ste jaar ere-voorzitter. De dag van de uitvaart was twee jaar voordien een heuglijke dag geweest: om zijn grote verdiensten voor het culturele leven in Vlaanderen werd Dr. Gerard Knuvelder onderscheiden tot officier in de Kroonorde. Dat had drie maanden vroeger moeten gebeuren, maar wie zich daarom niet druk maakte, was de gehuldigde zelf. Zijn dankwoord, zo wijs en de dingen speels relativerend, besloot hij aldus: ‘Wat Gerretson in 1927 nog als eerste ochtendgloren heeft kunnen zien, zien wij als reeds stralende zon: de culturele eenheid van de Nederlanden. Hulde aan de Vlamingen, die dit na zware strijd hebben mogelijk gemaakt.’ Het was meteen een samenvatting van zijn leven en streven: de zorg om land en volk, drijfveer zowel van zijn cultuur-historisch als van zijn literair-historisch en zijn essayistisch werk. Dat de Vlamingen de helderheid en de warmte van de stralende zon toch minder duidelijk ervaren, moet ook Dr. Knuvelder geweten hebben.
Want hij voelde zich thuis in Vlaanderen. Het aloude hertogdom Brabant is nu eenmaal het voorbestemde gebied voor de bewustwording van die culturele eenheid. Wat ons, leden van het Guido-Gezellegenootschap in de betreurde Dr. Knuvelder altijd getroffen heeft, was: zijn bezieling, zijn wijsheid, zijn ruime blik, zijn vaste hand die de teugels hield, ook voor zichzelf, zijn aanvaarding, zijn onthechting en zijn levenswil. Hoezeer dat leven en dat werk altijd met elkaar vervlochten zijn geweest, valt meteen op bij het overzien van zijn vele geschriften, allemaal getuigenissen van zijn ruime visie en van zijn rijk hart. Dat leven en dat werk waren nog kort voor zijn overlijden in al hun veelzijdigheid doorgelicht, zodat het beeld van Gerard Knuvelder zal blijven, ook voor wie hem niet persoonlijk hebben gekend. Wij hebben hem in ons Genootschap mogen kennen en zullen hem dankbaar gedenken, en dat niet alleen omdat die kennismaking een verrijking is geweest voor ons eigen leven.
Het bericht waarmee het overlijden van Dr. Gerard Knuvelder werd meegedeeld, droeg als motto een psalmtekst: ‘Ons leven duurt maar zeventig jaren, of zijn wij krachtig, tachtig jaren’ (ps. 90). De Brabants-Kempische volkswijsheid, in het midden waarvan Gerard Knuvelder de meeste jaren van zijn vruchtbaar leven heeft doorgebracht en gewerkt, zegt hetzelfde, even scherp en hard als de volledige oud-testamentische tekst; ze vat het leven van een mens samen met een haast-Gezelliaans rijmpje: