Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap. Jaargang 3 (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 3
Afbeelding van De Gemeenschap. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap. Jaargang 3

(1927)– [tijdschrift] Gemeenschap, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Oost en West

I.

Een doodende adem is over de wereld gegaan. Nooit te voren had het menschdom zulk een sterke moreele en intellectueele crisis te doorstaan. Na de grootste oorlog die de wereld ooit gekend heeft, terwijl 't wankele Europa zoekt naar een mogelijke basis om een nieuw leven op te bouwen, blijft Azië brandend.

Geheel de stucttuur van een oude wereld schijnt te kraken onder ongekende aardschokken; alles wijkt: eeuwenoude vestingen, de meest geniale constructies wankelen, en vallen voor het oog van den verschrikten mensch ineen.

Men denkt aan het verhaal van een geëxalteerden droomer, of van een middeleeuwscher monnik, die afschuwelijke tooneelen weergeeft van een wild gevecht tusschen Mongoolsche horden, ginds, ergens in Klein-Azië.

Zeker heeft de menschheid in de loop der tijden, zulke oogenblikken van verschrikking gekend - de geschiedenis bestaat slechts uit oorlogen en invallen - toch heeft de menschheid nooit zulk een verantwoordelijkheid op zich voelen wegen, als in de dagen van deze 20ste, nog maar nauwelijks begonnen eeuw.

De vooruitgang van de wetenschap, de gemakken van het verkeerswezen, de draadlooze telegraphie, de vliegmachine, hebben deze aarde zoo klein gemaakt, dat iedere aardschok, gevoeld in 't centrum van Afrika of aan de oevers van de Ganges, als met brandende letters in onze ziel gegrifd wordt Noch de Griek, die de wereld slechts zag voor zoover zijn oog reikte, nòch de Romein, die zichzelf een wereld beeldde, volgens de voorstelling die hij zich maakte van zijn staat, nooit is de mensch onderhevig geweest aan zulke uiteenloopende stroomingen, aan een leven zóó intens en zoo alles omvattend; en nooit was hij zoo bewust verantwoordelijk voor alles betreffende de geheele menschheid en zijn bestaan.

De mensch is in breedte gegroeid. Hij heeft in zijn oog het eiland zijner geboorte, de wouden van Afrika, en de wolkenkrabbers. Zijn bloed heeft de hartslag van den equator en van de polen. In hem is dat nieuwe natuurwonder geboren: de al-doordringendheid (l' interpénétrabilité).

De Griek, die op zoo bewonderenswaardige wijze het Egyptische hiëratisme had weten samen te voegen met de Attische logica, was stil blijven staan bij de heilige vormen van het beeld. Buiten zijn gezichtsveld viel de wereld in het niet. Het oneindige was het niet; de vijand van den mensch heeft een simpel gevormden geest.

In de Middeleeuwen, wierp de menschheid zich, voor vele eeuwen

[pagina 16]
[p. 16]

lang, in het schoonste geestelijke avontuur, dat de geschiedenis kent. Zij bevolkte de hemel op grootsche en bewonderenswaardige manier en plaatste Dante op de top van een tragisch en ontzagwekkend tooneel.

Maar de aardbol bleef haar als een mysterie.

De Renaissance blies schitterende fanfares. De zang in Italië gaf het teeken van de Reveil. De mensch waande zich stevig met beide beenen op de grond van de realiteit. De hemel nam een vleeschkleur aan en de trompetten der engelen spraken van wereldsche deugden. De mensch liet zijn blik rusten op de voorwerpen, betastte met zijn gevoelige handen de materie, bewerkte het zilver, bouwde paleizen en mat de sterren.

Toch was daar Leonardo da Vinci, die zijn gedachten liet gaan, van het Oosten over het Westen. Hij was zijn tijd vooruit. Hij overzag de te komen eeuwen en dacht na over de enorme synthesen die de basis zouden vormen van nieuwe levensopvattingen.

De positieve wetenschappen betastten het relief van de aarde en ieder natuurwonder verschijnt voortaan gelocaliseerd en in zichzelf besloten.

De hemel verdwijnt en de vlakten openen zich.

De mensch houdt de afstanden in zijn hand als een gebatikte zakdoek.

