 1909 verscheen in Neerlandia een artikel waarin werd opgeroepen tot een ‘kieskeurige’ actie om het Vlaams weer leven in te blazen in Frans-Vlaanderen; middelen daartoe waren o.a. het verspreiden van liederboeken en het inrichten van lees- en zangbijeenkomsten door het A.N.V., het Willemsfonds of het Davidsfonds. Diezelfde ideeën waren enkele jaren later de grondslag voor Pro Westlandia. De Belgische groep van het Verbond had een commissie samengesteld om de toestand van het Nederlands in Frans-Vlaanderen te onderzoeken. Boeken werden verstuurd. De meeste interesse kwam van de Antwerpse afdeling, waar P. de Mont de woordvoerder in deze kwestie was. Eind 1909 ontving hij een brief van C. Rousseeu, die erop aandrong dat de onderwijzers in de grensstreek bij de actie betrokken zouden moeten worden. Van het Comité Flamand de France was immers, volgens De Monts informant, weinig te verwachten daar het zich met ‘archeologie’ bezighield.Ga naar eindnoot(7) Antwerpen probeerde, wellicht via Descamps, van de bisschop van Kamerijk gedaan te krijgen dat de priesters gestimuleerd zouden worden om Nederlands te leren. Na een paar maanden merkte men dat ‘men ginder erg wantrouwig is en 't beter zou wezen zoo hij (de Antwerpse A.N.V.-correspondent) priester ware’. Het | |
[pagina 47]
| |
secretariaat van dit lokaal initiatief werd toen uit handen van Frans Blij overgegeven aan priester Julius Bouten, een oudstudiegenoot van Albrecht Rodenbach. Ook dat hielp niet. De zaak strandde kort daarop.Ga naar eindnoot(8) Een nieuwe impuls kwam er met de eerdergenoemde lezing van Emile Descamps, sprekend in naam van C. Looten, op het eerste Taal- en Geschiedkundig Congres te Antwerpen op 18 september 1910.Ga naar eindnoot(9) | |
2. De activiteiten van Pro Westlandia.Eind 1910 wees de oplevende belangstelling erop dat een nieuw initiatief i.v.m. Frans-Vlaanderen enige kans op slagen had. In 1911 werd te Antwerpen de vereniging voor zang- en voordrachtkunst Pro Westlandia (aanvankelijk Vlaamse Zangersgilde) opgericht. De bedoeling was de liefde voor de Nederlandse taal en cultuur weer op te wekken in Frans-Vlaanderen en de Westvlaamse Westhoek te beveiligen voor culturele druk vanuit Frankrijk. Hetzelfde jaar nog hadden vier jonge Antwerpse kunstenaars,Ga naar eindnoot(10) op aanraden van Lode Baekelmans, een aantal zangavonden verzorgd in Frans-Vlaanderen, maar dit was uitgelopen op een pijnlijke mislukking. Meestal wordt Dr. August Borms beschouwd als een van de initiatiefnemers van Pro Westlandia, maar minstens even belangrijk lijkt ons de rol van twee Westvlaamse Antwerpenaars: Hilaire Allaeys en Cyriel Rousseeu; eerstgenoemde was geïnfiltreerd in het Comité Flamand de France en stond te Antwerpen achter de schermen in voor de organisatorische contacten, terwijl de tweede een zeer goede kenner was van de streek. Dit oorspronkelijk driemanschap zou de medewerking krijgen van de Nederlander W.J.L. van Es, die in 1911 in Neerlandia enthousiaste verslagen publiceerde over zijn kennismaking met Frans-Vlaanderen, Abraham Hans en Frans Claes, die o.m. conservator van het Vleeshuismuseum te Antwerpen was. De drijvende krachten van de vereniging waren Westvlamingen of aanhangers van de Groot-Nederlandse idee, hoe contradictorisch dit ook mag lijken: het zijn ook vandaag nog de steunpilaren van het Komitee voor Frans-Vlaanderen. In latere verslagen ontkende Rousseeu niet, dat de actie mede mogelijk werd gemaakt door de sfeer van strijdend flamingantisme | |
[pagina 48]
| |
Vertrek uit Watou in 1912.
