Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 159 (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 159
Afbeelding van De Gids. Jaargang 159Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 159

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 159

(1996)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]

Gerard Manley Hopkins
Dagboek (fragmenten)

22 Aug. [1866]

- Helder. Wandelde naar Finchley en boog af bij een laan die naar een veld liep, waar ik een appelboom schetste. Hun takken tegen de lucht zijn sierlijk gekromd en de bladeren die zich daar omheen buigen omzomen hen, zo lijkt het, met een rij schalen. Op ongeveer dezelfde manier zag ik enkele lange, jonge slanke olmen die dun begroeid waren en waarvan de bladeren het licht als opeenvolgende wenkbrauwen omsloten. Vanaf het punt waar ik schetste - onder een eik, voorbij een beek, te bereiken via de hiervoor genoemde laan tussen een park en een mooi veld - had je een alleraardigst uitzicht, het veld, van daaruit aan de rechterkant van de laan, en gladgeschoren en gelijkmatig rond als een heldergroen schild, eindigde in de buurt van de grote weg bij een rij viool-kruinige of flesvormige olmen - niet alleen rond, maar hoekig - van een grote pracht - dicht bebladerd, rijke donkere kleur, de ribben en boogvulling uit hout met loof versierd tussen boom en boom. Maar wat me het meeste trof was een tweetal essen toen ik weer in de laan liep. De verste was het fijnst - een bolvormige gelijkzijdige kruin met aan de rechterkant één naar buiten schietende arm; die dichterbij was meer naakt en hoornig. Door een paar passen te doen kon je de verste achter de voorste laten schuiven of de stammen laten samenvallen, ofwel volledig dekkend, voor zover verschillende omtrekken elkaar precies willen dekken, of met een kier aan beide zijden, of nog weer anders door aan beide kanten een dikkere stam te maken dan elk voor zich alleen zou zijn. Dit was wat zo mooi was - de dubbele boom een imposante zuil of sokkel te geven, die werd gekroond door de hoorns van de es die het dichtstbij stond en aan de rechterkant gevormd werd door de boezem van de achterste boom met zijn daaruit springende tak. De omtrek van de dubbele stam was prachtig, naar welk van beide zijden men de achterste boom ook verschoof - in één (niet, denk ik, in beide) zuilachtig en smaller wordend naar de grond toe.

[pagina 3]
[p. 3]

23 Dec. [1869].

- Gisterenmorgen droomde ik dat ik samen met Georges Simcox was en overwoog hoe ik op tijd weg kon komen om de klokken te luiden die ik als portier moest luiden (ik werd portier op de 12de van de maand, geloof ik, en had deze taak voor iets meer dan twee maanden). Ik wist dat ik droomde en bedacht dit vreemde dilemma in mijn droom: of ik ben niet werkelijk met Simcox en dan geeft het niet wat ik doe, of, als ik het wel ben, zal het ontwaken me wegvoeren zonder dat ik iets hoef te doen - en hiermee was ik tevreden.



illustratie
Gerard Manley Hopkins, door H.E. Wooldridge, gebaseerd op een foto uit 1880


[pagina 4]
[p. 4]

Op een andere dag, 's avonds na de litanieën, toen pater Rector de aandachtspunten voor de meditatie gaf, sloot ik, moe als ik was, mijn ogen en begon te dromen terwijl ik hem bleef horen. De droombeelden leken op te stijgen en de beelden te bedekken die behoorden bij wat hij zei en ik zag een van de apostelen - hij sprak over de apostelen - alsof die werd samengeperst door een stuk hout van ongeveer een halve yard lang en een paar inches breed, zoals een lange kist waarvan de beide lange zijkanten waren afgesneden. Zelfs op dat moment kon ik niet begrijpen waarom dat stuk hout de apostel zo inklemde. Nu had ik dit stuk hout vaak gezien in een schuurtje en omdat ik die week ‘A Secretis’Ga naar eind1. was, had ik het meer gezien dan anders en had me die dag afgevraagd wat het was: in werkelijkheid wordt het gebruikt om een hoop sintels tegen de muur te klemmen, die een aarden pijp die daar uit de muur komt en er weer in gaat en een uitsteeksel vormt, tegen de vorst moeten beschermen. Het zijn precies de dingen die dode impressies doen ontstaan, die het denken, ofwel omdat je ze niet goed kunt onderscheiden of omdat je ze hebt waargenomen dwars door gedachten die je meer in beslag namen heen, niet heeft geïdentificeerd en niet tot beelding heeft gebracht, en die zich nadien op deze wijze aan je opdringen. - Het schijnt waar wat Ed. Bond zei: dat je je dromen kunt herleiden tot het een of ander uit je wakkere leven, vooral als het gaat om dingen van kort geleden - hoewel ik dat niet in algemene zin zou willen beweren. Maar de verbinding kan grillig zijn, bijna als een woordspeling: ik herinner me in één geval een werkelijke woordspeling ontdekt te hebben, maar welke dat was ben ik vergeten.

De droombeelden lijken ook weinig of geen uitsteeksels te hebben, plat te zijn als schilderijen, en vaak lijkt men ze heel dicht voor zijn ogen te houden - ik bedoel, zelfs tijdens het dromen. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het verschil dat je nog steeds voelt tussen beelden die door het normale gezichtsvermogen tot stand komen en degene die je ziet als deze zich ‘tussen onze oogleden en onze ogen’ bevinden - hoewel dat niet alles is, want we zien ook de kleuren, de soepachtige stofjes en figuren, en in ieder geval de positieve duisternis, die ontstaan door het gewone gezichtsvermogen bij gesloten oogleden - maar deze beelden worden op dat donkere veld gebracht, zo stel ik me voor, door een omgekeerde actie van de oogzenuwen (hetzelfde zal het geval zijn bij geluiden, tactiele ervaringen enz. in dromen) - of door andere zenuwen, maar het lijkt redelijk om te veronderstellen dat visuele indrukken tot het kijkorgaan behoren - en eenmaal daar vastgelegd worden ze door de geest net zo opgeslagen als andere beelden: alleen kan men ze niet bewust in

[pagina 5]
[p. 5]

waaktoestand oproepen, want alleen al de inspanning en aandacht zouden destructief voor hen zijn, omdat het oog in zijn gezonde waaktoestand alleen de van buiten komende indrukken herkent, dat wil zeggen: ofwel die welke van buiten het lichaam komen of die welke door het lichaam zelf te voorschijn worden geroepen op het donkere veld van de oogleden. Desalniettemin heb ik op bepaalde momenten de beelden die van binnen komen daar wel net zo zien liggen als de andere: als ik me niet vergis zijn ze wat groffer en eenvoudiger en vergelijkbaar met zoiets als de spectra die ontstaan uit blinkende dingen waar je strak naar kijkt. Ik ben daarom geneigd te geloven wat Chandler aan E.B. vertelde, dat als hij wakker was hij de beelden van zijn droom kon zien op de muur van zijn kamer, wat nog een stap verder is dan ze zien op het veld van de oogleden.

Het is in werkelijkheid niet moeilijker voor het denken om kennis te hebben van wat het oog ziet en ook van de daarbij behorende beelden van onze gedachten, zonder ze ooit of zonder ze bijna ooit te verwarren, dan het voor het denken moeilijk is om de beelden te vermenigvuldigen die door beide ogen tot één beeld worden samengevoegd, zonder ze ooit of zonder ze bijna ooit van elkaar te scheiden (23 maart '70).

[1871]

Wat je strak aankijkt lijkt jou strak aan te kijken, vandaar de ware en de valse instress van de natuur. Op een dag vroeg in maart, toen lange slierten boven Kemble End oprezen, leek een grote lusvormige vlok, geen sliert maar behorend tot het snoer, te langzaam bewegend om waar te nemen, het zenit te beschutten en op te vullen met een wit landschap van wolken. Ik keek er lang naar omhoog tot de steile hoogte en de schoonheid van de beelding - regelmatig gekrulde knopen ontspringend, als ik me niet vergis, aan fijne stelen, als loofwerk uit hout of steen - mij volkomen in hun ban hielden. Het veranderde prachtige veranderingen, groeide meer tot ribben en één stuk van de wolkenloop tot vertakkingen als bij koraal. Tenzij je de geest af en toe verfrist, kun je niet altijd geloven of je niet altijd herinneren hoe diep de ditheid in de dingen is.

Eind maart en begin april [1871].

- Dit is de tijd ditheid te bestuderen in het spruiten der bomen, want de zwellende knoppen brengen hen tot een hoogtepunt dat met het oog anders niet valt waar te nemen - want uit het vele veel meer, uit het weinige niet veel, uit niets niets: in ieder geval is in deze takjes een nieuwe wereld van ditheid. De mannelijke essen zijn slordig bezet met bloemkroonknoppen die bosjesgewijs aan het eind van de takken groeien. De staf van

[pagina 6]
[p. 6]

elk van deze takken is dicht met knopen bezet op plaatsen waar knoppen zijn of waren, zodat hij lijkt op een vinger die omwikkeld is geweest met een koord waarvan de sporen zijn achtergebleven. De knoppen staan in paren, één aan elke kant, en alterneren, bij kruisingen met de knoppen boven en de knoppen beneden, de knop zelf natuurlijk is een korte rookzwarte puntige spijkerkop of een snavel die is samengevoegd uit vier deksels of tangen. Daaronder, als de holte onder het oog of het stukje tussen knokkel en nagelwortel in, is een halvemaanvormig drempeltje, alsof ooit van het hout afgesplinterd, en dit geeft aan de twijg het kegachtige van zijn omtrek. Als de knop openspringt toont hij eerst een massa fruitige, purperachtige helmknoppen die er ongeveer uitzien als onrijpe vlierbessen, maar deze dringen op naar rijkvertakte, vaalgeel en bruin gekleurde boomstukken, verspreiden enorme ladingen stuifmeel, en trekken het bosje als geheel uit elkaar tot puntige keggen - meestal vier, geloof ik, twee grotere en twee kleinere.

De struiken in de bossen en de hagen zijn overspannen en omvlochten door de houtige snoeren van de kamperfoelie: sommige van de bladknoppen die deze draagt zijn paars, sommige diep groen. Maar het jonge groen van de doornstruiken is vrolijk en helder en glad, als uit ivoor gesneden. - Een inham of uitholling van Hodder Wood is volledig omkruld door heldergroene knoflook

De esdoorns zijn veruit de vroegste bomen die uitkomen: sommige zijn al enige dagen lang volledig uitgekomen (15 april). Het gedrag van de zich openende groepjes is erg mooi en als ze volledig open zijn, zijn niet de afzonderlijke bladeren, maar is het hele bosje sterk rond als de buik van een trommel of klok

De halfgeopende bladeren van de klaverzuring, het centrum of de oorsprong van de blaadjes het verst omhoog staand en de blaadjes terugvallend als oren met recht gekerfde openingen daartussen, zien eruit als een soort groene, scherp gesneden belettering

De witte viooltjes zijn breder en geuren; de blauwe, geurloos en fijner van aanzien, zijn meer gedraaid en de bladeren krullen op een vleugelachtige manier om

Doe een paar sleutelbloemen in een glas en de instress van - de schittering, een soort sterrenfonkeling: ik vind het juiste woord niet - die een zo eenvoudige bloem heeft, is opmerkelijk. Het wordt, denk ik, veroorzaakt door de suggestie van een sterke zwelling die uit het diepere gele midden voortkomt ‘De jonge lammetjes springen alsof de trommels klinken.’Ga naar eind2. Ze dartelen en dartelen: het is alsof het de aarde was die ze omhoog gooide, en niet zijzelf. Het is het toppunt van sierlijke behendigheid als we dat denken.

[pagina 7]
[p. 7]

[1871]

Vandaag en op 11 mei de grasklokjes in het kleine bosje tussen het college en de grote weg en in een van de ravijnen van Hurst Green. In het kleine bosje / tegenover het licht / stonden ze op zwartige plekken verspreid als de vlekken op een slang. De kopjes zijn dan als riempjes en van een plechtig scharlaken en druifkleurig. Maar in het ravijn / door het licht / spoelden ze als hemelkleurige watervallen de steile hellingen en dalen van het landschap met aderblauw, zich in looppas verdichtend, zichzelf overeind zettend en het jonge gras en de adelaarsvaren omhoog gekamd, maar de varen doorkruiste al dit verticale met lichte horizontale vleugelslagen. Het was een prachtig gezicht. -

