Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 90 (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 90
Afbeelding van De Gids. Jaargang 90Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 90

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.64 MB)

Scans (81.54 MB)

XML (3.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 90

(1926)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 441]
[p. 441]

Aanteekeningen en opmerkingen

Overvraagd.

De Ondernemersraad voor Suriname, jonger broertje van dien voor Nederlandsch-Indië (personeele unie: Treub) heeft in Juli een rekest gericht aan den Minister van Koloniën welks gewicht niet mag worden miskend.

De Raad, d.w.z. het bij Suriname geïnteresseerde groote kapitaal, ziet kans - ook door zijn relaties met het oostindisch kapitalisme - Suriname van kwijnenden lastpost opnieuw tot win-gewest, in letterlijksten zin, te maken, mits Nederland op eigen naam een leening sluite ten bate van Suriname, ofwel preciezer: ter bevordering van staatswege en op staatskosten van immigratie en kolonisatie van Javanen in Suriname, en voort mits ingrijpend gewijzigd worde in de onderwijs-, de arbeids- en de belastingwetgeving.

Het stuk is knap en eenzijdig gesteld. Haast uitsluitend beziet het Suriname's levenskwestie, die der werkkrachten, van het standpunt der groote landbouwbedrijven. Gelijk van een lichaam als de Ondernemersraad te verwachten viel en te billijken is.

Dit is zeker geen reden om er niet over te praten. Er is integendeel alle reden om er heel ernstig over te praten. Suriname kan voor zijn opbloei den ‘grooten landbouw’ onmogelijk missen. En het ware onbillijk, te verzwijgen dat het rekest hiernaast ook het belang van den ‘kleinen landbouw’ (de bevolkings-cultures, zou men zeggen in de Oost) toont te beseffen; het vraagstuk van den grooten landbouw hangt onmiddellijk met de immigratie-kwestie, dat van den kleinen met het vraagstuk der kolonisatie samen.

[pagina 442]
[p. 442]

Het rekest verdient (en verkrijgt zonder twijfel) dus de volle aandacht van Regeering, Kamers, Gouverneur en Koloniale Staten. Voorts van elkeen, die belang stelt in het geval.

Het rekest echter doet ongepast en onverstandig, de allures aantenemen van een ultimatum.

Er zijn hierbij nog andere belangen dan die van het Surinaamsche plantage-kapitaal betrokken. Dat van Suriname als geheel, dat der immigranten-en-kolonisten. Deze belangen blijven in het rekest in de schaduw. Sterk komt dit uit waar het de vraag aanroert, hoe de immigranten duurzaam als kolonisten (kleine landbouwers) te behouden. Aannemelijk lijkt de stelling der rekestranten, dat men moet trachten, dezen kleinen landbouw ‘onafhankelijk te maken van de dadelijk overvoerde binnenlandsche markt’ door ‘hem een niet te veel zorgen vereischend, liefst éénjarig, exportproduct’ te laten verbouwen. Maar welk product dit zou moeten en kunnen zijn, de ‘Raad acht zich niet bevoegd, op dergelijke vragen nader in te gaan,’ een landbouwkundige zal dit nog hebben te onderzoeken!

Met verlof der heeren rekestranten: het antwoord op deze vraag moet vaststaan eer het rekest zelf kan worden beantwoord. Het ware ongehoord zich te verbinden, op staatskosten de plantages aan arbeiders te helpen en in beginsel de begeerde veranderingen in onderwijs, arbeidswetgeving en belastingen toe te zeggen aan de plantage-houders, aleer men weet wat van hun arbeiders na ommekomst van hun contracttijd worden moet.

Toch is zulk een onverwijld bescheid de uitdrukkelijke begeerte der rekestranten: ‘Uiteraard zal over geen enkel détailpunt van de in bijgaande Nota geformuleerde wenschen en voorstellen kunnen worden beslist zonder voorafgaand overleg met het Koloniaal Bestuur. Wèl echter lijkt het onzen Raad mogelijk, dat Uwe Excellentie zich, zonder voorafgaand overleg met Suriname, principieel uitspreekt, of Zij in beginsel bereid is in den geest van deze voorstellen een geldelijk offer van Nederland te vragen. En ook lijkt het mogelijk, dat reeds zeer binnenkort aan de Staten-Generaal mededeeling wordt gedaan van de in deze nota vervatte voorstellen en

[pagina 443]
[p. 443]

van het door U.Exc. daartegenover intenemen standpunt, opdat ook de beide Kamers de gelegenheid krijgen, zich in beginsel omtrent de hoofdpunten uittespreken.’ Zoodra wij gunstig antwoord hebben van Uwe Excellentie en van de Kamers, zoo vervolgt dan substantieel het rekest, zullen wij den gewenschten ruggesteun hebben ‘om met kans van slagen de groote in Nederlandsch-Indië werkende maatschappijen te interesseeren voor het landbouwbedrijf in Suriname.’

Wat hier den Ondernemersraad voor Suriname ‘mogelijk’ lijkt moet den Minister en moet den Staten-Generaal onmogelijk voorkomen.

Het rekest is te belangrijk om niet te worden genomen in spoedige behandeling, zoo hier als ginds. Maar Suriname, om welks leven het gaat, heeft recht om meer dan pro forma gehoord te worden, en de in het rekest uitdrukkelijk onbeantwoord gelaten vraag naar de mogelijkheid van blijvende kolonisatie (op heel wat grooter schaal dan tot nu is vertoond) is er eene met het antwoord waarop het rekest staat of valt en waarop het antwoord moet komen uit de West.

Dit nieuw initiatief, van een kant welks medewerking onmisbaar is ter opbeuring van het door ramp op ramp geslagen Suriname, is verblijdend. Niet het minst omdat het een plan voorlegt, zóó concreet uitgewerkt, dat er aanstonds over te spreken valt en binnen afzienbaren tijd misschien spijkers met koppen kunnen worden geslagen.

Het zou nòg verheugender - en pas dan als eerste aanloop tot onderhandelen aanvaardbaar - zijn geweest, zoo de rekestranten zich hadden geschikt in wat ook voor hen onvermijdelijk is: met hun vragen te blijven binnen de grenzen van het redelijke.

V.B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken