Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap. Jaargang 13 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 13
Afbeelding van De Gemeenschap. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap. Jaargang 13

(1937)– [tijdschrift] Gemeenschap, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hagel

De taart.

Vóór zijn vertrek naar Frankrijk zeide Kardinaal Pacelli, dat van dit land het licht der beschaving uitstraalt, en we zijn het er maar roerend mee eens, vooral wanneer Zijne Eminentie bedoeld mocht hebben de beschaving die een weinig tot uiting komt in de kathedraal van Chartres, in die van Reims, in de Notre Dame, in de kerken van Bourges, Vésinelle e.t.q. Hoewel vertrouwen geeft zij, de architectuur onder de kromstaven van toen!

Maar wat mooi is schijnt niet eeuwig te kunnen duren, althans niet hier op aarde. Het ‘gemiddelde’ van de Fransche religieuze architectuur, van de religieuze architectuur in het algemeen, is anders, tegenwoordig. Minder? Och, dat is natuurlijk een kwestie van appreciatie. Voor een taart, voor een kunstwerk van den suikerbakker op den hoek, ik verzeker het u, is de basiliek te Lisieux,

[pagina 412]
[p. 412]

toegewijd aan de Kleine Treesje, een zéér respectabel gewrocht en we zijn er dan ook van overtuigd, dat een menigte van roomsche menschen, beevaartgangers als anderszins, het heel erg zullen apprecieeren. Al die bogen en getraceerde ramen, die roosvensters en consoles, die koepels, torentjes en pinakels, enfin, heel dat villa-Ma-Retraite-gespeel, het is precies wat er nog ontbrak aan de devotie van de postkaarten, waarop Treesje en haar papa onder een sterrenhemel de neuswijze gesprekken houden waarvan u wel vernomen heeft. Hoe herkennen wij dit, hoe voelen wij dit (foelt u máan, meneer?), hoe leven wij hierin, hoezeer zijn wij hierin kiplekker!

Dit stukje gaat niet tegen de indrukwekkende katholieke manifestatie te Lisieux. Ook niet tegen de van zooveel wereldkennis getuigende diplomatieke geste van het Vaticaan jegens Frankrijk. Het gaat maar over een nevenzaak. Men zegt dat Z.H. Em. Kardinaal Pacelli een hoogst intelligent man is. Wát heeft hij gedacht, toen hij die taart binnenstapte en dezelve op plechtige wijze in gebruik nam? Vond hij de taart ook te rekenen onder het licht der beschaving, dat van Frankrijk uitstraalt? Ook te rekenen onder de vele goede gaven van het latijnsche genie? Of was het misschien zijn meening, dat de paviljoens van het rooie Volksfront op de oevers van de Seine er toch een tikje aardiger uitzagen?

Hoe dit weze, wij besluiten met het volgende:

 

Een basiliek zij van suiker

Voor bezoeker en gebruiker.

Wie er anders over mocht denken

Wordt verzocht tòch een aalmoes te schenken.

E.

De geef-ze-om-hun-ooren en wat zeg-je-van-ze-mode.

Hoe de jongsten in Vlaanderen tegenwoordig proza schrijven en vlijmscherp en genadeloos zijn, met stijlmiddelen, waar Walschap ook niets aan kan doen: Mijnheer Isidoor Clerxcs is 's morgens van dat de dag aan 't krieken gaat rats het bed uit en ter been, doe het hem eens na zoo vroeg eruit te zijn, en nogal als ge vijftig bent! Zijn madam, eene die klapt van merci en s'il-vousplait, aan 't rekken van haar luie armen, zoudt ge ze niet? Kon zij niet eerder eruit zijn en eens in de keuken staan en de stoof opporren om tenminste te zorgen, dat hare mijnheer een versche tas koffie drinken zou kunnen voor hij zijnen dagelijkschen labeur aanvangt? Maar kom er eens om! Zoo'n luie madam, zoo'n slaapos. Neen hoor, ge begint niets met haar, dat zij dood valt, dendju! Niet dat zulk een gedacht in mijnheer Isidoor Clerxcs' hoofd zou opkomen. Bij lange niet, dat moogt ge gelooven. Hij heeft wel andere zorgen. Hij heeft zijn zorgen voor de goede verdiensten, daar denkt hij maar aan, den uitmelker, hij wil zijn leven maar in de wattekens zien en beveiligd en geborgen. En dan maar geen versche koffie in den morgend, goed, allée, dan doen we 't maar zonder, zoo'n platbroek, zoo'n blindekoe, die zijn madam nog aanspreekt van Catootje hier en Catootje daar tusschen twee vette smokken van zijn lippen op die luie madam haar vadsige vel, bah! Ten andere, daar wordt de vree mee bewaard en dat is een geluk, als ge nochtans daar genoegen mee neemt, nietwaar?

- Isidoorken, ik voel me vermoeid.

- Catooken, blijf dan nog wat liggen.

[pagina 413]
[p. 413]

Is me dat een antwoord aan zoo'n slaapwijf! Maar alla, ik ben er niet mee getrouwd en mijnheer Isidoor Clerxcs moet het dan zelf maar weten.

In de tram leest hij zijnen gazet, de beurs en 't nieuws van den kiesstrijd en de gemengde berichten, en ievers een werklooze, die 't zat is geworden en pardoes zijn vrouw en zijn twee kindjes den dood heeft ingejaagd, om zelf te volgen, wablief, wat de gendarmen belet hebben: ho, hier zijn we met de wet en met de orde, die hun sanctie geven aan den gummikluppel en 't gevang om u klein te krijgen, wat dacht ge wel, mijnheer de moordenaar, om er met een boontjen voor u zelf van af te zijn? Wat voelt mijnheer Isidoor Clerxcs? Zou hij nog wel iets kunnen voelen, tenzij het opwippen van zijn herte als de beurs eens niet flauw is en tenzij die kittelende natinteling op zijn lippen van den smak op dat vel van zijn Catootje? Bij die werkloozen is het altijd toet mem, dezelfde kleinmoedigheid, en geen wilskracht van de tanden eens op elkaar te klemmen, gelijk wij dat doen, zoo denkt hij met zijn wattige paphersens.

Op zijn bureel is hij het weeral vergeten. Hij heeft waarachtig wel andere besognes. Zie hem daar maar eens gebogen zitten over zijn rekening-courant en balans en grootboek. En bij den roffel der remingtons achter glazen deuren, als de tromroffel der tamboeren van een comptabele muziekmaatschappij, parelt het zweet op zijn voorhoofd. Wat raaskalt hij dan van wilskracht! Dat hij naar zijn Catootje gaat, den flauwerik, maar zij zal hem zien aankomen, neen hoor, je m'en fiche.

Als hij 's avonds thuiskomt vindt hij zijn potage pruttelen op het fornuis. Hij moet maar zien, dat hij zich bedient. Zijn madam is haar vertier aan 't zoeken in den kino bij een film van een huwelijksdrama, dat met een paar resolute en zeer verneembare schoten eindigt: comment j'ai tué ma femme.

- Isidoorken!

Daar komt zij godbetert mee thuis!

- Hè wat, lieveke?

- 't Was schoon. Eerst kusten zij elkaar. Toen schoten ze elkaar dood. Hola! Hier niet. Hier doen ze het eerste en laten ze 't laatste.

Bah!

En dan nog eenen merci voor de potage, die zijn madammeken zoo bezorgd te sudderen had gezet.

- Vond je ze heerlijk?

Of hij ze heerlijk vond? Zie en hoor zijnen smak maar eens op haar kweepeervel.

Wat zegt ge van zoo'n fratsen, zij liever dan ik, maar laat ze maar, die zeemelenkeezen, die zeveraars, dien platbroek met zijn madammeke. Enzoovoorts......

C.

[pagina 414]
[p. 414]


illustratie
(Leo Gestel)



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken