Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Gulden Winckel. Jaargang 15 (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 15
Afbeelding van Den Gulden Winckel. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Den Gulden Winckel. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Gulden Winckel. Jaargang 15

(1916)– [tijdschrift] Gulden Winckel, Den–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Letterkundig leven uit de februari-tijdschriften

Onze Eeuw.

A.J. Barnouw vervolgt de Kantelberg-vertellingen van Geoffrey Chaucer; Gerard van Eckeren beschrijft in zijn familieverhaal ‘De van Beemsters’ een oudejaarsavond in de pastorie. Over de Economische gevolgen van den Oorlog een artikel van Prof. C.A. Verrijn Stuart; over de N.O.T. Maatschappij een van V.R. IJ. Croesen. Just. Havelaar, wiens beschouwingen over Vincent van Gogh door Frans Coenen in ‘Groot Nederland’ als ‘ijdele kunsthistorie’ worden gekenschetst, heeft van zijn kant in de zoo grootsch opgezette voordrachten-reeks ter viering van Architectura's 12e lustrum ‘het tekort der Kunsthistorie’ zich teleurstellend zien openbaren.

Ik ontken geenszins het belang van 't geen de kunstwetenschap gedaan heeft. Maar ik vrees dat haar nut op den duur niet op zal wegen tegen haar gevaar. En na de lezingen van ‘Architectura’ te hebben bijgewoond, is die vrees tot een booze schrik verstelligd. Bleken niet zelfs kunstenaars zóó sterk bevangen in de hypnose der geleerdheid, dat de mond hun gesnoerd werd en zij slechts warrelig stamelen konden over belangrijke nevenkwesties, waar 't hun roeping was geweest het inzicht te verhelderen en de liefde te doen ontvlammen? Hoe dood en doodend was die wetenschappelijkheid, hoe liefdeloos, hoe ongeestelijk! Zij bouwde niets op, zij takelde af. Zij analyseerde tot er niets overbleef dan een fragment van een geraamte.

De schr. wijst (al is 't maar nebenbei in een noot) als de fatale eigenaardigheid van den zuiver wetenschappelijken kunstonderzoeker dit aan: dat hij altijd nadruk legt op het worden (dat wil vooral zeggen: op de nietige geboorte òf op het doodelijk einde) van de kunst en nooit op haar eeuwig zijn. Ook over aesthetische kunstbeschouwing worden zeer juiste dingen gezegd. Om te noteeren is dit slotzinnetje:

Hij, voor wien elke vorm van geestelijkheid gelijk van zin is, moet vervallen tot de scepsis die immoreel, die kràchteloos-immoreel is. Pure, d.i. mathematische wetenschappelijkheid verheft zich nooit boven het technische. Zelfs Spinoza moest ten slotte subjectief zijn.
Maar de looste houding - ik geef het toe - is de houdinglóósheid.

G.F. Haspels leidt zijn causerie over ‘Nieuwe Boeken’ in met de vraag: ‘zullen wij in den hemel ook boeken lezen?’ Onze lezers vinden dit inleidinkje in zijn geheel op een andere plaats in dit tijdschrift afgedrukt.

De Gids

De aflevering opent met een fragment uit een joodschen familie-roman door Joost Mendes: Het Geslacht der Santeljano's. Er blijkt allereerst uit, dat Querido school maakt. Zoowel wat taal als wat conceptie betreft doet dit werk hinderlijk-sterk aan den schrijver van De Jordaan denken; sommige zinnen schijnen zóo uit een boek van Querido overgeschreven. Joost Mendes, vermoedelijk een rasgenoot van zijn grooteren kunstbroeder, heeft dezelfde uitbundigheid, die ook b.v. een M.H. van Campen eigen is; er staan in elken volzin een epitheton drie vier te véel. Dit werk heeft iets gemaniereerds en vermoeiends. Daarbij heeft de heer Mendes de eigenaardigheid, die ook den Jordaan-beschrijver kenmerkte, van niet zijn verschillende personen synthetisch te typeeren uit de handeling zelf,

illustratie
Henri Morriën als Ejlert Lövborg in ‘Hedda Gabler’.
Uit: Henrik Ibsen's Dramatische Werken II.


maar omtrent elk dier personen en hun verschillende karaktertrekken een gedetailleerd exposé te geven, waardoor we wel trekje voor trekje leeren zien, maar toch niet het geheel. Zoo passeeren b.v. al de kinderen Santeljano één voor één de revue - maar een sterken indruk laat hun beeld niet achter; men moet telkens terugslaan om te zien hoe ook weer Ko, hoe Daan, hoe Raf is. Waarmee ik niet zeggen wil dat dit werk geen opmerkelijke qualiteiten zou vertoonen en ik het vervolg niet met belangstelling zou tegemoet zien.

Van de overige bijdragen noemen wij een artikel van Prof. J. Huizinga over het boek betreffende Jan de Witt, een prozabijdrage van A. Roland Holst, getiteld: De dood van Cuchulain van Murhevna. Verzen van J.W.B., en T. Goedewagen, en een Tooneeloverzicht van Johan de Meester.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Aty Greshoff


datums

  • december 1915

  • september 1915

  • juni 1915

  • maart 1916

  • 11 december 1914

  • september 1916