Gezellekroniek. Jaargang 16
(1982)– [tijdschrift] Gezellekroniek–
[pagina 105]
| |
Julio Rexach Aragón
| |
[pagina 106]
| |
verder zijn medewerking aan de uitgave of de vertaling van boeken die enkele Spaanse bladzijden tellenGa naar voetnoot4.
Zijn hispanisme komt ook tot uiting in de gedichten, artikels en brieven die hij van lezers e.a. in Rond den Heerd opneemt. Deze stukken getuigen van dezelfde belangstelling(spunten) als die van Gezelle, wat een zekere invloed van de redacteur en de werkelijke erkenning van zijn Spaanse taal- en letterkundige kennis betekent; daarom werd hij immers meermaals geraadpleegd, o.a. door zijn eigen leerlingenGa naar voetnoot5, die hij in die richting met tijd en vlijt inwijddeGa naar voetnoot6.
Ten slotte vinden wij in zijn bibliotheekGa naar voetnoot7 51 boeken (op 1153, hetzij 4,5%) die tot de hispanistiek behoren. Daaronder zijn er 13 in het Spaans geschreven; 16 vertalingen uit het Spaans, hoofdzakelijk godsdienstige boeken uit de XVIIe eeuw); 16 werken over de Spaanse cultuur en zelfs 6 vertalingen in het Spaans! Indien hij ze alle zelf gekocht heeft, bewijst het zeer duidelijk zijn liefde voor Spanje. Degenen die hem boeken zouden geschonken hebben, wisten waarschijnlijk dat deze graag | |
[pagina 107]
| |
aanvaard zouden worden. In ieder geval bewaarde hij graag die 51 boekenGa naar voetnoot8 tot aan zijn dood. En Gezelle had niet de gewoonte boeken als versiering te gebruiken of ongelezen te laten.
Al deze betrekkingen met de Spaanse cultuur boden hem uiteraard een uitstekende gelegenheid om de taal van Cervantes te leren. Daarvoor had hij geen meester (nodig). De bescheiden autodidact beschikte echter over twee belangrijke hulpmiddelen: zijn kennis van het Latijn en vier taalkundeboeken (in zijn bibliotheek teruggevonden). A. SCHLEICHER, Les langues de l'Europe moderneGa naar voetnoot9 en F. DIEZ, Etymologisches Wörterbuch der romanischen SprachenGa naar voetnoot10 gaven hem een gedegen algemene inleiding en een vergelijkend overzicht over de Spaanse taal. Een kostbare bron van uitvoerige inlichtingen waren verder twee lijvige woordenboeken: NUEVO DICCIONARIO FRANCÉS-ES-PANOL ESPANOL-FRANCÉS. Garnier, 1858, VIII + 888 + 670 p.Ga naar voetnoot11 en M. DE SEJOURNANT, Nouveau dictionnaire espagnol-françois (deel 1), 1785, VIII + 1088 p. - françois-espagnol (deel 2), 1786, 516 p.Ga naar voetnoot12. Hij gebruikte ook: G. HE-NISCH, Thesaurus. D. Franke, 1616 (Duits woordenboek met vertalingen o.a. in het Spaans en in het Nederlands)Ga naar voetnoot13; OUDE-MANS, Bijdrage tot een middel- en oudnederlandsch Woordenboek, Arnhem, 1870-1880, 7 vol.Ga naar voetnoot14; KILIAEN, Etymologicum | |
[pagina 108]
| |
tevtonicae linguae sive Dictionarium tevtonico-Latinum. Plantinus, MDXCIXGa naar voetnoot15; H. Junius Van HOORN, Nomenclator. Plantinus, 1583Ga naar voetnoot16. Deze boeken gaven soms ook de Spaanse vertalingGa naar voetnoot17.
Dank zij dit materiaal was hij goed uitgerust om Spaanse teksten te verstaan en zelfs te vertalen. De Spaanse documenten die hij in handen heeft kunnen nemen zijn hoofdzakelijk boeken uit zijn eigen bibliotheek en brieven. De boeken zijn over drie eeuwen (XVIIe, XVIIIe en XIXe) verspreid; de behandelde onderwerpen zijn:
de godsdienst
CATECISMO DE LA DOCTRINA CRISTIANA POR LOS MISIONEROS LAZARISTAS DE LA CASA DE BUENOS-AIRES. Buenos Aires, ed. auct., 1889, 14 × 9, 144 p.
DEVOCIONARIO PARA LAS MISIONES PUBLICADO POR LA SOCIEDAD ‘PROPAGACION DE BUENOS LIBROS’. Dècima edición Con aprobación del Ordinario. Buenos Aires, Arturo Demarchi, s.d., 12,5 × 9, 95 p.
ESTRADA, Santiago - La obra de expiación. Con aprobación de la autoridad eclesiástica. Con láminas y apéndice. Buenos Aires, Pablo E. Coni, 1880, 23 × 14,5, 46 p.
FVERTES Y BIOTA, D[on] Antonio de (Natural del Reyno de Aragon, Colegial Mayor que fue de Bolonia, Questor del Magistrado Ordinario de Milan) - Historia de N. Señora del Pilar de Caragoza. Al Excelentissimo Señor Don Alonso de Cardenas, Cavallero de la Orden de Santiago, Comendador en ella, del Consejo Supremo de Guerra de Su Magestad, Embaxador Ordinario à Inglaterra. En Brusselas, En casa de Guillelmo Scheybels, 1654, 17 × 10, 160 p.
TESORO DE ESCRITORES MISTICOS ESPANOLES. Publi- | |
[pagina 109]
| |
cado bajo la dirección de Don Eugenio de Ochoa, de la Academia Española. Tomo primero. Obras escogidas de Santa Teresa de Jesús. Con su vida por Fray Diego de Yepes. Paris, Baudry, Librería Europea, 1847 (1856), 22 × 14, XVI + 538 p. (Colección de los mejores autores españoles antiguos y modernos)Ga naar voetnoot18.
de letterkunde
GUEVARA, Don Antonio de (Obispo de Mondoñedo, predicador, chronista, y del consejo del Emperador Don Carlos) - Epístolas familiares. En las quales ay cosas notables, y razonamientos muy altos y curiosos, con exposiciones de figuras, Authoridades, Medallas, Letreros, Epitaphios de sepulturas: leyes y costumbres antiguas, doctrinas y exemplos para todo estado de gente, al estilo de Marco Aurelio, porque el Author es todo vno. Primera parte. En Anveres, En casa de Ivan Mevrcio, 1633, 16 × 10, 400 p.Ga naar voetnoot19.
GUEVARA, Don Antonio de (Obispo de Mondoñedo, predicador, chronista, y del consejo del Emperador Don Carlos) - Epístolas familiares. En las quales ay cartas muy notables, razonamientos muy altos y curiosos, con exposiciones de muchas figuras y authoridades de la sagrada Escritura, al estilo de Marco Aurelio, porque el Author es el mismo. Parte segunda. En Anveres, En casa de Ivan Mevrcio, 1633, 16 × 10, 383 p.Ga naar voetnoot20.
QUEVEDO VILLEGAS, D[on] Francisco de (Cavallero de la Orden de Santiago, I Señor de la Villa de la Torre de Jvan Abad) - Enseñança entretenida y donairosa moralidad, comprendida en el Archivo ingenioso de las Obras escritas en Prosa. Contienense juntas en este tomo, las que sparcidas en differentes Libros hasta aora se han impresso. En Madrid, Diego Diaz de la Carrera, M.DC.XLVIII, 19,5 × 14,5, 394 p. | |
[pagina 110]
| |
RUBIO Y ORS, Joaquim - Lo gayter del Llobregat. Poesfas. Edició políglota. Volum primer. 1839-1841. Barcelona, Estampa de Jaume Jepús y Roviralta, 1888, 21,5 × 14,5, XXII + 414 p.Ga naar voetnoot21
RUBIO Y ORS, Joaquim - Lo gayter del Llobregat. Poesías. Ab un prólech de D. Marceli Menendez y Pelayo. Edició políglota. Volum segón. 1841-1858. Barcelona, Estampa de Jaume Jepús y Roviralta, 1889, 21,5 × 14,5, XXX + 348 p.
RUBIO Y ORS, Joaquím - Lo gayter del Llobregat. Poesfas. Ab un prólech de D. Joan Sardá. Edició políglota. Volum tercer. 1858-1889. Barcelona, Estampa de Jaume Jepús y Roviralta, 1889, 21,5 × 14,5, XX + 387 p.
RUBIO Y ORS, D[on] Joaquím/Joaquín - Gutenberg. Quadro dramátich / Cuadro dramático. Segona edició / Traducido del catalán por D[on] Federico Baráibar. Barcelona, Casa Provincial de Caritat / Caridad, 1887, 19,5 × 12, 51 p.
RUBIO Y ORS, Joaquim - Luter. Quadros histórich-dramátichs, en prosa y vers. Ab llicencia ecclesiástica. Barcelona, Jaume Jepús Roviralta, 1888, 20 × 12,5, IX + 171 p. (persoonlijk aan Guido Gezelle opgedragen)
SERRANO DE WILSON, La S[eñor]a D[oñ]a Emilia - Alfonso el Grande. Poema histórico. Dedicado a S.M. la Reina D[oñ]a Isabel Segunda. Con 12 notas histôricas. Paris, s. ed., 1860, 18,5 × 13, 145 p.
de letterkundige theorie
GALLOZO, Pantaleon - Arte-poética elemental. Paraná, ‘La Velocidad’, 1889, 23,5 × 16,5, 157 + IX p.
de wetenschap
C., D.J.B. de - Nuevo lunario perpetuo, considerablemente refundido, y aumentado con unas observaciones sobre diferentes ramos de astronomía é historia natural. Paris, Rosa, 1842, 14,5 × 8,5, 286 p. | |
[pagina 111]
| |
In zijn bibliotheek bevinden zich zelfs zes vertalingen in het Spaans (alsof hij de oorspronkelijke taal niet zo goed zou verstaan of even graag lezen!):
FLORIAN (Caballero) - Gonzalo de Córdoba ó La conquista de Granada. Pubrícala en español Don Juan López de Peñalver. Tomo I. Segunda impresión. Madrid, Administración del Real Arbitrio de Beneficencia, MDCCCIV, 14,5 × 10, 312 p.
FLORIAN (Caballero) - Gonzalo de Córdoba ó La conquista de Granada. Publícala en español Don Juan López de Peñalver. Tomo II. Segunda impresión. Madrid, Administración del Real Arbitrio de Benefecencia, MDCCCIV, 14,5 × 10, 304 p.
MONTESQUIEU, M. - Del espíritu de las leyes; escrito en francés por M. Montesquieu, de la Academia Francesa. Traducido al español por Don M.V.M., Licenciado. Tomo tercero. Madrid-Paris-Londres, Rosa, 1821, 17 × 10, 392 p.
ISLA, Josef Francisco (Padre de la Compañia de Jesus) - El héroe español, historia del emperador Teodosio el Grande, sacada de la que dió á luz en lengua Francesa el Ilustrísimo Flechier, Obispo de Nimes. Tomo primero. Dedícase al mui noble, mui leal, y mui antiguo Ayuntamiento de la Villa de Valderas. Madrid, Miguel Escribano, 1783, 15 × 10, 261 p.
ISLA, Josef Francisco (Padre de la Compañia de Jesus) - El héroe español, historia del emperador Teodosio el Grande, sacada de la que dió á luz en lengua Francesa el Ilustrísimo Flechier, Obispo de Nimes. Tomo segundo. Dedicase al Ilustrísimo Señor Don Francisco de Perea y Porras. Madrid, Miguel Escribano, 1783, 15 × 10, 288 p.
JESUS // AL CORAZON DEL SACERDOTE // SECULAR, Y REGULAR, // O // CONSIDERACIONES // ECLESIASTICAS // PARA CADA DIA DEL MES, // que pueden servir para un retiro // espiritual de diez dias, // CON LA PREPARACION, // Y ACCION DE GRACIAS // PARA EL SS. SACRIFICIO // DE LA MISA. // POR UN SACERDOTE SECULAR, // que se exercita en las santas Misiones. // Traducidas del Italiano al Español // Por un Religioso Trinitario Calzado // del Convento de Barcelona. En Valencia, Por Joseph Estevan, 1783, 14,5 × 10, 253 p. | |
[pagina 112]
| |
SAINT-JEAN III 16. Spécimens de la traduction de ce passage dans la plupart des langues et dialectes dans lesquels la Société Biblique Britannique et Etrangère a imprimé ou mis en circulation les Saintes Ecritures. [Ex libris.] ‘La Parole du Seigneur demeure éternellement.’ Londres, Gilbert et Rivington, 1878, 18,5 × 12, 48 p.