die Antwerpen in die jaren kenmerkte. Toch was men er zich van bewust, dat men voor een delicate taak stond en alleen een beroep zou mogen doen op bekwame medewerkers: in Frankrijk zou er een grote vijandigheid bestaan (pers, geheime fondsen), mede door de gespannen sfeer met Duitsland. De voorbereidende contacten met Frankrijk werden gelegd via de vereniging De Vlaamsche Herten uit Watou, het geboortedorp van Rousseeu; de voorzitter, Theofiel Vandevelde, had als graanhandelaar diverse contacten in Frans-Vlaanderen en moest de zuivere bedoelingen van het plan proberen uit te leggen. De hoofdvereiste was, dat men zich in Frans-Vlaanderen zou kunnen aanbieden met een zeker prestige en zodoende aantonen dat men vanuit Vlaanderen ook iets te bieden had: er zou een beroep gedaan worden op een aantal leden van de Antwerpse Groeningewacht om in Frans-Vlaanderen zang- en voordrachtavonden te organiseren.Ga naar eindnoot(11) De Antwerpse afdeling van het A.N.V. zou tekstboekjes ter beschikking stellen, terwijl er een bescheiden financiële steun zou zijn van de Kring der Westvlamingen, het Davidsfonds en het Willemsfonds;Ga naar eindnoot(12) | |
[pagina 49]
| |
Het Handelsblad en Het Laatste Nieuws zouden verslagen opnemen en betalen. De avontuurlijke tochten van Pro Westlandia en de eigenlijke zang- en voordrachtavonden, telkens met een toespraak van Borms, werden elders reeds gedetailleerd beschreven. Tot nu toe werd daarvoor echter geen gebruik gemaakt van de verslagboeken van de vereniging, die het mogelijk maken enkele weinig bekende aspecten naar voren te brengen.Ga naar eindnoot(13) Zo werd onvoldoende beklemtoond dat de contactpersonen voor de optredens alles behalve representatief waren voor de regionalistische beweging in de Franse Nederlanden; voorzitter Looten van het Comité Flamand de France werd allicht zelfs niet benaderd. Maar, zoals in het laatste reisverslag van Pro Westlandia (12-15 april 1914) werd neergeschreven: het eerste doel van de vereniging was geweest om langs officiële weg in Frans-Vlaanderen binnen te komen, om op die manier het vertrouwen te krijgen en voor alles gedekt te zijn; het tweede doel was personen te vinden die de werking van Pro Westlandia niet alleen genegen waren uit politiek eigenbelang. Pas in april 1914, kort voordat de vereniging door de oorlogsomstandigheden zou worden opgedoekt, kwam men in contact met Justin Blanckaert en René Despicht: deze figuren zouden tijdens het interbellum een vooraanstaande rol spelen in het Frans-Vlaamse regionalisme, maar ‘collaboreerden’ niet met Pro Westlandia. Intussen was, later een bekende figuur in de Frans-Vlaamse beweging, Antoine Lescroart, gesensibiliseerd, toen hij in 1913 als jongen van zestien een Pro Westlandia-avond had bijgewoond in Wormhout.Ga naar eindnoot(14) De zang- en voordrachtavonden vormden eigenlijk alleen de omlijsting voor een dieper liggende bedoeling, met name de herleving van de Nederlandse taal en cultuur in Frans-Vlaanderen. In het spoor van Fredericq c.s. werden o.a. in Hazebroek en Steenvoorde vruchteloos steunpunten gezocht voor de inrichting van een Vlaamse leergang en werden gesprekken gevoerd met uitgevers van plaatselijke kranten voor het opnemen van Vlaamse stukjes. Barbez, uitgever van de Journal de Bergues verklaarde zich akkoord op voorwaarde dat de leden van Pro Westlandia voor copij zouden zorgen. Maar daarvan | |
[pagina 50]
| |
kwam niets terecht, en met de Cri des Flandres, het strijdblad van priester-volksvertegenwoordiger Lemire, dat regelmatig een stukje in de volkstaal opnam, was er zelfs geen relatie. Hoe dan ook, die plannen konden niet slagen, vanwege de diep gewortelde vrees in Frans-Vlaanderen voor ieder buitenlands initiatief en vanwege het odium van ‘pangermanisme’ dat Pro Westlandia zich op de hals had gehaald. Binnenskamers moest soms een onvoorzichtigheid worden toegegeven, zoals o.a. het versturen van propagandanummers van Neerlandia. Overigens opperde Rousseeu de idee dat in Franse kranten beter niet te veel ruchtbaarheid kon worden gegeven aan het optreden van Pro Westlandia. Dit lijkt erg op geheimzinnigheid; meer nog, wanneer door het A.N.V. om een uitgebreid verslag van de activiteiten van Pro Westlandia werd gevraagd voor opname in zijn jaarverslag, werd dit omschreven als een ‘kiese zaak’. Waarom? Waren er dan bepaalde activiteiten die beter verzwegen konden worden, of niet op papier gezet? De verhouding met het A.N.V. is ook niet van een zekere dubbelzinnigheid ontbloot: Pro Westlandia verlangde financiële steun, o.m. van het hoofdbestuur, teneinde over volledige vrijheid van handelen te kunnen beschikken; het hoofdbureau te Dordrecht bezorgde een aantal zangboekjes en steungeld, maar verdere materiële belangstelling kwam er alleen van de afdeling Antwerpen en van Van Es persoonlijk.Ga naar eindnoot(15) De Antwerpse afdeling zorgde, wegens de lokale binding met het Pro Westlandia-bestuur, voor extra-steun in de vorm van zangboekjes, die voor de A.N.V.-liederavonden te Antwerpen werden gedrukt en waarvan Rousseeu er meer dan duizend voor een minimumprijs overnam. Vanaf begin 1913 werd A.N.V.-afdelingssecretaris Frans van Laar regelmatig op Pro-Westlandia-vergaderingen uitgenodigd.Ga naar eindnoot(16) Financiële steun was er ook van het Willemsfonds; het Davidsfonds was niet bereid de optredens als zodanig te steunen, maar wilde alleen de onkosten helpen dragen bij de eventuele oprichting van een Vlaamse leergang te Hazebroek. Waar het hoofdaccent van de werking aanvankelijk in Frans-Vlaanderen lag, was dit later heel duidelijk niet meer het geval. Vruchteloos werd geprobeerd betrekkingen aan te knopen met | |
[pagina 51]
| |
Sint-Omaars en Rijsel. De aandacht spitste zich daarentegen meer toe op de Westvlaamse Westhoek en op de streek Roubaix, Halewijn, Menen, Moeskroen; in de laatstgenoemde plaats werd zelfs, door toedoen van dominee Beekman, een comité gevormd, dat zou worden bestendigd onder de naam Pro Westlandia Komiteit. We hebben de indruk dat Borms zich niet zozeer kon uitleven op de liederavonden in Frans-Vlaanderen, dan wel op de bijeenkomsten in de Westvlaamse Westhoek, waar hij actuele politieke kwesties kon aansnijden, zoals de legerkwestie of de strijd om de vernederlandsing van de Gentse universiteit.Ga naar eindnoot(17) Deze meetings in de Westhoek werden meestal georganiseerd in samenwerking met de Merksemse Groeningewacht, uit Borms' woonplaats. Hoe eigenaardig het ook moge klinken, in de verslagboeken werden de De Bofeesten te Poperinge beschouwd als de bekroning van het eerste werkjaar van de kring, die in 1913 zijn medewerking verleende aan de herdenkingsplechtigheden van de Westvlaamse taalkundige, waar ook Verriest en Van Cauwelaert als spreker zouden optreden. Dat het Comité Flamand, dat aanvankelijk gunstig stond tegenover die manifestatie, achteraf alle medewerking weigerde is een merkwaardig detail. De contacten in de regio Menen-Moeskroen moeten worden gezien als een uiting van de groeiende belangstelling voor de taalgrensproblematiek. Begin 1914 zou Borms worden uitgenodigd op de stichtingsvergadering van Taalgrens Wakker, waar Jozef Goossenaerts de bezielende kracht van zou zijn. Er werd zelfs gesproken over een zekere taakverdeling tussen beide verenigingen: het actiegebied van Pro Westlandia zou zich uitstrekken van Moeskroen tot de zee.Ga naar eindnoot(18) Frans-Vlaanderen was op de achtergrond verzeild geraakt. Dit blijkt ook uit politieke stellingnamen die vanaf begin 1914 op de bestuursvergaderingen werden ingenomen: op 12 januari 1914 werd een protest gestuurd aan de Minister van Kunsten en Wetenschappen tegen het verwerpen van het amendement Van Cauwelaert-Huysmans i.v.m. het gebruik van de moedertaal in de nieuwe schoolwet; en op 2 maart 1914 ging een protestbrief naar het Antwerpse stadsbestuur tegen de verfransing bij de stedelijke trammaatschappij. | |
[pagina 52]
| |
![]() Programma van een Vlaamse kunstavond door Pro Westlandia georganiseerd.
| |
[pagina 53]
| |
Intussen werd door bemiddeling van Allaeys, die volgens de verslagboeken druk correspondeerde met Mistral, ook contact gezocht met de Provençaalse beweging. Men slaagde erin de felibrist Marcel Provence naar Vlaanderen te halen om een reeks voordrachten te houden over de strijd van de Provençalen, die ook toepasselijk was op België en Frans-Vlaanderen. Voor de organisatie van de voordrachten werd concreet samengewerkt met o.m. Goossenaerts te Gent. Het A.N.V., de Groeningewacht, het Davidsfonds en de Liberale Vlaamse Bond werden aangezocht voor financiële en logistieke steun bij de organisatie van de openingsvoordracht te Antwerpen op 23 maart 1914. Pol de Mont, lid van de felibristen, sprak daar de inleiding uit, waarin de mogelijkheid bepleit zou zijn voor initiatieven van internationale aard. Optredens, georganiseerd door Pro Westlandia, waren gepland o.m. te Antwerpen, Brussel, Gent en Ieper; Marcel Provence zelf vond het raadzaam om voorlopig niet in Frans-Vlaanderen op te treden.Ga naar eindnoot(19) | |
3. De weerklank in kranten en periodieken.Een aantal lokale bladen in Frans-Vlaanderen heeft aandacht besteed aan de zangavonden van Pro Westlandia: La Bailleuloise, Le Patriote des Flandres, Journal de Roubaix, L'Indicateur de la Région Flamande, Le Journal de Wormhout en Le Journal de Bergues. In Vlaanderen en Nederland verschenen o.a. reisverslagen in De Vlaamsche Gazet, Het Handelsblad, Het Laatste Nieuws, De Poperinghenaar, De Ieperse Bode, De Meenenaar, 't Land van Oudenaarde, De Nieuwe Rotterdamse Courant en Het Algemeen Handelsblad. Artikelen, i.v.m. Pro Westlandia in andere bladen verschenen (bijv. Le Nord Maritime en La Croix du Nord), werden regelmatig overgenomen door Hooger Leven of kregen er een vermelding. In lovende zin werd over Pro Westlandia geschreven in bladen als Ons Volk Ontwaakt, Het Volksbelang en De witte kaproen.Ga naar eindnoot(20) Uiteraard moet in dit, wellicht onvolledige, overzicht ook worden gewezen op de artikelen verschenen in Neerlandia. Zo werd in november 1912 een enthousiast verslag gepubliceerd over de eerste zang- en voordrachtavonden: de hoofdrol werd hierin toebedeeld aan Allaeys en Rousseeu (hier ten onrechte | |
[pagina 54]
| |
Leden van Pro Westlandia die met een oude koets van dorp tot dorp reden.
voorgesteld als Frans-Vlaming van geboorte). Er werd ook gehandeld over de naderende oprichting van Vlaamse avondcursussen te Steenvoorde en van Vlaamse leergangen aan het Klein Seminarie te Hazebroek en de Facultés Catholiques te Rijsel. In januari, februari en maart 1913 schreef Van Es in Neerlandia een uitgebreide bijdrage over de toestand en de toekomst van het Vlaams in Frankrijk; de ondertoon is nu nogal pessimistisch en de auteur was er zich zeer goed van bewust dat Pro Westlandia zich aan de verdenking van pangermanisme blootstelde, zoals uit bepaalde optredens was gebleken. In mei 1913 vindt men een zeer summiere vermelding van de activiteiten van Pro Westlandia in het jaarverslag van het hoofdbestuur van het A.N.V. over 1912; in het verslag over 1913, verschenen in mei 1914 heette het: ‘Voor de belangen der taalgenoten in Fransch-Vlaanderen werkt zelfstandig de vereeniging Pro Westlandia’; het hoofdbestuur had hier dus niets meer mee te maken. | |
4. De Flandria irredenta-idee.In 1920 heeft Camille Looten, voorzitter van het Comité | |
[pagina 55]
| |
Flamand, de activiteiten van Pro Westlandia openlijk afgekeurd;Ga naar eindnoot(21) hij had het hierin o.m. over ‘de verrader’ Borms. Er werd hier dus een verband gelegd tussen het optreden van de kring en het activisme. Ook in de oorlogsjaren zelf al had Looten de mening uitgesproken dat Antwerpen een bolwerk was van pangermanistische ideeën en dat enkele Vlaamse leiders (dus Borms c.s.) er de speelbal van geworden waren.Ga naar eindnoot(22) Kan deze beschuldiging tegen Pro Westlandia worden geuit? We menen van niet; er is in ieder geval onvoldoende bewijsgrond voor. Een zeker irredentisme leefde wel in Duitsland en ook de groep Jong Vlaanderen had in zijn beginselverklaring de wens uitgesproken dat Frans-Vlaanderen zou worden opgenomen in het te stichten koninkrijk Vlaanderen. Niets wijst er echter op dat dit irredentisme ook onderhands aanwezig was bij de werking van Pro Westlandia. Wél is het zo, dat in bepaalde irredentistische geschriften naar de kring werd gerefereerd. In het gematigd activistisch blad De Eendracht werd de stelling verdedigd, dat de oorlog een historische gelegenheid bood om Frans-Vlaanderen opnieuw bij Vlaanderen aan te hechten, met een verwijzing naar de bezielende rol die Borms speelde in Pro Westlandia.Ga naar eindnoot(23) In een andere bijdrage werd ook verwezen naar de betrekkingen die Van Es met de vereniging had onderhouden.Ga naar eindnoot(24) In een artikel getiteld Flandria irredenta, verschenen in Onze Taal van 25 mei 1918 werd de aandacht opgeëist voor Frans-Vlaanderen, nu er hoe langer hoe meer over een zelfstandig Vlaanderen werd gesproken; Pro Westlandia, onder de leiding van Borms, had daar al vóór de oorlog het Vlaamse stambewustzijn wakker gemaakt. Hooguit kan gezegd worden, dat door sommige irredentisten een voorbereidende rol werd toebedeeld aan Pro Westlandia; het zwaartepunt van de Flandria irredenta-idee lag duidelijk elders. En hoe stond het met de leidende figuren van Pro Westlandia? Borms was zeker niet afkerig van irredentisme, al lag dáár zijn belangrijkste belangstelling niet. Van de Pro Westlandia-kern heeft eigenlijk alleen Van Es actief in die zin gepleit: dit blijkt o.m. uit bijdragen van, of over hem verschenen in Ons Land (9 juni 1917), De Eendracht (27 juli 1918) en Dietsche Stemmen. In november 1915 schreef Van Es in laatst- | |
[pagina 56]
| |
Leden van de Vlaamse rederijkerskamer De Verblijders in 't Cruys uit Eke poseren met hun vlaggen voor leden van Pro Westlandia die in Eke een Vlaamse kunstavond organiseerden.
