Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 1 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.02 MB)

Scans (43.99 MB)

ebook (17.35 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 1

(1902)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Winckel-kout

⛤ ‘De drukkerij Vrede wordt tegen April van Den Haag naar Blaricum verplaatst.’

Dit bericht heeft men onlangs in verschillende couranten kunnen lezen. Waarschijnlijk, dat de bezoekers van den Gulden Winekel, wien de ‘drukkerij Vrede’ òf niet, òf slechts bij naam bekend is, hier gaarne iets van deze instelling hooren willen van onzen medewerker, den heer Felix Ortt, die het halfmaandelijksch blad Vrede, orgaan van de Internationale broederschap redigeert.

Toen in 't najaar van 1897 ettelijken in den lande aan de door lezen, spreken, overdenken en begrijpen gaandeweg in hen geveste christen-anarchistische gevoelens openlijk uiting wilden geven, stichtten zij Vrede, een blad gewijd aan de praktijk der liefde. En doordat de stichters het wenschelijk vonden, hun blad zelf te drukken, werd hiertoe besloten, m.a.w. kreeg de drukkerij Vrede vorm en bestaan.

Zetter, drukker en uitgever van het blad was aanvanklijk J.K. van der Veer. Het werk breidde zich spoedig uit; achtereenvolgend verschenen er geschriftjes van Tolstoj en van Nederlandsche geestverwanten; doch vooral nadat Van der Veer zich aan de beweging onttrokken en een groep christen-anarchisten de taak overgenomen had, kwam er meer arbeid voor de Drukkerij. Behalve de verschillende brochures vanwege de Internationale broederschap zijn uitgegeven: ‘Opstanding’ (3 dln.) van Tolstoj, ‘De ziel van een volk’ door Fielding, ‘In eigen sfeer’ een oorspronkelijke roman van Johanna van de Heide en ‘Mijn Jezus’ een preekenbundel door dr. L.A. Bahler; voorts een paar goede kinderboeken; en eindelijk het ‘Arbeiders-weekblad’.

De Drukkerij is ingesteld en werkt volgens het communistisch beginsel, welk beginsel omvat: het noodige bedrijfskapitaal wordt door geestverwanten renteloos verstrekt; er is geen patroon en geen eigenaar van de zaak, maar de geestverwante arbeiders zijn gezamenlijk eigenaar, allen met gelijke rechten; en deze arbeiders doen hun werk naar kracht en vermogen en ontvangen loon naar de behoefte.

‘Dit kan nooit goed gaan, want als er geen patroon is, wordt er geluierd, meer dan ooit, en toch zal ieder uit de gemeenschaplijke kas zooveel mogelijk zich bevoordeelen.’ Aldus de redeneering van wie aan de consequentie van het beginsel twijfelen, of het tegenstaan. Maar een communistische levenspraktijk is alleen dàn mogelijk, wanneer zij, die, huldigend het beginsel, ook waarachtig hiernaar handelen, d.i. hun maximum aan arbeid leveren en de behoeften tot minima beperken.

De oorzaak van het verhuizen naar Blaricum is consequentie. Het huren van een huis (zooals in Den Haag) behoort tot het rentestelsel, dat met het communistisch beginsel in strijd is. In Blaricum komt de Drukkerij op eigen grond. Zij, die daarheen trekken, zijn vast besloten met het loonensysteem te breken. Ze leven gemeenschappelijk en putten hun dagelijksche behoeften uit één kas. Zooveel mogelijk zullen zij zich onafhankelijk maken van de kapitalistische maatschappij door nauwe aansluiting bij de communistische kolonie der Internationale broederschap te Blaricum en de andere groepen (zooals ‘Walden’ te Bussum), die mede tot het anti-kapitalistisch kolonie-verband behooren.

Dit is dus de groote beteekenis van het tweeregelig couranten-berichtje: dat een groep communisten een ernstige poging doet tot het in praktijk brengen van de door haar verkondigde beginselen, - en wijl deze poging eene inrichting betreft, waar boeken gedrukt en uitgegeven worden, verdient ze wel de belangstelling der boekenvrienden. Tevens zal de Drukkerij met een toepassen harer beginselen op het uitgeversbedrijf de proef nemen. Onder de uitgevers is het nml. de gewoonte, bij aanbieding van nieuwe werken voor rekening, den boekhandel 30% rabat te verleenen, en bovendien premie-exemplaren, een en ander als vergoeding van risico en als prikkel ter bestelling van een flink aantal exemplaren. Deze premies zijn een onbillijke bevoorrechting van de grooten tegenover de kleineren in den boekhandel. Om daaraan te ontkomen heeft de drukkerij Vrede besloten, voor hare uitgaven alle premies af te schaffen en het rabat bij aanbieding voor rekening tot 35% te verhoogen.

[pagina 66]
[p. 66]

Het verkondigen van beginselen heeft eerst dàn beteekenis, wanneer daarmeê samengaat het ernstig streven naar de toepassing practisch en te rechter tijd.

 

F.O.

 

⛤ Stephen Phillips, de schrijver van het drama ‘Herod’ - vroeger tooneelspeler (in welk beroep hij graag de rol van den geest van Hamlet's vader vervulde), thans dichter en dramaturg van stijgenden naam - is een betrekkelijk nog jong man. Een zijner eerste werken ‘Christ in Hades’ (1896) verwierf de gulle lofspraak van den dichter William Watson. In the Spectator (Juli 1897) verscheen het gedicht ‘The Woman with the Dead Soul’ en in December van dat jaar een bundel ‘Poems’, die met 100 pd. st., uitgeloofd door the Academy, bekroond werd. Van 1899 dateert ‘Paolo and Francesca’, waarin men het prachtige Dante-verhaal zeer mooi behandeld vindt; het werd geschreven voor den tooneelspeler-directeur George Alexander. ‘Herod’ (1900) - in Nederland bekend door eene vertaling (‘Herodes’. Amst., Erven H.v. Munster, 1901) en de uitvoering bij Louis Bouwmeesters jubilee - is voor den acteur Beerbohm Tree geschreven. Deze vertolkt, te Londen, (Her Majesty's Theatre), óok de hoofdrol in Stephen Phillips' nieuwste tooneelwerk ‘Ulysses’, dat, 'n maand geleden, in druk verschenen is bij John Lane.

K.

 

⛤ Met betrekking tot de Bacon-Shakespearekwestie zijn dusver in Amerika ongeveer 200, in Engeland ruim 100 boeken verschenen tot bewijs, dat de dichter van heel den schat drama's en sonnetten, onder den naam van Shakespeare uitgegeven, Bacon heeft geheeten, oftewel dezelfde persoon geweest is als de wijsgeer Francis Bacon, Lord of Verulam.

Dr. Georg Brandes schrijft de beweging toe, ten eerste aan vrouwenkritiek, welke den toets der kunst niet kan doorstaan, en, ten tweede, aan amerikanisme, waarin nòch scherp verstand, nòch fijne onderscheidenskracht uitblinkt. De grondvesten der Bacon-theorie zijn deels bewijzen òf verborgen onder naam- en woordgespeel van den dichter zelven, òf, in vorm van rebus opgezet door den typograaf, deels getuigenissen van tijdgenooten. Hoe meer men in deze voorgewende mysteriën dóordringt, te waarschijnlijker - meent Brandes - wordt het auteurschap van Shakespeare. Echter gaan de Baconisten, niet minder dan de Shakespearianen, te werk volgens het beginsel, dat de wetenschap leidt tot het ontdekken van natuurwetten, het staven en versterken eener hypothese. Het verschil is, dat wetenschappelijke hypothesen alleen worden onderzocht door hen die opgeleid zijn om nauwkeurig waar te nemen en proef leveren van voorzichtig overwegen, terwijl duizenden anderen, die zulk een opleiding niet gehad hebben, tot hun eigen voldoening in theorie vaststellen, dat Bacon achter Shakespeare heeft schuil geloopen.

K.

 

⛤ Een nieuwe onderneming wordt op touw gezet door Howard Wilford Bell (London en New York), genoemd ‘The Unit Library’, welke zal bestaan uit herdrukken van klassieke werken (oud en modern) in een gelijk formaat (4½ bij 6⅝ inches) en bezorgd door William Laird Clowes en A.R. Waller. De druk zal helder zijn zonder vertoon of versiering en de prijs gebaseerd op de ‘unit’ van 25 bladzijden, plus papieren omslag, of linnen of leeren band. Een deel van 250 blz. zal, ingenaaid 30 cent, gebonden 55 of 85 cent kosten. De eerste honderd boeken die reeds zijn aangekondigd beginnen met Bunyan's ‘Pilgrim's Progress’ en eindigen met Rousseau's ‘Confessions’.

 

⛤ De schrijver van fantastische romans, H.G. Wells, heeft een nieuwen geschreven, getiteld ‘Anticipations’, waarin hij een poging doet om te voorspellen hoe 't in verloop van tijd met de wereld en de menschen zal gaan. Hij tracht de wetenschappelijke methode toe te passen op de profetie. Volgens hem heeft ‘Government by the elect’ in de laatste eeuw Ierland en Zuid-Afrika gemaakt tot twee centra van onherstelbaar kwaad; vertooningen als de onlangs in den oorlog plaats gegrepene van een ‘al te oud generaal op zijn afgeleefd paard’, de jongens aanvoerend die nooit mannen zullen zijn om doodgeschoten te worden door onzichtbare vijanden in een twist die men had kunnen vermijden; de grappige warboel dien de Engelschen trotsch hun ‘Educational system’ noemen; de nieuwe ontwikkeling der Engelsche literatuur van den onbekwamen boekverkooper tot het verwelkomen van het ‘honderd duizend’ succes, dat hij niet meer aanbevelenswaard acht dan de zeep van meneer zus of de pillen van meneer zoo: al die droevige woestenijen van beuzelachtigheid vervullen hem met wanhoop en walging. En in de toekomst ziet hij den dwerg, die door de meerderheid van zijn verstand, den Titan aan zijn wil blijft onderwerpen. Hij ziet eenwielers voortsnellen 80 mijl per uur, luchtmachines in één dag vliegend van London naar N.-York en terug; oorlog met nieuwe gruwelijke werktuigen om menschenvleesch stuk te scheuren; onderaardsche vaartuigen, volk tegen volk kampend om de wereldheerschappij. De menschen van deze toekomst zullen ervaren zijn in exacte wetenschappen en technische détails, voor

[pagina 67]
[p. 67]

letteren en kunst en wijsbegeerte zal niet de minste belangstelling zijn. De natuur zal hun een gesloten boek zijn, uitgezonderd als mechanisme, emotie zal alleen geduld worden voor zoover ze vereenigbaar is met knapheid, de waanzin der liefde ontvluchtend zullen ze allen trouwen en met gezonde berekening kinderen verwekken. Hun God zal bezield zijn met dezelfde locomotief-achtige activiteit en liefdelooze felheid als zij zelf.

K.

 

⛤ In een Engelsche kritiek op het boek van P.M. Hough ‘Dutch Life in Town and Country’ (Londen, Newnes, 3 s. 6 d.) worden de volgende aanmerkingen gemaakt: 1e. de auteur vermeldt niet l'Eglise wallonne; 2e. hij gewaagt in zijn hoofdstuk over de literatuur niet van Vondel; 3e. hij spreekt niet over trouwen met den handschoen, enz. Verder: ‘Het feit, dat bemiddelde halfbloed meisjes gedurig uit de koloniën naar Europa gezonden worden ter opvoeding op dezelfde scholen als de kinderen van zuiver Hollandsche geboorte, en in 't huwelijk treden met officieren van het Nederlandsche leger, is een trek van de huidige beschaving in Nederland, welke eene schrille tegenstelling vormt met Engelsche, in 't bizonder Engelsch-Indische denkbeelden omtrent gepastheid’.

K.

 

⛤ ‘Victorian Prose Masters’ door W.C. Brownell (Charles Scribner's Sons) bevat zeer degelijke en wel-overwogen kritische opstellen over Thackeray, Carlyle, George Eliot, Matthew Arnold, Ruskin en George Meredith. Brownell volgt in zijn wijze van beoordeelen de traditie van Sainte-Beuve en Matthew Arnold. Hij heeft niet Sainte-Beuve's scherp doordringend vermogen en evenmin de eigenaardigheden in toon en manier van Arnold, maar zijn kritiekvoering komt met die van bovengenoemde meesters overeen dat ze noch impressionistisch noch academisch is. De essay over Thackeray is met de meeste sympathie geschreven. ‘Het is volkomen waar’, zegt o.a. de auteur, ‘dat Thackeray's subjectiviteit op deze wijze de objectiviteit van zijn scheppingen onmerkbaar verhoogt. Zij worden op deze manier duidelijk naar buiten gebracht en en relief gezet. Zoodoende krijgen we het levendigste en reëelste gevoel van hen als onafhankelijke bestaansvormen; en zoodoende krijgen we Thackeray ook.’

Van de personen in George Eliot's romans heet het: ‘Zij nemen een middenplan in, kan men zeggen, tusschen de personen van Thackeray, die in den laatsten tijd wordt beschuldigd geen psychologie te bezitten, en die van Hawthorne, die, zooals James heeft getoond, nooit typen zijn. Dat is 't misschien waarom ze zoo zelden onze metgezellen zijn, onze intimi, zooals de personen van zelfs mindere romanschrijvers, schoon ik 't er voor houd dat de reden daarvan vooral hierin gelegen is dat ze meer naar 't verstand dan naar 't temperament geïndividualiseerd zijn, en dat 't meer de gevoelens, de wilsuitingen, de aandoeningen zijn dan 't intellekt van de menschen, die zoowel in romans als in 't leven hen aan ons verbinden en ons een andere dan een quasi-intellektueel belang voor hen inboezemen.’ Van Arnold zegt Schr.: ‘Zekere vaste ideëen, met elastische vastheid gehandhaafd, maar niet ontwikkeld tot een stel van procrustische grondbeginselen, vormden zijn credo, en zijn kritiek bestond in de toepassing van deze als een toetssteen en maat van hoedanigheid en waarde.’

K.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken