Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Fumus. Jaargang 10 (2012)

Informatie terzijde

Titelpagina van Fumus. Jaargang 10
Afbeelding van Fumus. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Fumus. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.45 MB)

Scans (1.74 MB)

ebook (4.33 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Fumus. Jaargang 10

(2012)– [tijdschrift] Fumus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 41]
[p. 41]

Dichterlijk talent gevonden! ‘Op Amsterdam’ in hertaling

Ruim anderhalf jaar geleden werd het bestuur van de Stichting Focquenbroch door uitgever Wouter van Oorschot benaderd met de vraag, of er bij ons weten plannen bestonden een bloemlezing uit Focquenbrochs (in hedendaags Nederlands hertaalde) gedichten samen te stellen. Die vraag werd door ons ontkennend beantwoord. Van Oorschots aanvullende vraag of wij iemand kenden die een dergelijke taak op zich zou kunnen nemen, moesten wij eveneens ontkennend beantwoorden.

Daarom lanceerden we het idee om bij wijze van proef via Fumus (en eventueel ook via Van Oorschots blad Tirade) dichters in Nederland en Vlaanderen op te roepen een hertaling te maken van Focquenbrochs ‘Op Amsterdam’. Wij waren en zijn ons ervan bewust dat dit een verre van eenvoudige taak is, en prijzen ons dan ook gelukkig dat de oproep in Fumus drie interessante inzendingen heeft opgeleverd, (in alfabetische volgorde) van Marietje d'Hane-Scheltema, Jos Huyghebaert en Walter S. Nienke. U vindt ze afgedrukt in dit blad, voorzien van commentaar van Jeroen Dera en Marieke Winkler (die door de redactie van Fumus daartoe werden uitgenodigd). Wij wensen u veel leesplezier met deze gedurfde en fraaie hertalingen!

 

Namens het bestuur van de Stichting W.G. van Focquenbroch, Elly Groenenboom-Draai

Op Amsterdam
hertaling: M. d'Hane-Scheltema

 
Geldzucht! Heel Amsterdam, vol brave burgerij,
 
pronkt wel wat al te gretig met zijn volle spaarpot.
 
Magere zuinigheid was altijd al zijn afgod,
 
maar nu vertoont het kakelhok meer poep dan ei.
 
 
 
Het is toch voor een eerlijk man niet goed te praten
 
dat hij hier rondloopt tussen duurverklede apen?
 
Of dat een dwaas zich hier aan edel goud verrijkt
 
gelijk een strontvlieg die zo fier op rozen prijkt?
 
 
 
O schrale karigheid met je verflenst gelaat!
 
Wat doe je in een stad met zulk een rijk verleden?
 
En o, wat is Fortuna blind, nu zij haar geld
 
aan een verguld paleis voor varkens gaat besteden!
 
 
 
Wat moet dat heilig goud bij zoveel heilloos volk?
 
Dat zit hier maar te huilen bij gevulde kisten
 
en denkt direct een heel vermogen te verkwisten
 
als het een koek eet op de Nieuwezijdse Kolk.
 
 
[pagina 42]
[p. 42]
 
Wie van fatsoen weet, moet de stad maar gauw verlaten,
 
omdat hier afkomst, wijsheid, deugd of geest nog minder
 
in tel zijn dan een scheet, en zeker dan 't gerinkel
 
van al die fraai bijeengegraaide gouddukaten!
 
 
 
Ooit werd in deugdzaamheid een zekere eer gesteld.
 
Waarom is dat veranderd? Waar ging dat verloren?
 
Nu prijst men hersenloze sjacheraars, geboren
 
om nar te zijn, maar uitverkoren om hun geld.
 
 
 
Als liefde alles overwint en al wat leeft
 
beheerst, dan toch - in deze stad wordt liefde zeker
 
getemd door geld, zoals men wilde zwijnen temt door
 
dwars door hun snuit een koperen ring te steken.
 
