Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 119 (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 119
Afbeelding van De Gids. Jaargang 119Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 119

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 119

(1956)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Nieuwe boeken

Mr Abel J. Herzberg, Kroniek der Jodenver volging. - Overdruk uit Onderdrukking en Verzet. - van Loghum Slaterus, Arnhem; J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1956.

Het werk Onderdrukking en Verzet, waarop wij hier, toen het in afleveringen verscheen, herhaaldelijk de aandacht gevestigd hebben, neemt reeds lang in tal van Nederlandse huizen een plaats in de boekenkast in. Of er ook geregeld in gelezen wordt? Het is niet waarschijnlijk: niemand voelt er zo heel veel voor, zich telkens opnieuw in de misère der oorlogsjaren te verdiepen en jongere mensen, die dien tijd niet bewust hebben meegemaakt, leggen vaak opmerkelijk weinig begeerte aan den dag, alsnog kennis te nemen van wat zich hier toen afspeelde. Men kan hier in het algemeen vrede mee hebben. Het werk behoudt immers zijn waarde als document; als het incidenteel geraadpleegd wordt om de herinnering op een concreet punt op te frissen, voldoet het reeds op bevredigende wijze aan zijn bestemming.

In het algemeen. Want er zijn uitzonderingen. Er staan stukken in, waarvan het bepaald niet goed zou zijn, als zij niet geregeld herlezen werden en daardoor de herinnering wakker hielden. Daartoe behoort het uitmuntende verslag van de Jodenvervolging waarmee Mr. Abel Herzberg het derde deel opent, een opzettelijk zoveel mogelijk zakelijk gesteld, van sensatie vrijgehouden, maar daardoor juist des te aangrijpender relaas over wat wellicht de bitterste periode uit de aan bitterheden zo rijke geschiedenis van het Joodse volk geweest is.

De uitgevers van het verzamelwerk hebben het als hun plicht gevoeld er toe bij te dragen, dat dit stuk niet vergeten zal worden. Zij hebben het daartoe apart laten herdrukken en als zelfstandige uitgave doen verschijnen. Moge het in nog ruimeren kring dan tot dusver lezers vinden.

E.J.D.

W.Ph. Pos, Dramaturgische Verkenningen. - Wereldbibliotheek N.V., 1956.

De schrijver van dit werk dat als nr. 84 in de Afdeling Wetenschappelijke Boekerij van de Wereldboog verscheen, is niet alleen directeur van de Academie voor dramatische kunst, De Toneelschool, maar ook privaat-docent in de dramaturgie aan de Universiteit van Amsterdam. De lessen voor de leerlingen van De Toneelschool vormden dikwijls ook de stof voor de colleges aan de Universiteit. Hier vindt de lezer twee zeker-

[pagina 71]
[p. 71]

heden dat de inhoud van dit boek doorwerkt, overwogen en in elk opzicht verantwoord is.

In zijn voorwoord deelt de schrijver mede dat hij zich in verschillende opzichten heeft georiënteerd op zijn leermeester, Balthazar Verhagen, van wie hij enige van de meest sprekende voorbeelden heeft opgenomen, en aan wiens nagedachtenis hij zijn verkenningen heeft opgedragen.

In verschillende hoofdstukken behandelt de auteur het wezen van de dramatische kunst, het wezen van de toneelschrijver, de techniek van de toneelschrijver en de dramatische tekst.

Als een bij uitstek didactische gids voert Pos de lezer naar het juiste begrip van verschillende vormen van kunst, litteraire en beeldende, de poëzie, de roman, de schilderen beeldhouwkunst, de fotografie en de film (daarbij aanstippend dat deze laatste niet door ieder als kunst op hetzelfde niveau als de andere worden aanvaard), om dan te komen tot het verschil tussen de genoemde vormen van kunst en de dramatische. De laatste beeldt de menselijke geaardheid uit door middel van handeling. Hij maakt het onderscheid tussen actie en handeling duidelijk.

De wijze waarop dit gebeurt verraadt het feit, dat Pos enige jaren leraar in het Nederlands is geweest, want de voorbeelden die hij kiest bewijzen niet slechts zijn taalgevoeligheid, maar ook zijn gefundeerde kennis der litteratuur. Hij neemt de regen als voorbeeld, citeert Verlaine's ‘Il pleure dans mon coeur/comme il pleut sur la ville’, van Schagen's prozagedicht over de regen, vervolgens de regen, episch beschouwd in ‘De Hengelaar’ van van Looy en tenslotte de regen als meespelend element in het toneelstuk Regen naar een novelle van Somerset Maugham. In het centrum van het natuurverschijnsel staat de mens. Regen (of onweer of storm) wordt slechts ‘dramatisch’ in zoverre er een relatie met de mens ontstaat wiens conflictsituatie erdoor gevormd wordt. (Op Hoop van Zegen, King Lear).

Met dit eenvoudige voorbeeld maakt Pos de kern van het dramatische gebeuren voelbaar. Zo benadert hij ook het wezen van de toneelschrijver, waarbij hij de opvattingen van George Pierce Baker, die cursussen leidde in de techniek van de toneelschrijfkunst aan de Harvard University, als van eminente betekenis ziet op Bakers' leerlingen, o.a. op Eugene O'Neill. Pos verwijst ook naar Vestdijk's ‘Glanzende Kiemcel’, waarin beschouwingen over wezen en techniek van het drama staan die van het grootste belang zijn.

Zeer instructief is hetgeen Pos in dit verband duidelijk maakt over het ‘dramatisch zien’, naar aanleiding van een fabel in proza en in toneelvorm, geïnspireerd op een motto, dat aan Gorter's Mei was ontleend: ‘... de mijmering over een ding is teerder dan het ding.’

Ook de voorbeelden van ‘innerlijke techniek’ uit Ibsen's Spoken en Arthur Miller's Vuurproef geven de lezer inzicht in de diepgaande problematiek van het schrijven voor toneel.

In het moderne drama zijn de functies protagonist, antagonist en tritagonist dikwijls niet scherp omlijnd en blijkt een klassieke orthodoxe indeling onmogelijk te handhaven. Pos toont dit helder aan door het voorbeeld van Shaw's Candida, waarin beide mannen zowel protagonist als antagonist zijn in de wijze waarop zij elkaar doen lijden.

Herhaaldelijk merkt Pos in zijn beschouwingen op, dat iedere schematisering van artistieke uitingsvormen, i.c. die van de dramatische conflictmogelijkheden, niet slechts

[pagina 72]
[p. 72]

ontoereikend maar tevens in beginsel verwerpelijk is. Geen levend organisme laat zich in een dode schematisering onderbrengen.

Het is goed, dit steeds voor ogen te houden, want bij het analyseren van diverse dramatische gegevens is een betrekkelijke schematisering onvermijdelijk. Dat Pos echter geenszins een schoolmeester is in zijn zorgvuldig opgebouwde heldere uiteenzettingen bewijst elke bladzijde van dit met echte liefde en met grote kundigheid geschreven werk, dat men niet alleen in handen wenst te zien van hen, die dramaturgie studeren, maar bovenal ook onder de aandacht zou willen brengen van allen, die, op welke wijze ook, affiniteit hebben tot de dramatische kunst.

E.v.L.

Dr J.H.F. Umbgrove, Ons land 70 millioen jaar geleden. Levensschetsen uit de Krijtperiode. - Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage. 168 blz. met 94 afbeeldingen. f 8.90.

Deze postume publikatie van Prof. Umbgrove - die aan menigen lezer o.m. bekend zal zijn door zijn geologische werken The Pulse of the Earth en Symphony of the Earth en door het geschrift De Beeldenstorm der Wetenschap, dat over moderne natuurwetenschap in het algemeen handelde - is een boek over palaeobiologie, dat hij tussen 1952 en 1954 schreef op een ziekbed dat zijn sterfbed is geworden. Het doet een poging tot reconstructie van levensgemeenschappen uit het eind van het mesozoïcum, de z.g. Boven Senoontijd, waarin het Maastrichter tufkrijt werd afgezet.

Hoewel eerst vlak voor het levenseinde te boek gesteld, bevat het de vruchten van een studie die reeds dateert uit de schooljaren van den schrijver, toen hij al zijn vrije middagen in de ontsluitingen bij Maastricht en Valkenburg rondzwierf en fossielen verzamelde. Het is geen systematisch werk, maar een levendige causerie over een onderwerp dat hem na aan het hart lag en waarmee hij zich zijn gehele leven is blijven bezighouden. Hoewel in alle details slechts voor vakgenoten begrijpelijk, bevat het zoveel dat voor den algemenen lezer belangwekkend is, dat een aankondiging op deze plaats ten volle gerechtvaardigd is. Geen aandachtige lezer zal zich kunnen onttrekken aan de bekoring die van het ongedwongen, levendige, van intense verdieping in het onderwerp getuigende verhaal uitgaat.