De grasklokjes in je hand verbijsteren je met hun ditheid, die aan alle zinnen apelleert: als je je vingers door hen heen haalt gaan ze platliggen en worstelen / met schokkende natte kopjes; de lange stengels wrijven en klikken en leggen zich als een waaier over elkaar heen zoals je vingers zelf zouden doen wanneer je de handpalmen stevig tegen elkaar zou wrijven, waarbij je een droog schurend of krakend geluid maakt als van een hek waar je tegenaan leunt; dan is er de vage honinggeur en in de mond de zoete afscheiding als je op ze bijt. Maar dit is makkelijk, het is het oog dat ze verbijsteren. Ze geven je het idee van panfluiten of van het een of andere blaasinstrument met kleppen - een trombone misschien. De overhangende halzen - want al groeiend zijn ze weinig meer dan een staf met een eenvoudige kromming, maar in water, waar ze stijf worden, krommen ze zich sterker, bij de kop als een herdersstaf of, als ze over het geheel genomen meer gegolfd zijn, als de golven door een zweep die je laat knallen - met deze overhangende halzen en met de kroezende, geplooide klokken die het meest naar één kant vallen en de glans die ze hebben dicht bij de stengel, hebben ze het voorkomen van paarden in een schaakspel. Dan moet men ook letten op de knop of ‘knoop’ of spruiten, sommige gesloten, sommige wijd open, die de potloodpunt van de hele halm vormen: de ditheid van de bloem, ragfijn uitgevoerd in de afwijking van de assen, elke steeds schuiner ten opzichte van de andere, loopt uit in deze samengegroepte knoppen die voor het grootste deel niet recht overeind staan maar naar het einde toe oprijzen als een tong, en dit en hun spits toelopen en het beetje afvlakking dat ze hebben, maakt dat ze eruitzien als slangenkoppen

13 juni [1871].

- Een prachtig voorbeeld van afbuigende, glijdende ditheid, dat is / op elkaar volgende afbuigingen van één ditheid, kun je zien in het gedrag van de zwaardlelie van gesloten knop tot volle

[pagina 8]
[p. 8]

bloei: elk stadium dat je kunt onderscheiden is prachtig in zichzelf en als het hele ‘gedrag’ verzameld zou worden en op die manier gepresenteerd, zou het natuurlijk een schoonheid van des te hogere graad hebben

12 december [1872].

- Een vakantiedag. Strenge vorst, heldere zon, een lucht van blauw ‘water’. Op de rotsen met Mr. Lucas. Parlick Pike en die rotskam rood van varens en avondlicht. De grond dun bedekt met strakke verfladderde vegen brosse korrelige sneeuw. Groen-witte toefjes lang gebleekt gras, als hoofden met haar of de kruinen van haar, elk een kronkeling van slanke bochten, het ene toefje in het andere overgaand - hoewel, die had ik op iedere dag waar kunnen nemen. Ik zag de ditheid echter helder, alsof mijn oog nog groeide, maar in gezelschap zijn oog en oor voor het grootste gedeelte gesloten en de instress blijft uit.

24 februari [1873].

- In de sneeuw afgevlakte heuveltjes en bermen met golvende randen, richel na richel, in de lijnen veel lijkend op nerven in hout en in de hoogteverschillen op reliëfkaarten. Deze maakt de wind denk ik en natuurlijk bergjes, die in feite sneeuwgolven zijn. De steile achterkant van deze bergjes wordt soms onderbroken door schuine sleuven of kanalen. Ik denk dat dit gebeurt wanneer de wind, na eerst zo'n bergje gevormd te hebben, is veranderd en golven in het lichaam van de oorspronkelijke golf heeft gevormd. De hele wereld is vol ditheid, en toeval dat zich vrij kan manifesteren verandert vanzelf in orde en doel: uit mijn raam kijkend ontdekte ik dat in de willekeurige kluiten en afgebrokkelde sneeuwhopen die door het vegen van een bezem gemaakt waren. Hetzelfde gold voor het pad omgeploegd door voetstappen in de enkeldiepe sneeuw over de velden die naar Hodder Wood leidden, en waar we doorheen liepen om de rivier te zien. De zon was helder, de afgebroken braamstruiken en alle takken en de glooiingen met wit gekalkt en overladen, de beek in de diepte baande zich een weg door afwisselend druppels en bellen onder een schaal van ijs.

In maart was er veel sneeuw

 

vertaling: Marc Reugebrink

eind1.
A Secretis zijn betekende in Manresa House in Londen, waar Hopkins in 1869 verbleef als novice, dat men verantwoordelijk was voor het schoonmaken van de toiletten (vgl. The Oxford Authors. Gerard Manley Hopkins. Ed. by Catherine Phillips. O.U.P. Oxford/New York 1986, notes, p. 390).

eind2.
‘The young lambs bound As to the tabour's sound.’ - dichtregel uit ‘Ode: Intimations of Immortality’ van Wordsworth (vgl. Phillips, p. 390).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • G.M. Hopkins

  • beeld van G.M. Hopkins


vertalers

  • Marc Reugebrink


datums

  • 22 augustus 1866

  • 23 december 1869

  • 1871

  • mei 1871

  • 13 juni 1871

  • 12 december 1872

  • 24 februari 1873