De al-doordringendheid der natuurwonderen vertoont zich aan de oppervlakte.

De jazz gaat samen met de pastorale, de negercultuur vereenigt zich met de vormen van Phidias, de dans van de bergbewoners van de Himalaia geeft zijn kadans aan de Russische ephebe, het futurisme van Marinetti schrijft z'n vormen voor aan de oproerlingen van Moskou, Strawinsky's monocle fonkelt op de snaren van de Amerikaansche banjo. Alles smelt samen.

Iedere morgen, meldt het geringste provincieblaadje, in korte, droge woorden, zonder meer, gebeurtenissen van een niet te overziene draagkracht. En zij die zich niet de gevoeligheid van een parasiet hebben eigen gemaakt, staan als voor een duistere film en voelen het subtiele rythme van een vreemd en schokkend leven.

De twee halfronden krimpen ineen en sidderen.

Een blik op de aardrijkskundekaart is voldoende om te zien, hoe vol onrust zij is wat de menschheid betreft, en hoezeer aan tragische gedaanteverwisseling onderhevig.

Ginds, in 't verre Oosten, steigert geheel een eeuwenoude wereld; een uitgestrekte heerschappij, langzaam maar zeker opgebouwd en georganiseerd, komt in opstand, vreet zich op.

China is als een opgejaagde bijenkorf, waarvan de wanden, ineenvallen. Die broedermoord, die voortdurende oorlogen tusschen gene-

[pagina 17]
[p. 17]

raals, die onrust van uitgestrekte provincies, die vernietiging van een sociale en politieke samenstelling die gediend heeft voor millioenen voorouders, zijn niet, zooals men zou kunnen denken, simpel plaatselijke gebeurtenissen veroorzaakt door kleingeestige belangen. Het is, integendeel, de uiting van een nieuw bewustzijn, dat zich verbreedt, of liever, van een onderbewustzijn, dat in de war gebracht wordt door de botsing van de golven der wereldoceaan.

Dichterbij, blijft Rusland, onder een schijn van orde, plonderen in moreele en intellectueele anarchie. Die ontzaglijke organisatie ‘het zesde gedeelte van de wereld’, ondergaat alle wonderlijke gewaarwordingen die een nachtmerrie met zich brengt; en verbergt achter de holle theoriën van Marx en anderen, een enorm, gebroken hart. Rusland schudt zijn bebloede handen boven de weeld, beweegt loom zijn lichaam, verbergt en zoekt zichzelf. En de aanblik levert een van de vreeselijkste tooneelen op, die de geschiedenis ooit gekend heeft. Weet men wat in Perzië gebeurt? Na eeuwenlang in een diepe slaap gedompeld geweest te zijn, zien wij het verontrust, door allerlei religieuse navorschingen, door een geheel nieuwe politieke en militaire strooming Het Mahomedanisme wijkt voor het babisme, soort van verwording van het Christusgeloof. Een gewoon soldaat bestijgt de troon, als in de dagen van Byzantium, en schudt een uitmuntend volk wakker uit zijn verdooving.

Van den anderen kant schijnt Klein-Azië, waar zich sinds eeuwen een tot nu toe onbegrepen tragedie afspeelt, tusschen het Christendom en de horden van Mohammed, opnieuw de groote poort te worden van verre invallen.

En wat te zeggen van Indië, van zijn veeltallige bevolking, onderhevig aan een voortdurende storm, waar een prachtige cultuur in z'n fundament getroffen is en beweegt op een nieuwe kadans.

Men zou alles moeten noemen; Egypte en Syrië en Afrika en alle afgelegen koloniën en alle landen, waarvan de roep verstikt wordt door de oceaan.

 

Het is geen aangenaam schouwspel.

De grenzen veranderen van plaats als onrustige slangen, de naties keeren zich tegen elkander. Europa bereidt zich voor op nieuwe oorlogen.

Een onmerkbaar, geheimzinnig verschijnsel lekt als een vuurtong aan alle tradities en de tragedie speelt zich af tusschen de twee polen op een grootsch tooneel van foltering.

Dan vraagt men zich, en met afschuw, af, welke de redenen zijn van deze cataclismen, waaraan de wereld ten prooi is, men zoekt ernaar, men peinst erover, men daalt af tot in het diepst van zijn ziel, men

[pagina 18]
[p. 18]

onderzoekt zijn gedachten en men eindigt met te ontdekken, dat de onrust, die de wereld opvreet, dezelfde is als de onrust welke ieder van ons in zijn wezen ronddraagt als een wond.

Niets is onwrikbaar. Alles is verwoesting en ruïne, en de wereld wankelt, als het Kruis van Christus tusschen de twee moordenaars. En heel natuurlijk voelen wij een verlangen naar opheldering, naar de juiste hiërarchie der waarden, waarvoor onze parasieten-opvoeding ons borg was, en we willen de stroomingen zoeken, die de wereld bewerken.

Over de verschillende onderscheidingen heen, zoeken wij naar éénheid. En de traditioneele termen dienen ons als kruk, ons, de groote slachtoffers der geheimzinnige gebeurtenissen.

Wij redeneeren,

Wij classificeeren.

 

Wij zeggen Oost en West. Algemeene termen die niets zeggen. Indië is officieel het Westen (Si-In) voor China, zooals Japan (Jè-pen, ‘de opgang der zon’) voor haar het Oosten is. Voor ons, is Amerika West en voor de Oosterlingen is zij Oost.

De wereld is rond.

Toch kan men niet ontkennen, zijnde deze vorming het resultaat van een lange historische werking, dat een Europeesche mentaliteit bestaat die zich stelt tegenover de rest van de wereld.

In dezen zin is er Oost en West.

Het Westen is Europa, die streek bewoond door volken, die, na heel wat omwegen achter de zon aan, gekomen zijn tot een karakteristieke manier van zijn, van handelen en voelen.

Paul Valéry stelt Europa's balans als volgt:

‘Overal waar de Europeesche Geest heerscht, ziet men verschijnen een maximum aan behoeften, een maximum aan werk, een maximum aan kapitaal, een maximum aan productie, een maximum aan eerzucht, een maximum aan macht, een maximum aan wijziging van de natuurlijke vorm, een maximum aan relaties en aan ruilverkeer.’

In deze volmaakte voorstelling van een trots Europeeschen geest is niets gegeven aan het geestelijke.

Inderdaad is de Europeaan een samengesteld wezen. Europa is een land van geregelde samenstelling. In die hoek van de wereld, waar de physieke invloeden volmaakt met elkander in evenwicht zijn, leeft de mensch slechts om te construeeren. Hij holt, hij jaagt, hij werpt alle vroeger uitgevoerde werken omver. De mensch ontsnapt aan den grond, die hem heeft zien geboren worden. Hij wil de aarde vormen naar het plan zijner droomen. Hij ontwerpt, hij realiseert.

[pagina 19]
[p. 19]

De voornaamste wetenschap is die van de natuur. Zij onderzoekt de voorwerpen, weegt ze, meet ze, betast ze, zoekt naar de kracht van het volumen, van de zwaarte en naar de meetkundige constructie. Deze wetenschap stelt zich op de hoogte van de dingen, van de modulaties van de materie, van de plotselinge stilstand der physieke verschynselen en de organische gedaante-verwisselingen. Zij is positivist en experimenteel.

Van den anderen kant is de Europeaan geheel vervuld van één gedachte: de materieele organisatie van het leven. Misbruik van het geld en misbruik der behoeften brengen hem tot de sociale economie, tot de voortdurende veranderingen in de materieele basis der steden en dorpen.

Indien bij deze gecompliceerde materie, een synthese mogelijk is van de invloeden, die zich hebben doen gelden op de geest der Europeanen, moet men zeggen dat van Griekenland de rede komt, van Rome de organisatie, en van het Christendom de aanpassing aan de individueele ontdekkingen aan het algemeen gebruik.

Deze synthese is zeer zeker tot stand gekomen door duizend historische en maatschappelijke golvingen heen, onder de invloed van veelvuldige bijkomstige factoren, in weerwil van de tegenstand van het individu. Maar dit amalgama is een tastbaar feit en van buitenaf gezien een optredende kracht van zeer kenmerkend karakter.

 

CONSTANT ZARIAN

(Wordt vervolgd)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken