Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 1 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.02 MB)

Scans (43.99 MB)

ebook (17.35 MB)

XML (1.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 1

(1902)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]


illustratie

Vlinders

Van de Passie-looze Lelie. Verzen door Frederik van Eeden, waarbij zijn opgenomen de ‘Enkele Verzen’. - Amsterdam, W. Versluys, 1901

IN het Passionael van Jacobus de Voragine komt onder den datum van 25 Maart - Maria Boodschap - eene Maria-legende voor, die ik hier wil navertellen, omdat zij in nauw verband staat met den geest, die den dichter van de Passie-looze Lelie bezielde, toen hij het Lied in hebreeuwschen dicht-vorm schreef, waarnaar zijn verzenbundel is genoemd.

Een rijk krijgsman van edele afkomst - zoo vertelt ons de geleerde Dominicaan uit de 13e eeuw - had de wereld verlaten en was in de orde der Cisterciënsers getreden. Maar hij was zoo ongeletterd, dat de Monniken beschaamd waren over zijn onwetendheid en een' leermeester de taak opdroegen hem te onderrichten. Alevel: hoeveel lessen hij ook kreeg, niets kon hij leeren dan deze twee woorden: Ave Maria, die hij maar den ganschen dag herhaalde. Toen hij stierf en men hem bij de andere broeders ter ruste leî, ontlook er op zijn graf een prachtlelie, die op elk harer bladeren in gouden letters dit inschrift droeg: Ave Maria. De broeders, die over zulk een wonder versteld stonden, verwijderden de aarde van het graf en ontdekten dat de lelie in den mond van den doode haren wortel had. En van stonde aan begrepen zij de vroomheid waarmeê hij die twee woorden had uitgesproken.’ -

En nu heeft de aandachtige lezer van dezen bundel slechts de heugnissen op te delven aan den poëet Van Eeden om in des dichters gemoed den wasdom te aanschouwen van de Lelie van Reinheid en Mededoogen, van Toewijding en Teederheid, die haar kroon ook thans ‘uitplooit in 't Licht.’ Maar wil hij die Lelie - die passie-looze Lelie - het onbezoedeld blank van haren kelk met het gulden hart bewonderen, dan moet hij zich de mystiek van een Ruysbroeck, het verfijnde idealisme van een Maeterlinck en de forschheid van een Tolstoi kunnen indenken. Hij moet zich het samenstel onzer tegenwoordige maatschappij en de sociale verhoudingen, die in der eeuwen loop gegroeid en vergroeid zijn, en eeuwiglijk zullen groeien en vergroeien, als een star, apocalyptisch monster denken, dat door den gemeenschappelijken aanval van een tros wereldhervormers zal bezwijken en van een Medusa in een Juno zal verkeeren; dan moet hij zich Rousseau's Contrat Social door geheele kolonies van beminlijke Nederlanders toegepast verbeelden en een Walt Whitman als Voorganger eeuer Gemeente van ondogmatische Christenen of als Leidsman van een bovenmenschelijk Gemeenebest.

Zieners en profeten, wijsgeeren, droomers en dichters gaan daar hand aan hand met de zonen en dochteren van den duizendmaal heiligen, in alle gestalten zich vertoonenden, allen gelijkelijk zegenenden Wereldvorst: Arbeid, die geen verschil kent tusschen den eenen onderdaan en den anderen; daar wordt ‘Gods eigen hand zegenend’ op de hoofden gelegd en ‘verrukt door gansch onzelfzuchtige liefde’, bemint men zijn evenmensch en voelt men naar des dichters woord:

 
het vaderhart des eeuwigen kloppen.

Nu ik van een groot dichter, een groot sprokenzegger, een verheven mysticus spreek, die onder ons leeft en werkt, onder ons bidt en hoopt, hebt Gij hem - al zij het dan ook van verre - te zien in den gloed zijner overtuiging, gelijk die zich in de schoone visioenen van zijne schoone zienersziel uitspreekt; gij hebt u voor een pooze los te maken van de nuchterheid van uw conventioneel bestaan, om te luisteren naar zijn woord, zijn kuisch opbloeiend dichterwoord en Gij hebt - indien U de gaaf des bewonderens gewerd - een zanger te bewonderen, die in de zeldzame practijk van zijn leven bewijst, niet zoo heel ver af te staan van zijn idealen.

Zoo, dunkt mij, wenscht de dichter het liefst te worden beschouwd: vervuld van teerheid en mededoogen voor zijne nederige broeders; vervuld van dankbaarheid voor zijne levensgezellin - hij heeft de schoonste verzen op haar geschreven (Voor de Liefste en School der Minne), die sinds een kwart eeuw onze litteratuur kent - en vol aanbidding neerknielend voor dien onvergankelijken Geest der Schoonheid, emanatie van den eeuwigen in ons wonenden God - de Passielooze Lelie die in zijn hart wortel schoot.

PIET VLUCHTIG.

Multatuliana.

Uit Multatuli's Leven. Bijdrage tot de kennis van zijn karakter, door Marie Anderson. Met 3 portretten. - Amsterdam, C. Daniëls.

LADY Blessington schreef eens: ‘On peut dire que les hommes de génie habitent un palais de cristal illuminé et inabordable, qui, en laissant voir leurs splendeurs, révèle aussi certaines petites fautes que le contraste de la lumière grossit démesurément; tandis que

[pagina 94]
[p. 94]

les gens ordinaires habitent de sombres demeures, où aucun rayon ne trahit les énormes défauts de la médiocrité.’ Ziedaar eene stelling, die alle kenmerken van juistheid met zich omdraagt en waaraan Marie Anderson indachtig had moeten zijn, vóordat zij zich tot het schrijven van bovenvermeld boekske zette.

Bij de lezing van dit zonderlinge boekske heb ik mij herhaaldelijk afgevraagd, met welk doel de auteur dit geschriftje eigenlijk heeft doen uitgeven. Het titelblad meldt te dien opzichte slechts het leveren van eene bijdrage tot de kennis van Multatuli's karakter, eene bedoeling, waarmede men gevoegelijk genoegen zoû kunnen nemen. Maar de inhoud blijkt meer in overeenstemming te zijn met de kondschap in het prospectus, dat het haar te doen is geweest om ‘zekere in Multatuli's leven voorkomende, nog niet gepubliceerde, schandalen bloot te leggen.’ En in een der dagbladen adverteerde de uitgever, bij wijze van aanbeveling en om den kooplust van het publiek aan te wakkeren: ‘Het Belgisch blad Het Volksbelang zegt hiervan: Een boek vol verrassende en schandaalverwekkende bizonderheden.’ Mij dunkt, dat het eenigermate op den weg van een tijdschrift voor boekenvrienden ligt, afkeurend te wijzen op eene dergelijke ontaarding van den boekhandel, waartegen argelooze lezers gewoonlijk slecht gewapend zijn.

Er is nog eene andere reden, waarom men kwalijk zou doen door dit boekje dood te zwijgen. Al moge in de laatste twintig jaar Multatuli naar den achtergrond gedrongen zijn door wat in dien tijd onze gemoederen aktueel meer heeft beziggehouden, als daar zijn de revolutie in onze litteratuur, de evolutie in onze schilderkunst, de uitbreiding van de sociale begrippen in ons land, de Dreyfus-zaak, de oorlog in Zuid-Afrika, nu de - soms slechts oogenschijnlijk - geestrdiftige belangstelling in de omwentelingetjes op vaderlandsch terrein en in de schokkende wereldgebeurtenissen merkbaar aan het luwen is, komt men langzamerhand weêr terug tot den held van Lebak, die toch, al moge er nog eenige twijfel bestaan, of hij de allergrootste figuur in de Nederlandsche letteren is, stellig meer dan iemand anders invloed heeft uitgeoefend op ons gedachteleven. En het laat zich voorzien, dat er eerlang een tijd zal aanbreken, waarin menigeen wrevelig zal uitroepen: Multatuli.... und kein Ende! In niemands partikulier leven is zooveel gewroet als in het zijne. En niemand heeft daartoe meer bijgedragen dan Marie Anderson. ‘Na al wat nu over Multatuli is geschreven, meen ik hem te moeten weergeven zooals hij geweest is, niets te mogen verzwijgen. Wat niet fair was, moge door zijn edeler eigenschappen zijn uitgewischt. Ik geef feiten, geen critiek.’ Zoo luidt het in den aanhef van dit boekske, groot 84 bladzijden. Al dadelijk kan men daartegen aanvoeren, dat de schrijfster haar program niet trouw is gebleven en niet zelden in het wilde weg conclusiën trekt uit wat zij als feiten boekstaaft, ja, soms zelfs onderstellingen oppert. Wat is bovendien de waarde van een feit, vooral voor de kenschetsing van een karakter?

illustratie
EDUARD DOUWES DEKKER


‘Rien de menteur comme un fait,’ getuigde Du Rozoir. Leert men geschiedenis uit eene aaneenschakeling van feiten? Om een ander voorbeeld te noemen: als iemand zegt: ‘ik zie de zon opgaan,’ dan constateert hij een feit. Maar het feit is niet, dat de zon opgaat. Voor Marie Anderson is 't dat wèl. Nergens geeft zij blijk van eenige psychologische kennis. Gestadig blijft zij aan de oppervlakte der dingen. En niet ongegrond is de vrees, dat de onnadenkende lezer, uit Marie Andersons mond vernemende, dat zij de zon eene baan om de aarde heeft zien beschrijven, als feit aanneemt, dat de zon om de aarde draait. Tegen deze schromelijke vergissing dient gewaarschuwd te worden.

Er is meer. Hebt ge weleens gehoord, hoe, door

[pagina 95]
[p. 95]

eene wijziging in de accentuatie, de kleur van een muziekstuk sterk verandert? Ziehier een staaltje van Marie Andersons werkwijze:

‘Als iemand eenigen tijd bij D. logeerde, was ik er vrij zeker van, dat die gastvrijheid met een donderbui zou eindigen. Gewogen en te licht bevonden! heette het dan weldra. Toch inviteerde hij met nieuwe illusies nieuwe logés, om er opnieuw genoeg van te hebben, te mokken en te bulderen.
Anders was 't, geloof ik, wanneer hij van iemand geld had te verwachten; dan bleef hij langer vriendelijk.’

Het behoeft geen betoog, dat, zoo één woord cursief gedrukt had moeten worden, dit niet het woord ‘anders,’ maar wel ‘geloof’ had moeten zijn. De schrijfster geeft hier, in strijd met hare belofte, geen feit, maar een los vermoeden. Welnu, het boekje is vol van soortgelijke valsche accenten, die het den oplettenden lezer moeilijk maken hare herhaalde verzekering van goede trouw te aanvaarden.

In geuren en kleuren verhaalt de schrijfster van de amoureuze excesses van Douwes Dekker. Het zou dwaas zijn hem te dien opzichte geheel van schuld vrij te pleiten. Iets anders is het echter hem, zooals Marie Anderson het doet, af te schilderen als een bewust verleider. Hadden niet dikwerf ook de wederpartijen schuld? Hebben de hartstochtelijke betuigingen van zijne bewonderaarsters hem, den ontvankelijke van gemoed, niet vaak meêgesleept? Gaven er zich niet eenigen, die hij aanvankelijk niet dacht te nemen? Het zijn sterke mannebeenen, die de vereering door vrouwen kunnen dragen. En wien nooit de gelegenheid geboden is zich aan excesses schuldig te maken, die heeft geenszins het recht Multatuli te steenigen. Wil men een zoo zuiver mogelijk oordeel over Eduard Douwes Dekker vellen, men bedenke voor het minst, dat er geene verdienste in steekt, zoogenaamd deugdzaam te zijn of te blijven, als men nooit aan de verleiding weerstand heeft behoeven te bieden. Judicis officium est, ut res, ita tempora rerum quaerere. Ook te dien aanzien heeft de schrijfster eene fout begaan: zij heeft verzuimd de omstandigheden, die de feiten vergezelden, te accentueeren. Oorzaak en gevolg, Marie Anderson ziet er blijkbaar geen verschil tusschen.

Er is nog meer tegen dit boekske te zeggen. In December 1888 of Januari 1889 verscheen bij den uitgever A. van Klaveren in Amsterdam een boekje van 64 bladzijden, getiteld Multatuli-Wespen en, onder den schuilnaam ‘Veritas,’ geschreven door Marie Anderson. Welnu, dit tweede geschriftje, Uit Multatuli's leven, gepubliceerd door een' anderen uitgever, is niets anders dan eene reproductie van Multatuli-Wespen, plus een toegiftje. Misschien is deze ‘dubbele boekhouding’ wettelijk geoorloofd, doch niettemin is ze te laken. Het is te hopen, dat ook ten dezen het koopgrage publiek niet in de fuik loopt. Tot naricht van de Multatuli-vereerders zij hier gezegd, dat in 1889 de heer J. Versluys in eene brochure, getiteld Nog iets over Multatuli, zijn oordeel over Multatuli-Wespen heeft uitgesproken.

Vermakelijk is het, dat men uit beide geschriftjes van Marie Anderson veel meer de schrijfster zelve dan Multatuli leert kennen. Heel gauw wordt men gewaar, dat zij koninklijk begiftigd is met ijdelheid en eigenwaan. ‘Ook beiden zijn wij gul, vrijgevig, mild, humaan geweest, hebben wij hart gehad, en nood gekend en wat te vroeg geleefd.’ Kostelijke auto-psychologie! Marie Anderson, die Multatuli op een voetstuk plaatst, zichzelve naast hem stelt en ten slotte hem... er afwerpt. Want ‘'t was niet alles hart bij hem!’ Bij Marie Anderson dan wèl? Natuurlijk, lezer, natuurlijk! Met innig welgevallen reproduceert zij onder heel veel meer van dien aard de volgende regelen van Eduard Douwes Dekker aan zijne latere tweede vrouw: ‘'t Is in oogenblikken van zulk verdriet (niet te verwarren met moedeloosheid in 't groote: dat kan niet) dat ik onlangs die passage navloekte uit den Hamlet: “Am I a coward” etc. Dat deed ik in 't Willemspark, op mijn kamer, en ik schreef er iets van aan Marie. Heeft ze 't je gezegd? Heeft ze u altijd gezegd dat ik je liefhad? Ik denk van ja, want ze is innig loyaal. Ze heeft een eenvoudigen moed, een kalmen wil, een zuiver verstand, en bij dat alles het voornaamste, ja 't eenige dat aan al dat andere waarde geeft: een hart. Daarom ook is zij origineel. Verstand, meening, karakter, ja zelfs temperament kan geleid worden, maar 't hart blijft altijd zelf geboren, dat is: geniaal. Een hart laat zich niet verscholen, vermanieréren......’

O, stellig, in menig opzicht is Marie Anderson origineel!

 

OTTO KNAAP.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Van de passielooze lelie

  • over Uit Multatuli's leven: bijdrage tot de kennis van zijn karakter


auteurs

  • Otto Knaap

  • Fritz Smit Kleine

  • beeld van Multatuli