Gezellekroniek. Jaargang 10
(1974-1975)– [tijdschrift] Gezellekroniek–
[pagina 47]
| |
K. de Busschere / In memoriam Dr. Robert De ConinckGa naar voetnoot*Het plotseling overlijden van een betrekkelijk jong medelid komt nog bedroevender aan omdat - naar ons gevoel - zijn taak, ook op het vlak van de Gezellestudie, niet voltooid was. Wat hij op dit stuk heeft geleverd, munt uit door grondige voorafgaande studie en nauwgezette wetenschappelijke zorg bij de afwerking. ‘Hij heeft vroegtijdig ‘bij den Heere die ons verwacht’, zoals oud West-Vlaanderen zegt, zijn pak binnengedragen. Hij ruste in vrede. Weiniger onzer wisten dat hij een geboren en getogen Westvlaming was. Geboren te Roesbrugge-Haringe op 19 augustus 1914 (WO I was veertien dagen begonnen) volgde Robert Henri B. de Coninck middelbaar onderwijs te Torhout en aan het Sint-Leocollege te Brugge, studeerde daarna in de Germaanse Filologie aan de rijksuniversiteit te Gent tot medio 1940 (aanvang WO II). Van 1941 tot 1963 was hij werkzaam in het middelbaar onderwijs, vele jaren als leraar moedertaal, inzonderheid aan het atheneum te Koekelberg. Intussen had hij de gegevens van zijn licentiaatsverhandeling aangevuld, zodat hij, 7 juli 1951, cum laude kon promoveren tot doctor in de Wijsbegeerte en Letteren, op een proefschrift ‘Guido Gezelles taalkundige evolutie. 'n Variantenstudie over zijn taalparticularismen en purismen’. In 1961 werd hij tot hoogleraar Nederlands benoemd aan het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken (H.I.V.T.) bij de Rijkshandelshogeschool te Antwerpen. Vooral sinds 1963 gaf hij meer gespecialiseerd onderwijs in de fonetiek en de orthofonie van het Nederlands. Hieruit ontstond zijn opmerkenswaardig Groot Uitspraakwoordenboek van de Nederlandse taal (1970), dat vrij algemeen gunstig werd onthaald en thans aan zijn tweede uitgave toe is. Daarnaast was R. de Coninck hoofdmedewerker van de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, schreef een aantal artike- | |
[pagina 48]
| |
len in de Maritieme Encyclopedie (hij was sinds 1956 docent aan de Hogere Zeevaartschool te Antwerpen), zetelde als examen-commissielid in het Vast Wervingssecretariaat, en leidde vanaf 1966, in de maand september, de initiatie-cursus voor buitenlandse studenten aan het Rijksuniversitair Centrum. Wat wij met trots ‘een Westvlaams werkpaard’ noemen! Wààr hij door Gezelle ‘getekend’ werd: te Torhout, te Brugge of in Gent, is mij volkomen onduidelijk. Aan geen enkele collega heeft hij ooit dienomtrent - voor zover ik weet - één woord gerept. Zijn bovengenoemd proefschrift zal vermoedelijk zijn voornaamste Gezellestudie blijven. In welke mate zijn latere bijdragen uit dit proefschrift stammen, is voor drie onder de vier mij bekende opstellen nogal klaar. Het wetenschappelijk werk omtrent Gezelles taal leek hem beter te liggen dan de studie aangaande Gezelles gedichten. R. de Coninck werd lid van het Gezellegenootschap op 1 mei 1965. Voordien had hij in de Handelingen der Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis twee bijdragen gepubliceerd; resp. in deel VII (1953), bl. 43-100: Guido Gezelles purisme. Een bijdrage tot de Kennis van zijn taalkundige Evolutie, en in deel IX (1955), bl. 22 e.v.: G. Gezelles taalparticularisme. Helemaal in diezelfde trant handelde zijn intreerede bij het Genootschap op genoemde 1 mei 1965. Ze verscheen in Gezellekroniek 4, (1967), bl. 77-96, onder de titel Guido Gezelles taalkundige evolutie. De algemeen Zuidnederlandse periode tot circa 1855-1858. Hij had intussen medegewerkt aan het Gezellenummer van Vlaanderen, nr. 85, jrg. XV (jan.-feb. 1966), met een artikel De tweede dichtbloei van Gezelle (bl. 50-56). In de Gezellekroniek heeft hij nooit méér als die éne bijdrage geleverd. Voor de plenaire vergaderingen liet hij zich vaak verontschuldigen. Overmaat van werk zal wel de oorzaak zijn geweest. Op de jubelvergadering (20 oktober 1973) was hij glunderend-jeugdig aanwezig. Geen mens kon de nabije dood van die werkzame man vermoeden. Als geleerde heeft hij het taalvorsingswerk van Dr. van Sint-Jan voortgezet. Zijn bijdragen hebben ons een stap verder gebracht op die amper begonnen speurtocht naar Gezelles taalgeheimen, taalopvattingen, taalbehandeling. De naam De Coninck blijft in die zin aan de Gezellestudie verbonden. | |
[pagina 49]
| |
In zijn omgang was hij hoofs en vlot. Mij heeft, tot tweemaal toe, vooral zijn eerlijkheid getroffen, de menselijke zowel als de wetenschappelijke eerlijkheid. Onze betrekkingen waren te schaars en ijl om meer van zijn gaven te ervaren. In genoemde herdenking uit Linguistica Antverpiensia besluit J.v.H. als volgt: ‘Zijn vrienden, collega's en studenten zullen van hem het beeld bewaren van een eenvoudige, bescheiden en gevoelige man, die veel strenger was voor zichzelf dan voor anderen en die in de vervulling van de dagelijkse taak, opvoeding van jonge mensen en geduldig wetenschappelijk werk, de vreugde heeft gevonden die onmeetbaar is’. Hij ontsliep op zondagochtend 16 december 1973. Ik eindig met de slotzin van zijn artikel De tweede dichtbloei...: ‘Gezelle is niet eng en oppervlakkig, hij heeft de verdieping in de afgrond en de grondeloosheid van God zelf’. |
|