Het boekje is typografisch uitmuntend verzorgd en wordt verlucht door talrijke interessante afbeeldingen.

Fred Hoyle, Planeten, Sterren, Melkwegen. Vertaling van Frontiers of Astronomy, door Dr. H. Groot. - Heinemann Nederland, 's-Gravenhage. 335 blz., 59 platen en 67 figuren.

Dit boek vertoont al de tegenstrijdige eigenschappen die aan het genre van de voor een ruimeren lezerskring bestemde wetenschappelijke literatuur eigen zijn. Het overtuigt van de volstrekte noodzaak van een niet op de behoeften van vakgenoten ingestelde uiteenzetting van de actuele situatie in de te behandelen wetenschap: hoe zouden

[pagina 73]
[p. 73]

haar resultaten anders ooit in het algemene cultuurbewustzijn doordringen? Maar het openbaart tevens de bedenkelijke kanten die zulk een uiteenzetting onvermijdelijk bezit: zij kan nooit tot werkelijk weten (dat een scire per causas moet zijn) voeren, omdat, juist waar het er het meest op aankomt, bewijzen door mededelen vervangen wordt en men dus het wezenlijkste op gezag moet aanvaarden. Het vervult met bewondering voor het talent van den auteur, die de moeilijkste problemen der hedendaagse astronomie zo weet te behandelen, dat de wel belangstellende, maar niet specifiek astronomisch geschoolde lezer toch een duidelijken indruk krijgt van waar het tegenwoordig om gaat. Maar het wekt tevens verbazing op over de mate waarin hij soms het intellectuele peil van dien lezer onderschat (zoals waar hij hem plotseling gaat uitleggen, dat een graad het negentigste deel van een rechten hoek is of waar hij (wat voortdurend geschiedt) hem tracht te epateren door alle nullen van een macht van tien uit te schrijven). Het imponeert door den ontzaglijken intellectuelen arbeid der astronomen, waarover het bericht en door de alle menselijke fantasie te boven gaande resultaten waarvan het verslag doet. Maar door in een betrekkelijk klein bestek een grote verscheidenheid van problemen te behandelen, werkt het ook weer emotioneel afstompend. Men leest en verbaast zich, maar men komt aan een dieper beleven niet toe, ook alweer omdat men toch niet wezenlijk in het betoog kan delen.

Ten aanzien van de vraag of zulke boeken, behalve onmisbaar, ook geestelijk vormend mogen heten, blijft men dus twijfelen.

Dit neemt niet weg, dat kennismaking met warmte aangeraden kan worden. Men kan er veel profijt van trekken, veel er uit leren over de hedendaagse astronomische opvattingen en veel ook over de werkwijze der natuurwetenschap. Natuurlijk moet men nooit uit het oog verliezen, dat deze, zoals iedere wetenschap, in de gebieden waar zij aan de grens van de gewaarborgde kennis komt, een zeer ruime plaats aan de gissing moet inruimen en men moet dus ook vooral niet alles wat er in staat voor een definitieve uitspraak van de wetenschap houden. Het boek draagt er zelf overigens in hoge mate toe bij, de zo gewenste stemming van skepsis en kritiek bij de lezer op te wekken en in stand te houden, doordat het herhaaldelijk denkbeelden die nog voor betrekkelijk korten tijd algemeen aanvaard werden, als onjuist verwerpt.

Over de waarde van de door Dr. Groot verzorgde vertaling kunnen wij bij gemis aan den oorspronkelijken tekst niet oordelen. Over het algemeen is zij aangenaam leesbaar. Hinderlijk is het gebruik van de uitdrukking ‘zoveel maal groter dan’ inplaats van ‘zoveel maal zo groot als’, welke laatste overigens ook wel voorkomt.

E.J.D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Kroniek der jodenvervolging

  • over Dramaturgische verkenningen


auteurs

  • E.J. Dijksterhuis

  • Emmy van Lokhorst

  • over J.H.F. Umbgrove

  • over H. Groot