genoemd tijdschrift een bijdrage onder de titel Het nieuwe Europa, waarin hij o.m. stelde dat volkeren (bijv. de Vlamingen in Frankrijk) niet mochten worden onderdrukt en het recht hadden hun eigen taal te spreken. Van Es maakte ook deel uit van een binnen de Dietsche Bond opgerichte commissie voor Frans-Vlaanderen.Ga naar eindnoot(25) Bovenvermelde feiten vormen echter geen voldoende bewijs dat Pro Westlandia als dusdanig was bezield met pangermanistische of irredentistische ideeën en daarin haar voedingsbodem vond. | |
5. Een nieuwe beweging na W.O.I.Ook al was Pro Westlandia na de oorlog als vereniging opgedoekt, haar ideeën waren onder de as blijven smeulen. In Vlaanderen en Nederland bleef kort na de oorlog een actieve belangstelling voor Frans-Vlaanderen bestaan, zoals blijkt uit talrijke bijdragen in De Toerist, orgaan van de in 1922 opgerichte Vlaamse Toeristenbond, en Neerlandia. In december 1926 berichtte Neerlandia dat Pro Westlandia opnieuw was opgericht te Antwerpen onder voorzitterschap van Hilaire | |
[pagina 57]
| |
Allaeys; de secretaris was Edmond Gyselinck. De vereniging zou optreden als buitenlands vertegenwoordiger van de Vlaamse studiekringen (Union des cercles flamands de France, in 1928 omgevormd tot Vlaams Verbond van Frankrijk) en stelde zich vooral tot taak die studiekringen van boeken te voorzien. Deze intentieverklaring was het resultaat van de contacten van Allaeys en Rousseeu met J.M. Gantois en M. Janssen. Meer gebeurde er volgens Rousseeu niet. Gyselinck, die naar Rousseeus mening zich ten onrechte, maar met de ‘beste bedoelingen’, als secretaris opwierp, ging over tot aanwerving van een aantal belangstellende leden, wat voor 1914 nooit had plaats gehad.Ga naar eindnoot(26) In juli 1927 worden onderhandelingen vermeld tussen het A.N.V. en het bestuur van Pro Westlandia om geregeld boeken te sturen naar Frans-Vlaanderen. Intussen was de aanwezigheid van het A.N.V. in Frans-Vlaanderen toegenomen door de activiteit van J.M. Gantois, die, na de dood van E. Descamps in juli 1925, diens taak als verbondsvertegenwoordiger had voortgezet.Ga naar eindnoot(27) Edmond Gyselinck was een Kortrijks handelaar die al in 1922 een bijdrage over Frans-Vlaanderen had geschreven in Ter Waarheid en in contact was gekomen met Gaspard van den Bussche, de uitgever van Le Beffroi de Flandre. Zijn medewerking met Allaeys in het nieuwe Pro Westlandia was van korte duur, want vermoedelijk verbleef hij in 1927-1928 voor korte tijd in Duinkerke en kon daar voor nieuwe relaties zorgen.Ga naar eindnoot(28) In 1928 stichtte Gyselinck te Kortrijk het Michiel de Swaenfonds, dat grosso modo dezelfde doelstellingen zou hebben en de steun kreeg van het A.N.V. Hij schreef enthousiaste artikelen, o.a. in Gudrun (15 juli 1929) en hielp in juli 1929 mee het Frans-Vlaanderennummer opstellen van De Toerist. Over het Michiel de Swaenfonds worden we overigens verder niet meer ingelicht, evenmin over een vereniging Pro Westflandria, die in de jaren twintig actief zou zijn geweest. In diezelfde vertrouwde geest werkte Jozef Goossenaerts, toen hij in 1950 met een laat eresaluut aan de werkers van weleer, zijn reisgezelschap, dat een tocht naar Kassel en Frans-Vlaanderen maakte, met een knipoog naar Rousseeu en zijn groep, Pro Westflandria en Co noemde.Ga naar eindnoot(29) | |
[pagina 58]
| |
Besluit.De zang- en voordrachtvereniging Pro Westlandia, die in 1911 in Antwerpen werd opgericht om de Nederlandse taal- en cultuur te verspreiden en te verdedigen in Frans-Vlaanderen en de Vlaamse Westhoek, kwam tot stand door een samenwerking van aanhangers van de Groot-Nederlandse idee en Westvlamingen. De contacten in Frans-Vlaanderen verliepen buiten de bekende figuren uit de regionalistische beweging om. Na een tijd ging de aandacht grotendeels uit naar de Westhoek, waar men de Belgische landspolitiek vanuit flamingantisch oogpunt kon bespreken. Toen de actie in Frans-Vlaanderen na 1914 was stilgevallen en beschuldigingen van pangermanisme en irredentisme, ten onrechte, waren opgestoken, was nog slechts een werking op beperkte schaal met een nieuw Pro Westlandia mogelijk en kon men alleen maar inspelen op nieuwe initiatieven die in Frans-Vlaanderen zelf waren ontstaan. | |
[pagina 60]
| |
RésuméDe nouvelles recherches ont permis de jeter un regard neuf sur Pro Westlandia, une association érigée en 1911, à Anvers, pour promouvoir la chanson et l'art déclamatoire. Cette création trouva son origine dans un intérêt renouvelé pour la Flandre française suite à l'impulsion de l'A.N.V. August Borms, Hilaire Allaeys, Cyriel Rousseeu et W.J.L. van Es, un ensemble de partisans de l'irrédentisme néerlandais et de Flamands de Flandre occidentale, y jouèrent un rôle important. Les contacts préparatoires aux tournées en Flandre française furent pris en charge par une association de Watou. De nombreuses soirées de déclamation et de chansons ont été programmées en Flandre française entre 1912 et 1914. Le but de l'association était de ranimer en Flandre française l'amour pour la langue et la culture néerlandaise et de préserver le Westhoek flamand de la pression culturelle émanant de la France. Les personnes de Pro Westlandia qui faisaient office d'intermédiaires n'étaient absolument pas représentatives