 
 
Gaven van hoofd en hart worden het minst geteld;
 
wat prijzenswaard genoemd wordt wil men hier versmaden
 
en wat te smaden is wordt alom aangeraden.
 
Geloofd zij eigen winst, en deugd betekent geld.
 
 
 
Kortom, 't is louter dát waar iedereen mee pronkt.
 
Wie geld heeft, heeft succes. Wie niet, wordt niet bekeken.
 
Fortuna, die de stad zo mild haar gaven schonk,
 
zaait nu alleen nog distelkruid en doornstekels.
 
 
 
Want als een witte kraai al zeldzaam is - het vinden
 
van een fatsoenlijk iemand is dat nog veel meer.
 
Geldzucht houdt hier van deugd alleen om te verslinden
 
en zit vol boos venijn, die heel de stad beheerst.
 
 
 
Maar nee! Wie werkelijk sterk is laat zich niet verslaven
 
aan willekeur en grillen van die blinde vrouw.
 
Hij houdt van schatten die je niet als blinkend goud
 
uit bergen, maar uit mensenzielen op kunt graven,
 
 
 
en geeft niet om bezit, dat soms als rook verdwijnt
 
en wankel is. Alleen de deugd is zijn beminde.
 
Want net zoals de zon steeds weer door wolken schijnt
 
zal zij, de deugd, altijd van tijd en toeval winnen.

Commentaar:

Deze hertaling valt op door grote ritmische zuiverheid, waarbij vooral de tweede strofe met haar vraagzinnen in het oog springt. Bijzonder fraai is hoe de hertaler originele vondsten in het strakke metrum weet te integreren: de regel ‘zaait nu alleen nog

[pagina 43]
[p. 43]

distelkruid en doornstekels’ is wat dat betreft een pareltje. Het knapste van deze hertaling is echter dat d'Hane-Scheltema in volstrekt eigen woorden de inhoud van Focquenbrochs gedicht overbrengt. Op die manier is haar ‘Op Amsterdam’ tegelijkertijd een klassieker en een nieuwe interpretatie, die wat naar onze mening zeer geslaagd is.

 

[Jeroen Dera]

 

Een van de grootste uitdagingen waar de hertaler zich voor ziet gesteld, is te bepalen op welk punt hij wil afwijken van de oorspronkelijke tekst. Bij iedere frase, bij iedere strofe moet hij zich afvragen: waar houd je het bij een directe vertaling en waar grijp je in ten faveure van de leesbaarheid, begrijpelijkheid of de vorm van de tekst.

Bewonderenswaardig in deze hertaling van d'Hane-Scheltema is de rigoureuze keuze voor een moderne weergave van Focquenbrochs bekende tekst. Dat heeft grote consequenties voor het taalgebruik en geeft veel ruimte aan de interpretatie van de hertaler. Daarom is het ongelooflijk knap hoe d'Hane-Scheltema er in haar hertaling in slaagt juist door middel van de moderne versie van ‘Op Amsterdam’ de directheid van het oorspronkelijke gedicht te behouden. Amsterdam, dat ‘kakelhok’, vertoont ‘meer poep dan ei’: Focquenbroch had het, levend in deze tijd, niet anders willen zeggen.

[Marieke Winkler]

 

Jeroen Dera bereidt vanaf 1 september 2012 onder begeleiding van prof.dr. Jos Joosten en dr. Mathijs Sanders aan de Radboud Universiteit een proefschrift voor over literaire kritiek in niet-papieren media (radio, televisie, internet). Daarnaast werkt hij als vaste criticus voor Dietsche warande & Belfort en Poëziekrant, schrijft hij regelmatig kritieken en essays voor andere (literaire) tijdschriften en zetelt hij in de adviescommissie poëzie van het Nederlands Letterenfonds. Jeroen is tevens redactielid van TS: Tijdschrift voor Tijdschriftstudies.