SAINT JOHN III 16, &c. IN MOST OF THE LANGUAGES AND DIALECTS IN WHICH THE BRITISH AND FOREIGN BIBLE SOCIETY HAS PRINTED OR CIRCULATED THE HOLY SCRIPTURES. [Ex libris.] ‘The Word of the Lord endureth for ever.’ Enlarged edition. London, The British and Foreign Bible Society, 1890, 18 × 12, 82 p. (alfabetisch gerangschikte vertalingen)
THOMAS DE KEMPIS - De la imitación de Christo, y menosprecio del mundo. En quatro libros, compuestos en latín por el V. Thomás de Kempis, Canonigo Reglar de San Agustin; y traducidos nuevamente en Español por el P. Juan Eusebio Nieremberg, de la Compañia de Jesus. Ván añadidos los Avisos, y Dictamenes de Espiritu, y Perfección, sacados de las Obras del mismo Padre Juan Eusebio. Con las Licencias necesarias. Madrid, Joachin Ibarra, 1767, 14 × 8, 6 + 563 p., ill.
Veel Spaanse brieven ontvangt hij niet. In Rond den HeerdGa naar voetnoot22 deelt hij de inhoud mee van een brief die hij van een ‘Spaansche Carmelijt discals’ (wie?) ontvangen heeft. Hoe wist Gezelle dat het een Spanjaard was? Aan de naam? Omdat de auteur ervan zich als dusdanig bekendgemaakt had? Het is niet uitgesloten dat die brief in het Spaans gesteld was.
Op 20 januari 1890 zendt Joaquín Rubió y Ors, Catalaans dichter (1818-1898), hem de volgende briefkaartGa naar voetnoot23: | |
[pagina 113]
| |
Barcelona, 20 de Enero de 1890.
Muy Sr. Mío y de mi mayor aprecio. Por este correo tengo el gusto de remitir a V. el tomo tercero y último de la edición polîglóta de mis versos, la cual, gracias á Dios, y á los que, como V. me han favorecido con sus versiones, ha alcanzado un éxito superior a mis esperanzas. Sírvase V. recibir lo como un recuerdo de cariñosa amistad y como un testimonio de mi más profundo agradecimiento. Me haria V. un grandísimo obsequio, si dentro de la esfera de la accion de Vd. diese V. à estudiar mi obra á sus paisanos. Sirvase V. acusarme recibo de dicho envio pa tranquilidad mia. De V. afmo. amigo y S.S. Joaquín Rubió y Ors.
Gezelle had immers Rubió y Ors' FantasiaGa naar voetnoot24 vertaald. De Nederlandse titel luidt: MijmeringeGa naar voetnoot25. Deze vertaling wordt door de Consistori dels Jochs Florals (Bestuur van de Bloemenspelen) van Barcelona bemerkt, die Gezelle (in 1893?) een uitnodigingsbrief in het Catalaans zendtGa naar voetnoot26. Andere vertalingen uit het Spaans zijn: een uittreksel uit Teresa van AvilaGa naar voetnoot27, het onderschrift van het portret van Anna a JesuGa naar voetnoot28 en enkele aanhalingen in zijn lang verhaal over Columbus: ‘Jesus cum Maria sit nobis in via’Ga naar voetnoot29.
Zijn beheersing van de Spaanse taal bewijst hij vooral in zijn tijdschrift Loquela, waar hij graag naar die taal verwijst in zijn breedvoerige vergelijkende verklaringen en beschouwingen m.b.t. zijn moedertaal. Het Spaans levert hem soms morfologische voorbeelden, soms bewijzen van zijn theorieën, bijzonder wanneer hij de eigenheid van een Zuidnederlands woord en de invloed ervan op andere talen wil staven. | |
[pagina 114]
| |
Onderstaande woordenlijst probeert een lexicografisch overzicht te geven van Gezelles taalkundige verklaringen i.v.m. het SpaansGa naar voetnoot30: | |
Gezelles Spaans lexiconAlumbrar: Verlichten. Armadillo: Schildverken. Barra(s): Bare, bariere (cf. embaraso, embarazar). Bitor: Pitoor. Blandir: Brandir (Fr.). Blandon (blandón): Brandon (Fr.). | |
[pagina 115]
| |
Caraca (carraca): Hulke (vrachtschip), krake. Caracol: Hulke (kinkhoorn). Corredor (cardo corredor): Zonderasem. Sonder-eynde, kruysdistel (Kiliaen). Cursor (cardo corredor): Corredor [z. aldaar]. Embaraso (embarazo): Embarras, impasse, netzak, buidel, puiel, puil, (pui?) (cf. barra, embarazar). Embarazar: Den weg afbaren, afboomen, afsluiten, hem impasse, impassable maken (cf. barra, embaraso). Escoria: z. escoriar. Escoriale (Het) (El Escorial): Zinderghem. Escoria [z. escoriar] heeft gediend om een dorp op zeven uren van Madrid zijnen name te geven. Escoriar: Het vel afdoen, of, zoo men van gesmolten metaalspijze spreekt, het vel afschuimen, en dien afschuim heet dan escoria. Excursor (cardo corredor): Corredor [z. aldaar]. Falter (faltar): Ontfeilteren. Fembra (hembra): Vrouwe. Flete: Frêt (Fr.). Forma: La forma para formar el quesco: kazevat (Junij Nomenclator, 1566). Gaio (gayo): Gai. Gansa, ganso, gansaro (gansarón): Gans, gens, gins. Gayo, gaya: Gaai (z. gaio). Gibraltar: Gibel-al-tarich, berg van Tarich. Om geene twee 11 op malkaar te laten loopen, heeft men de eene veranderd in r, en 't woord wat korter nemende, gibraltar daarvan gemaakt. Grulla, gruz: cf. gru(ere), grunire (Lat.); gro(nen); to groan (Engl.). Guai (¡guay!): Wee. Guano: [gewoon vermeld]. Gubia: Goeze(beetel). Hambre: Honger. Holan (holán), holanda: Fijn lijngewaad (Ned. oorsprong). Indigo: Nil (Pers.), nilak, lilaak. Junta (La): Uitsprekens la choenta. Zoente (waarschijnlijk Brugs ch = z). Vereeniging. Mascarar: Bemascheren. Mosquito: Mug. Muchacho: Uitsprake: moê-tsja-tsjô, stemzate tsja. Jongen, meis- | |
[pagina 116]
| |
keGa naar voetnoot31, infans (Willem Weydts). Muchacho de Dios = Meiske Gods. Ninjo (niño) de la piedra: Vindevogel. Nombre: Name. Nutria: Otter. Olla podrida: Allegaartje, hutsepot. Parte (De): De parte (Lat.), de par (Fr.). Pat(t)acon (patacón): [gewoon vermeld]. Pava: Pauwinne, kalkoensche hinne, ledig, lui loopend vrouwmensch. Pavana: 1 hals-, keel-, hoofd- en schouderdoek (de kalkoens dragen immers een). 2 lichte dans. Pavito real: Pauwenkieken. Pavo real: Pauw. Pavoncillo: Pauwken. Pavonearse: Pracht van kleeren of schoonheid van uitwendig ten tooge spreiden, zoo de pavones, de pauwen doen. Sembrador: Zaadverkooper [eig. zaaier]. Tapioca: [gewoon vermeld]. Pendola (péndola): Goudvederlingsken. Taronja: Oranje, in 't Catalaansch. Teresa: Van Theresia. H en i zijn weggevallen. De Vlaamse schrijvers ‘ten tijde dat wij aan Spanjen waren’ gebruikten liefst de Spaanse vorm. Tirar: Trekken. Torta: Boombeuter, broodolie. Boterham. Trassegar (trasegar) vino: Frelater (Fr.) (Nomenclator, 3o, 1583, bl. 73a). Traer: Vertieren. Valparaiso: Val para(d)iso. Dal in Chile. Altengaerde, Audengaerde, ingang van 't paradijs. Ventana: Raam. Ventanella(s) (ventanilla): Venteneelen (fenteneelen), dat is slag- of waterveisters. Waterblad (waterblâren). Vino seco: Uit gedroogde druiven gewonnen wijn. Yerva (hierba) puntera: Donderbare, scherpkruid, stekelkruid.
Het lexeem Spanje, met enkele varianten: Spanjen, Spangen, Spaaie(n)Ga naar voetnoot32, komt natuurlijk heel vaak voor in zijn redactioneel | |
[pagina 117]
| |
werk. Bij hem ontmoet U ook veel SpanjaardenGa naar voetnoot33, maar niet alle Spanjaard wordt als dusdanig aanvaard: zo is de uitdrukking ‘van de spanjaard gesneden zijn’ (in de zin van goed kunnen praten) eigenlijk een verbastering van ‘van de spanader (bindader) gesneden zijn’Ga naar voetnoot34. Naast Spanjaarden zijn er ook Spa(n)joletten. Dit zijn jonge Spaanse vrouwen of Franse broodjesGa naar voetnoot35. En wat kan allemaal Spaans zijn? Wel, een bordeel (!)Ga naar voetnoot36, brievenlakGa naar voetnoot37, houtGa naar voetnoot38, kragenGa naar voetnoot39, lederGa naar voetnoot40, een houten foltertuig: het Spaansche peerdGa naar voetnoot41, preutelkousenGa naar voetnoot42 en natuurlijk sommige vliegenGa naar voetnoot43.
Een Spaansch bordeel is immers een ‘spaansch slecht huis, het w. wordt gebezigd tot vergelijkinge met iets daar geen schik en is, daar 't al in 't midden staat. - Jan komt in, en hij ziet een deel gebezigde en ongewasschen glazen op tafel staan: “Hoe!” zegt hij, “'t is hier lijk een spaansch bordeel!”’Ga naar voetnoot44. Het spaansche houdt is de ijve, de iepenboom of uwenhout, de taxusGa naar voetnoot45. Gezelle heeft zich ook hier niet laten leiden door een blind hispanisme: in spaansch groen herkent hij maar ‘spaangroen, Fr. vert-de-gris, dat is van koperspanen gemaakt’Ga naar voetnoot46.
Gezelle heeft zich niet tevreden gesteld met Spaans te studeren, hij heeft ook aan vergelijkende taalkunde gedaan, op zijn manier. Zijn verklaringen over die taal plaatst hij bijna altijd in een ruime differentiële context. Hij weet dat het Spaans ‘één van | |
[pagina 118]
| |
de talen van de Italische tak van de Arische taalboom’Ga naar voetnoot47 is. Zo zegt hij terecht dat theriakón (triakel) o.a. oorsprong gegeven heeft aan een Spaans woord - hij vermeldt niet welk -Ga naar voetnoot48. In het Spaans bestaat inderdaad het woord triaca.
Hij beschrijft graag de door de Germanen (Goten) in Spanje (en elders) achtergelaten sporen o.a. in de taalGa naar voetnoot49. ‘De Wandalen of de West-Gothen zullen in Spanjen de Oud-Dietsche namen Fernando en Fernandez, Hernando, Hernandez, Gotisch Frithananthis sunus, d.i. Fernands zeune, achtergelaten hebben, met veel andere onzer ww., die, in de Spaansche tale gesmolten, gemakkelijk genoeg te verkennen zijn.’Ga naar voetnoot50 Zo ook Rodrigo en Roorik, Alfons(o) en AdalfonsGa naar voetnoot51.
De Nederlandse taal begiftigde eveneens het Spaans met enkele woorden. Wel zeker: holan, holanda, d.i. lijnwaadGa naar voetnoot52. Gayo (z. bovenstaande lexicon) komt van gaiGa naar voetnoot53.
Spanje verrijkte op zijn beurt het Nederlands taalgoed: parlosantenGa naar voetnoot54; fenteneelen of venteneelen, van ventanillasGa naar voetnoot55; Cordouaniers of CorduwaniersGa naar voetnoot56, van de stad Cordoba, bewerkers van het ‘wereldbekend spaansch leder’ en mochaetsen, van muchacho (z. bovenstaande lexicon), ‘slagh van veldlandsknechten, milice rurale, om de ruste te bewaren’Ga naar voetnoot57.
Gezelle bespreekt scherpzinnig de mogelijke Germaanse en Latijnse afstamming van bepaalde woorden: tranken, dat ook in het Spaans bestaat - hij vermeldt het Spaans woord niet -. Inderdaad met tranken zijn trincar, trinchar te vergelijkenGa naar voetnoot58. Zijn studie over de oorsprong van de (Spaanse?) pavana toont zijn | |
[pagina 119]
| |
kritische geest en zijn vlijt om een zo volledig mogelijk dossier ter zake op te stellenGa naar voetnoot59. Enige twijfel rijst echter op in zijn nogal onduidelijke etymologische interpretatie van de Spaanse woorden barras en embaraso waarmee hij barrica en barricade verbindtGa naar voetnoot60.
Hij heeft minder geluk met de etymologie van andere woorden zoals trotar, dat hij (Diez volgend) van tolutare laat afleiden. Zo mist hij een gouden kans om zijn eigen taal eer aan te doen, want trotar komt van het mhd. trottenGa naar voetnoot61. Eveneens loopt hij aan de hispaniteit van pagadoreGa naar voetnoot62 voorbij terwijl hij cabasGa naar voetnoot63 als ‘spanjaardsvlaamsch’ beschouwt. Cabas komt niet uit het Spaans (vnl. uit het Frans, verder het Italiaans, het Latijn), maar het is niet uitgesloten dat Gezelle die ‘rapeling’ bij vervlaamste Spanjaarden zou gehoord hebben. Ten slotte gebruikt de Spaanse taal niet het woord trop (van Nederlandse afkomst) om de graad van overmaat bij een naamwoord of een bijwoord uit te drukken, maar wel het woord demasiado (te, te veel)Ga naar voetnoot64.
Deze taalkundige verklaringen tonen alleszins Gezelles bekwaamheid op het gebied van de Spaanse taalGa naar voetnoot65. Zijn stijl is weliswaar meer opgetogen en trots dan wetenschappelijk, maar zijn nauwgezette en kritische geest aanvaardt zelden de eerste beste oplossing en brengt hem vaak tot omstandige en schitterende uiteenzettingen. Het is niet verwonderlijk dat het hispanisme vooral in langere verklaringen voorkomt; zijn hispanisme is precies zuiver omdat het maar terloops uitgedrukt wordt in zijn veelvoudige tochten doorheen zijn zo beminde en vereerde moedertaal.
De oudere spellingen en wendingen van de door hem aangehaalde Spaanse woorden tonen aan dat hij ze in woordenboeken uit de vorige eeuwen put. In totaal heeft hij een zestigtal Spaanse woorden behandeld. Loquela houdt voornamelijk verwaarloosde woorden in uit het mondelinge taalgoed van het volk; wat zou | |
[pagina 120]
| |
het dan niet opleveren als hij een gewoon woordenboek zou opgesteld hebben!
Meerdere argumenten laten dus blijken dat Gezelle op een of andere manier vertrouwd was met de Spaanse taalGa naar voetnoot66, die hij graag en met humor als referentie nam, b.v.: ‘hij [bep. pers.] en verstaat niet meer Noorsch als een oude koe Spaansch.’Ga naar voetnoot67:
1. zou hij zoveel over een land schrijven zonder ten minste (a priori of a posteriori) enkele begrippen te hebben van de taal van dat land? 2. hij vertaalt heel graag, o.a. (alhoewel niet veel) uit het Spaans 3. hij geeft deskundige uitleg over 60 Spaanse woorden en een tiental uitdrukkingen onder het lemma ‘Spaans’ 4. hij wordt geraadpleegd over de Spaanse taal- en letterkunde
Hierbij komen nog de volgende argumenten:
5. de vertaling van de Spaanse mystieke gedichten in Alcune poesie zijn niet van hem, maar wel van zijn leerlingen. Wie anders dan Gezelle heeft hun die taal geleerd? 6. zijn biechtstoel stond ook voor Spanjaarden openGa naar voetnoot68
Ah! Graag had ik met deze heilige man gecorrespondeerd. Hij die geen enkele getuigenis verwaarloosdeGa naar voetnoot69, vooral als het ging om zijn moedertaal, zou mij heel goed Spaans geleerd hebben! |
|