du mouvement de régionalisation dans les Pays-Bas Français. C'est en vain que quelques tentatives furent mises sur pied pour organiser en différents endroits des cours de flamand et pour publier dans des journaux locaux des articles en langue populaire. Quelque temps après, le terrain d'action principal de Pro Westlandia ne se situa plus en Flandre française mais dans le Westhoek flamand et la région de Roubaix, Halluin, Menin, Mouscron. L'association organisa des meetings à résonance politique et prit également, lors de ses réunions, des positions politiques. Il y eut aussi à cette époque une certaine collaboration avec l'association Taalgrens Wakker de Jozef Goossenaerts. Les activités de Pro Westlandia furent favorablement accueillies par les journaux et les périodiques. Tous les spectacles ne se passèrent cependant pas sans incident et le projet lui-même était en fait condamné à échouer car la Flandre française, méfiante de toute initiative extérieure, jeta vite un regard accusateur en direction de ces ‘pangermanistes’. Après la guerre, Pro Westlandia sera accusé formellement d'irrédentisme. S'il est vrai que certaines personnes (surtout Van Es) ne cachaient pas leur sympathie pour cette idée, nous pensons néanmoins qu'il n'y a pas assez de preuves pour accuser l'association elle-même. Au lendemain de la guerre une nouvelle association, du même nom, verra le jour. Elle se chargera d'approvisionner en livres les cercles d'étude flamands naissants (le futur Vlaams Verbond).
(Traduit du néerlandais par Paul Lecompte) | |
[pagina 61]
| |
Bijlagen bij ‘Een nieuwe kijk op Pro Westlandia’In bijlage publiceren we enkele teksten uit 1920. Het gaat om een bijdrage van Tisje Tasje - schuilnaam voor Camille Looten, voorzitter van het Comité flamand de France - oorspronkelijk verschenen in de Cri des Flandres van 8 en 15 februari 1920, maar spoedig - op 25 februari - en gretig overgenomen door Le Soir. Tussenin, op 16 februari, stuurde Cyriel Rousseeu vanuit Gouda al een uitgebreide reactie aan de redactie van de Cri des Flandres; op 26 februari 1920 stuurde Looten een reactie op laatstgenoemde brief aan Lemire. Deze teksten zijn o.i. erg typerend voor de na-oorlogse mentaliteit. Passie en vooringenomenheid leiden tot scheefgetrokken argumentaties. Triomfalisme, badend in een sfeer van opgezwollen patriottisme, staat tegenover een zekere rancune, ontgoocheling over stukgeslagen illusies. Er zijn nog reminescenties naar Pro Westlandia, maar uiteraard zijn beide kampen in hun interpretatie sterk beïnvloed door de oorlogsgebeurtenissen. Het gaat hier uiteindelijk meer om een pleidooi pro en contra Borms en activisme dan over Pro Westlandia zelf. | |
1. ‘Le Soir’, 25 februari 1920.‘Sous ce titre ‘Een verrader’, le Cri des Flandres, l'organe de l'abbé Lemire qui paraît à Hazebrouck dans les deux langues, publie cet article, traduit du flamand. Tisje lit le Journal de Bergues et paraît tout perdu, tout rêveur. - Je l'ai toujours dit et toujours pensé, murmura-t-il; mais en réalité, à quoi sert-il d'exprimer le bon sens de tous? L'aubergiste s'approche. - Qu'y a-t-il, Tisje, qui vous émeut si vivement? - Eh bien! répond Tisje, c'est cet article de M. Barbez que je viens de lire. Il raconte l'histoire d'un certain Belge, nommé Borms, qui au coeur de la terrible guerre, et après les événements de Liège et de Louvain, alors que les Allemands et leurs horribles armées se ruèrent et massacrèrent sans motifs tants de civils, prêtres, vieillards, enfants, qui, dis-je, pactisa avec les Allemands, l'ennemi de son pays, le servit et trahit son roi Albert. Après le triomphe des Alliés, ce Borms fut condamné à mort par les tribunaux de Belgique et l'arrêt fut exécuté l'an passé. - Et quoi de plus naturel Tisje? N'est-ce point justement qu'on fusille ce traître? - Certes, oui, mon ami. Mais le plus curieux de l'affaire est que ce Borms est bien connu en Flandre maritime. - Et comment? - Avez-vous donc oublié que deux ou trois ans avant la guerre un groupe de chanteurs vint de Belgique sous prétexte de relever chez nous l'usage du flamand? - Non, Tisje. - Eh bien! ces gens donnèrent des concerts, furent bien accueillis à Steenvoorde et à Bailleul, voire régalés par MM. tel et tel, malgré qu'en Belgique Borms et sa bande fussent au service de l'Allemagne. - Ce fait était-il connu en France? - N'en doutez pas, aubergiste. A l'exposition de Gand, le drapeau français et ses trois couleurs, qui ont apporté au monde la liberté, fut foulé aux pieds, sali, déchiré en pièces par Borms et consorts. - C'est incroyable! - Et quant à nos bons compatriotes, nous donnâmes le conseil de s'abstenir, | |
[pagina 62]
| |
de veiller par eux-mêmes au maintien et à l'avenir de leur langue maternelle; on ne voulut pas nous écouter. Mais le jeu des Allemands et des pangermanistes belges est maintenant avéré; personne ne peut plus le nier. - C'est vrai. Et pour l'avenir? - Pour l'avenir, espérons que l'on sera plus sage chez nous et qu'on aimera mieux ceux de nos concitoyens qui défendent les droits de la langue et de l'art de notre pays, que prêter l'oreille à des aventuriers étrangers qui travaillent pour nos ennemis. - Dieu veuille qu'il en soit ainsi, dit l'aubergiste. Et là dessus ils allument leur pipe.’ | |
2. Rousseeu aan Lemire, Gouda, 16 februari 1920(bewaard in de Ligue du Coin de Terre et du Foyer te Parijs).
‘Aan den Opstelraad en Beheer van het weekblad Cri des Flandres Hazebroek. Hooggeachte Heer Uitgever, Mag ik de vrijheid nemen om Uedele enkele regelen te sturen aan uw geëerde medewerker “Tisje”, Ik zou hem graag eens een weinig bij zijne ooren willen trekken ('k zal hem niet zeer doen) als gevolg van zijn artikel, getiteld “Eenen Verrader”, in uw nummers van 8 en 15 Februari. Ik durf hopen dat een plaatsje in uw geëerd blad niet zal geweigerd worden... Ik wens met “Tisje” deze zaak op vriendschappelijke wijze op te lossen in de hoop dat een bij u veroordeelde gelegenheid zal vinden zich te verrechtvaardigen voor uwe talrijke lezers. Daarbij persoonlijk ben ik er tenslotte ook in betrokken, doch voel het tevens als een heilige plicht op te treden voor Hem, die het nu niet kan en die ik hartstochtelijk vereer en hoogacht. Ik wil dus met Tisje en voor zijne lezers spreken over Heer Dr. Aug. Borms, over Pro Westlandia, over de ongewenschtheid slechts een enkele klok te hooren. Mag ik eerst Tisje vragen wat hij bv. denkt over de Polen, de Oekrayners, de Tsjecho-Slowaken, de Ieren ja zelfs de Elzas-Lothariërs? Hebben de Polen, de Tsjecho-Slowaken, de Elzas-Lothariërs in zijn oogen hun land verraden? Ik geloof dat hij liefst zal antwoorden: “zij hebben zich vrij gemaakt op de manier waarop het ging”. Immers de heele Fransche Pers heeft hunne daden hemelhoog geroemd. En nogtans... de Vlamingen hebben niet gedaan wat de Polen; de Tsjecho-Slowaken ten nadele van Oostenrijk; wat de Elzas-Lothariërs gedaan hebben. De Tsjecho-Slowaken waren toevallig Oostenrijkse staatsburgers, zoals wij sedert 1830 toevallig Belgische staatsburgers zijn; als nationaliteit zijn we Vlamingen. Vóór 1830, waren we door de omstandigheden 15 jaar Hollandsche staatsburgers, toen hebben opstandelingen het pleit gewonnen en werden tot Helden uitgeroepen, 't is een zaak van winnen of verliezen. Vroeger waren we 25 jaar Franschen, voordien bij afwisseling: Spanjaards, Oostenrijkers, Franschen, altijd als staatsburgers natuurlijk; al naar gelang de oorlogskansen. Nog vroeger waren we Vlaanderen, in de Gemeentetijd. Maar als nationaliteit zijn we steeds door de eeuwen heen, spijts alles, Vlamingen gebleven. Een Vlaamsche staat hebben we niet, kunnen er dus, volgens de zuivere nationaliteitsbegrippen, ook geen verraden; ofwel moet u beginnen met Polen en Tsjecho-Slowakije te verloochenen. Maar het Zelfstandigheidsbegrip der kleine Volkeren drong ook tot onze ooren en onze geesten door. Ook wij moesten tot de buitenwereld spreken. Parijs was de gansche oorlog een toevluchtsoord van andere verdrukte groe- | |
[pagina 63]
| |
peeringen die ook niet naar het belang van onnatuurlijke staatsbanden gezien hebben. Dat “Tisje” nu eens iets verneemt over Vlaanderen, dat zoo dicht bij ligt, zal dus ook niet ten onpas komen. Wij zijn echter niet zover gegaan. Vlaanderen wordt sinds 1830 in het staatsverband België... op eene voor het buitenland ongekende wijze onderdrukt, Vlaanderen wilde van de gelegenheid gebruik maken om zijn natuurlijke rechten, zoo mogelijk binnen het staatsverband België te heroveren. De samenwerking van de Vlamingen met de bezettende Duitse macht, ging op bestuurlijk, niet op militair gebied. Wij wilden bij eene eventuele terugkomst van de Belgische regeering, de regeering voor een voldongen feit stellen, haar bewijzen hoe België in rechtvaardigen zin kan geregeerd worden. Daar hebben we dapper aan gewerkt en aan ons Vlaamsche Volk iets laten zien, die geen Belgische strafwetten, hoe geweldig ook, zullen kunnen uitwisschen. Tijdelijk hebben we de nederlaag geleden, doch wees overtuigd, dat is slechts tijdelijk. Heer Dr. Aug. Borms was een der heerlijkste en eerlijkste Leiders en baanbrekers, die voor zijn volk alles geofferd heeft, zelfs steeds in armoede geleefd heeft... Dr. Aug. Borms is een Heilige voor Vlaanderen, al is hij nu ook door een schrikbewind ter dood veroordeeld. Dood is hij echter niet, en vermoedelijk rapper dan U denkt zal hij opnieuw in Vlaanderen eene groote rol vervullen. Wat er ook van zij, hij is niet de Verrader, maar de Apostel van Vlaanderen. Ik hoop dat u ook deze klok aan uwe lezers zult willen bekend maken, want Vlaanderen verwacht grote dingen, voor hen die ziende blind zijn. Nu over Pro Westlandia. Ik zelf heb alles ingericht, samengesteld, het werkprogramma en de geest der werkingen vastgesteld. Dr. Aug. Borms was daarin, juist gelijk de kunstenaars, een der medewerkers. Geen der leden wie het ook zij had in zake Fransch-Vlaanderen ook maar de allerminste betrekking of voeling met Duitschers of Duitschland. We stonden absoluut, volstrekt onafhankelijk en bij gebrek aan geldmiddelen moesten de bezochte plaatsen zelf de onkosten dekken. Zelfs van een irredentische gedachte was volstrekt geen spraak. Pro Westlandia stond zóó zuiver als ooit eene vereeniging heeft kunnen staan. Niemand van hen die ons ontvangen hebben moest vreezen ook maar in 't minst zijn handen bezoedeld te hebben. Als Tisje dus vroeger wantrouwig geweest is, dan had hij volslagen ongelijk, en zoo dat nu anders schijnt, de geschiedenis zal ook hieraan recht doen. Niemand van ons zelf had ergens van die betrekkingen dat ze oorlog konden voorzien meer dan de gewone man, en... er was eene volledige reis in regel voor Aug. 1914. Daar ik in de laatste tien jaar dag en nacht met Heer Dr. Aug. Borms heb samengewerkt, hem ken als niemand, hem hoogschat als geen, voelde ik het mijn zware plicht hier ter zijne verdediging op te komen; ik durf hopen dat Tisje dit in goede verstandhoudinge aan zijn lezers zal mededeelen, ten einde het nu gebrachte misverstand te niet te doen, want anders zou hij later een aardig figuur maken als Vlaanderen binnen korteren of langeren tijd zijn Held terug aan zijn hoofd zal eischen...’ | |
3. De reacties van Camille Looten.a. Randnota's op voormelde brief.
Ten behoeve van Lemire, die kennelijk onvoldoende Nederlands las en niet op de hoogte van de situatie, maakte Camille Looten enkele randbemerkingen op voormelde brief: | |
[pagina 64]
| |
‘Plaidoyer en faveur d'un mouvement d'indépendance politique lancé par les Flamingants qu'il compare à l'action des Tchéco-Slovaques, Polonais, Alsaciens - Tisje n'a pas traité cette question. Et Borms a été condamné non parce qu'il faisait de la politique Flamingante, mais parce qu'il a pactisé avec l'ennemi occupant son pays après en avoir chassé le roi légitime... Borms n'est pas un traître mais un Apôtre, un Saint et un martyr (sic). Tisje répond: St. Borms, priez pour nous. L'Association Pro Westlandia qui a organisé la campagne de concerts en Fl. Fr. n'a rien de commun avec l'Allemagne ni avec le Pan Germanisme. Tisje répond: Ainsi soit-il.’
b. Looten aan Lemire, 26 februari 1920 (bewaard in de Ligue du Coin de Terre et du Foyer te Parijs).
‘Je vous retourne la prose de Rousseeu. Ce Monsieur se dit originaire de Watou, organisateur de la campagne de concerts auxquels a participé Borms... Il est en Hollande, à Gouda (d'où il écrit) sans doute pour mettre sa peau en lieu sûr ... J'ai résumé en bas des pages la substance de sa missive. La pauvreté de la thèse saute aux yeux. Il affirme qu'il n'était pas un agent au service des Pangermanistes, et il nous apprend que Borms n'a pas été exécuté. Je reconnais que son ton est poli, même insinuant. Il demande que Tisje publie sa réponse. De cela je vous laisse juge. Il est évident d'ailleurs que les deux premières pages et la moitié de la troisième n'ont rien à voir avec la question soulevée par Tisje. Mon cher, je crois que tout cet émoi prouve que Tisje a touché juste: que celui qui est mordeux se mouche!...’ |
|