 

Marieke Winkler is sinds augustus 2011 als docent en promovenda verbonden aan de Radboud Universiteit. Haar promotieonderzoek richt zich op het onderscheid, de interactie en de spanningen tussen de literaire kritiek en de literatuurwetenschap sinds 1880 tot heden. Marieke was van 2007 tot 2010 hoofdredacteur van Frame. Tijdschrift voor literatuurwetenschap en is sinds 2010 redactielid van literair podium Perdu in Amsterdam.

[pagina 44]
[p. 44]

Op Amsterdam
hertaling: Jos Huyghebaert

 
't Geldzuchtig Amsterdam met al zijn labbekakken
 
Snoeft al te gretig op een rijkgevulde tas:
 
De dorre hebzucht die altijd zijn afgod was
 
Leerde dat kipje stront in 't eierbakkie kwakken.
 
 
 
Wat maakt een eerlijk man op aard zo radeloos,
 
Als dat hij hier een aap moet als een mens gekleed zien
 
En dat hij 't deugdelijk goud moet aan een zot besteed zien.
 
Die als een strontvlieg zit te pronken in een roos.
 
 
 
O schrale karigheid, met uw verslenste konen!
 
Hoe plant gij zo uw troon in dees roemrijke stad!
 
O lukvrouw al te blind! Hoe stort gij zo uw schat
 
In een verguld paleis waar niks dan varkens wonen.
 
 
 
Wat doet het heilig goud bij zo een laf geschoor
 
Dat eeuwig jammert bij zijn rijkgevulde kisten -
 
En heel de rotzooi vreest met één klap te verkwisten
 
Als 't voor een koek twee cent durft wagen op de foor!
 
 
 
Wat kan een eerlijk man in deze stad doen blijven,
 
Waar afkomst noch verstand, noch wijsheid, deugd noch geest
 
Ooit zozeer werd geacht als d'allerminste veest
 
En d'eerbied voor 't geklank der saamgeschraapte schijven?
 
 
 
O eer, die in de deugd wel eertijds werd gesteld,
 
Hoe zijt gij nu verkeerd! Hoe gaat gij zo verloren!
 
Een hersenloze zot in narrenpak geboren,
 
Heeft die u in zijn klauw, door zijn gesjacherd geld?
 
 
 
O liefde, gij die 't al op aarde placht te dwingen!
 
Die boven al wat leeft de meester placht te zijn,
 
Het goud maakt hier ter stee u net zoals een zwijn
 
Wiens macht men heeft betoomd door het zijn snuit te ringen.
 
 
 
De gaven van de ziel, zij worden hier versmaad.
 
Al wat beminnelijk is, dat ziet men hier verachten,
 
Al wat verachtelijk is, daar ziet men hier naar smachten:
 
De deugd is hier het geld, de eer de eigenbaat.
 
 
 
Tot slot, 't is niks als geld waar men hier hoort van roemen,
[pagina 45]
[p. 45]
 
Wie dat heeft, die is 't al, verrek maar, heb je 't niet!
 
't Geluk, dat op dees stad zo mild zijn gaven giet,
 
Zaait daar maar distelen, en doornen zonder bloemen.
 
 
 
Want, als een witte kraai al zeldzaam wordt geacht,
 
Veel moeilijker is hier een eerlijk man te vinden.
 
De geldzucht zal de deugd meedogenloos verslinden.
 
Zo krijgt z' op 't eind hier alles in haar macht.
 
 
 
O neen! Een eerlijk man heeft maling aan de gaven
 
Van 't blind en grillig wijf, dat zonder aanzien geeft.
 
Hij mint alleen een ziel die schatten in zich heeft
 
Die men, als 't ijdel goud, uit geen gebergt kan graven.
 
 
 
't Veracht vergankelijk goed, dat zoals rook verdwijnt,
 
En kiest de deugd alleen tot voorwerp van zijn minnen.
 
En deugd is wat noch tijd noch toeval kan verwinnen,
 
Daar zij - een zon gelijk - door alle wolken schijnt.
 
 
 
Naschrift
 
Dee kontekeeraafsche Fokkebrokke
 
Met wien da'k 's nachts zowel of 's noens
 
Èèrs over schijtgat ligge in stokke,
 
Gepraamd van Saten van Bostoens
 
Lik 't kloppen van m'n endeklokke:
 
Herdoens, herdoens, reekan herdoens -
 
't lopen mezinke letter zokke!Ga naar voetnoot1

Commentaar:

Opvallend aan deze hertaling is Huyghebaerts keuze voor een ouderwets lexicon, met woorden als ‘labbekakken’ en ‘minnen’. Daartegenover plaatst hij hedendaagse humoristische taal, met vondsten als ‘kwakken’ en ‘gesjacherd’. Doordat de hertaler zeer dicht bij het origineel van Focquenbroch blijft, blijven diens ritme en metrum goed intact. Van de ingezonden hertalingen doet deze strikt genomen het meest recht aan het oorspronkelijke gedicht, maar door deze grote getrouwheid doet de hertaling tegelijkertijd enigszins gedateerd aan.

[Jeroen Dera]

 

Deze hertaling verdient alle lof voor de grote getrouwheid aan de originele tekst. Huyghebaert weet op prachtige wijze het Nederlands van Focquenbroch te laten klinken en tegelijkertijd door welgekozen hedendaagse frasen de tekst toegankelijk te maken. Om

[pagina 46]
[p. 46]

een mooi voorbeeld te noemen: Focquenbrochs regel ‘Als het een stooters koeck derft koopen op de kolck’ klinkt in Huyghebaerts hertaling: ‘Als 't voor een koek twee cent durft wagen op de foor!’ In Huyghebaerts werkwijze schuilt echter ook een gevaar, en dat is dat Focquenbrochs taal en metaforen op sommige plaatsen mooier lijken te worden gemaakt. Het ‘heyloos volk’ veranderen in ‘laf geschoor’ dient uiteraard het rijm (dezelfde strofe vier), maar daarmee wordt ook het zeer toegankelijke woord ‘volk’ veranderd in het meer exclusieve ‘geschoor’. De hertaling in zijn geheel is echter zo gebalanceerd, de toon zo consequent gehandhaafd, dat we dit bijkomend effect de hertaler direct vergeven.

[Marieke Winkler]

[pagina 47]
[p. 47]

Op Amsterdam
hertaling: Walter S. Nienke

 
Bij 't muntjesgrage volk loopt 't Y van kinders over,
 
Ze snijden lustig op bij 't gerinkel van hun geld;
 
De kare pinnigheid was steevast hunner Held,
 
Zodat de gaten in hun kaas nog groter zijn dan lover.
 
 
 
Hoe mag 'n integer man, zoiets nog langer verdragen,
 
(Een aap dat blijft een aap, zijn gouden ring ten spijt)
 
Hoe een dwaas de duurste bling op zijne mouwen breit
 
Ook al wordt ie er niet knapper door met de dagen?
 
 
 
O iele schraapzucht! hoe hol uw hamsterwang!
 
Waarom koost gij dees' Stad tot hoofdzetel uit?
 
ô Fortuin, gij zijt te loens! waarom verdeelt g'uw buit
 
Over nepgouden Midassen en hun grote zelfbelang?
 
 
 
Wat moet het fraaie goed bij zo'n stel hypocrieten?
 
Die gedurig lopen jammeren om vandaags rentevoet;
 
Ja, die om hun hoop centen schreeuwen moord en bloed,
 
Als zij die menen te verkwans'len aan een pak frieten.
 
 
 
Hoe slaagt 'n oprecht man erin hier zo lang te verblijven?
 
Hier, waar rede noch gemoed is ene stuiver waard,
 
Nooit hoger is geacht dan kolen voor de haard,
 
En 't prestige van enkele fluks opgediste wijven.
 
 
 
O eer! die vanouds het met de deugd zo goed kon vinden!
 
Hoe ziet g'er nu uit? hoe belabberd is uwe staat?
 
Een kwast met brein noch branie, gekolkt uit geurig zaad,
 
Heerst die dan nu over uw bedrogen welbevinden?
 
 
 
O liefde! gij die tot alles waart in staat!
 
Die als 'n heerser uittorende boven groot en klein,
 
Het goud alhier doet u hand'len g'lijk een zwijn,
 
Van wie de riem werd ingekort tot op de kleinste maat.
 
 
 
De gaven van de ziel die worden hier versmaad;
 
Al wat beminlijk is, kan men niet dan verachten;
 
Al wat veracht'lijk is, daar wil men hier naar trachten,
 
De deugd is hier het geld, de eer de eigenbaat.
 
 
 
Alras! de roem van 't geld wordt er luidkeels bezongen,
[pagina 48]
[p. 48]
 
Wie d'er heeft, overziet 't al, aan wie 't onbreekt, de pest.
 
Het Lot dat dees capitool voorziet van vrucht en zest,
 
Plant hier maar kruid en bomen zonder longen.
 
 
 
Ja, 'n witte raaf wordt met 't blote oog al gauw gemist,
 
En nog beperkter zijn hier d'edelmoedigen van aard;
 
De geldzucht werpt ze met de deugd koelbloedig in de vaart
 
Zij heeft, door haar venijn, ze al te saam geklist.
 
 
 
O nee! zo'n eelmoed is niet gelijk aan de som der gaven,
 
Die het blinde en wufte wijf ons zonder blozen biedt,
 
Maar het omhelst enkel een ziel wiens oog veel verder ziet
 
En wiens waarde men uit grond noch rots kan graven.
 
 
 
't Siet op het sterf'lijke neer, mits dat slechts is als rook,
 
't Roemt de deugd alleen boven alle aardse dingen;
 
En tijd noch plaats kan haar haar eer bedingen,
 
Want zij is als een Zon voor wie de maan wegdook.

Commentaar:

De slotregel van deze hertaling is er beslist één om te memoreren. Interessant is ook de keuze van de hertaler om, vanwege het metrum, over het IJ te spreken in plaats van de naam van de hoofdstad te noemen. Bovendien is het boeiend dat hier gespeeld wordt met zegswijzen die vandaag de dag nog in zwang zijn, terwijl ze hun oorsprong vinden in een andere tijd: ‘al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding’. Wel had de hertaling aan extra kracht gewonnen, als archaïsmen als ‘hunner’ en ‘d'er’ waren vermeden.

[Jeroen Dera]

 

Wat opvalt, is niet alleen het spel met nog steeds bestaande zegswijzen maar zijn ook de verwijzingen naar hedendaagse en actuele fenomenen die in verband kunnen worden gebracht met het thema van Focquenbrochs gedicht. In de versregel ‘Hoe een dwaas de duurste bling op zijne mouwen breit’ horen we de materiële blingbling van hiphoppers weerklinken, en in de uitroep ‘hoe hol uw hamsterwang!’ zouden we een referentie kunnen lezen aan de koopgekte die de hamsterweken van Albert Heijn teweegbrengen. Ook al is de schatplichtigheid van Nienke aan Focquenbroch te waarderen in die strofen waarin de oorspronkelijke tekst getrouw wordt gevolgd, zoals strofe acht, de strofen waarin Nienke zich een gedurfde hertaler toont door af te wijken van de originele tekst, zijn de sterkste van deze uiterst leesbare versie van ‘Op Amsterdam’.

[Marieke Winkler]

voetnoot1
Die tegendraadse Focquenbroch, met wie ik zowel 's nachts als overdag met veel moeite in de weer ben geweest, na te zijn aan m'n kop gezeurd door Karel Bostoen als het kleppen van mijn doodsklok: overdoen, overdoen, steeds overdoen - daar zijn er, verdorie, maar weinig van!

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Willem G. van Focquenbroch


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Elly Groenenboom-Draai

  • Marieke Winkler

  • Jeroen Dera

  • M. D'Hane-Scheltema

  • J. Huyghebaert

  • Walter S. Nienke


plaatsen

  • over Amsterdam