Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gulden Passer. Jaargang 58-59 (1980-1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 58-59
Afbeelding van De Gulden Passer. Jaargang 58-59Toon afbeelding van titelpagina van De Gulden Passer. Jaargang 58-59

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.07 MB)

ebook (11.73 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gulden Passer. Jaargang 58-59

(1980-1981)– [tijdschrift] Gulden Passer, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

M.A.G totten goedvvillighen Leser.

OPdat ghy, beminde Leser, met meerder profijt ende ghenoechten dit teghenvvoordich Boeck lesen sout, ende mijnen arbeyt by auonturen niet t'onrecht ghestraft, oft lichtverdemlijc veracht ende vervvorpen en soude vvorden, soo heeft my ghedocht grootelijc van noode te zijn V.L. eerst ende al voren den oorspronc, t'ghebruyck, ende den eygendom van aldusdanige maniere van schrijuen int corte te verclaren: ende dat dies te meer, vvantse in onse sprake heel nieu ende van niemanden (mijns vvetens) noch niet getracteert en is. Om d'vvelck ordentlijc te doen, so vvil ick vande beteeckenisse des naems beginnen. Leset met verstande ende iugeert dan.

Emblemata hebben by den Griecken gemeynlick genoemt ghevveest alle sulcke cieraten die van verscheyden dingen ende coleuren tot vercieringe van eenighe vvercken daer in gheleyt ende gemaect vverden: gelijck vvt het bedietsel des vvoorts Εμζάλλω, d'vvelc inlegghen beteeckent, genoech blijct. Welcke cieraten, op datse niet alleenlijc den oogen en souden behagen mits hare constige ende costelicke frayicheyt, maer ooc den gheest des aenschouvvers door eenige scherpsinnige leeringe vermaken souden: so hebben sommige seer vvijslick sekere teeckenen ende figuren met luttel vvoorden daer by bedacht, om daer door des menschen aenmerckinge te vervvecken tot het ouerpeysen vvat alsulcx bedieden mochte. Waerom dat syse ooc maecten, datse niet so claer ende plat en vvaren, datse van elcken, hoe bot en plomp dat hy ooc vvare, lichtelijc mochten verstaen vvorden: noch ooc vvederom niet so duyster ende scherp en vvaren, sy en mochten vvel van eenen verstandigen door sijn eygen ouerlegginge verstaen ende begrepen vvorden. D'vvelc begrijpen ende verstaen (dat door verscheyden middelen geschiet) so veel te meer des menschen gheest verheucht, vvant het hem alleenlick eygen is, daer alle andere ghenoechten door eenighe andere sinnen ontfangen ende gevoelt moeten vvorden, vvaerom dat ooc alle aldusdanige leerende schilderien seer aengenaem voor alle edele ende verstandige lieden altoos ghevveest zijn. In t'soecken ende vinden van vvelcke Emblemata hen vele gheleerde mannen in diuersche landen gheoeffent hebben, ende bysonder de seer vermaerde Iurist D. Andreas Alciatus, die onlancx geleden tot dienst van andere eenen Boeck daer af int Latijn heeft laten vvtgaen, daer onder stellende sommighe veerssen om de duysterheyt des vvoorts met de figure (in vvelcke tvvee d'Emblema gelegen is) vvat te verclaren: dergelijcken dat ooc nu cortelick dese Io. Sambucus ghedaen heeft. Den vvelcken ick door t'vervvecken ende vermanen van eenen goeden vrient in onse Nederlantsche tale op Rhetorijcsche vvijse simpelick na mijn vermogen gestelt hebbe, op dat dées maniere van Poëterie (vvaer mede de schilderie soo seer ghevoecht ende aengebonden is, dat d'een sonder d'ander hier in niet en vermach noch vvtgerichten en can) by ons lieden ooc meer bekent soude mogen vvorden: vvaer door dat (so ick niet en tvvijfele) vele scherpsinnighe gheesten niet alleen en sullen vveten dese Emblemata selue te ghebruycken tot cieraet van hare cameren, salen, poortalen, poorten, vensteren, dueren, ende alle ander plaetsen daermen eenige deuisen gevvoonlick is te stellen, maer ooc aldusdanige van nieus te versieren ende te vinden: vvant hier in Exemplaren van alderhande soorten zijn diemen soude mogen bedencken, het sy van Historien, Fabulen, Poëterien, natuerlijcke redenen, gelijckenissen, ende ander dingen diemen dagelics voor ons oogen siet ghebueren, vvt allen den vvelcken men aldusdanige Emblemata sonder eynde noch maken mach. Waerom ick ooc hope hierdoor meer goetionstige ende beminders te vinden, mits mijn goethertich voornemen van yemanden dienst ende vorderinge te doen tot een alsulcke ingenieuse ende genoechelicke maniere van leeringhe: dan ick vreese benijders ende beschimpers, ouermidts mijn ruvtheyt ende slechticheyt van stellen vervvect te hebben. Ende dat dies te meer, vvant ick bekenne mijn beste ghedaen te hebben om d'officie eens ghetrouvven Ouersetters hier in te voldoen, latende de dingen sulcs als ickse int Latijn gheuonden hebbe, die alleenlick ouersettende met luttel vvoorden (dvvelc in alle dusdanighe manieren van scrijuen so grootelics gheeyscht vvort, datse daer sonder alle haer gratie ende eygendom verliesen) so claerlick ende bescheydelick alst my immermeer mogelick gevveest is, al ist dat het Latijn op veel plaetsen duyster ende svvaer, mits hertheit ende cortheyt des stijls, om verstaen is, gelijc my dat vvel betuygen sullen die in beyde talen vervaren zijn. So dat ick niet en vveet datter eenige svvaricheyt meer voor de Lesers in gebleven is, dan alleenlick dat de dingen ende geschiedenissen daer hy somtijts af spreect, by ons noch niet seer bekent oft ghemeyn en zijn: de vvelcke niet beter vvechgenomen en can vvorden (na mijn beduncken) dan door neersticheyt ende vlijticheyt des Lesers, dient veel aengenamer is dat hy door zijns selfs ondersoecken ende bedencken verstaet, dan dat hem met lanc verhael ende vvtlegginge vvijs gemaect vvort. De vvoorden oft sententien bouen de figuren gestelt (vvelcke t'samen d'Emblema maken, so voorscreuen is) hebbe ick meest al ouergheset na luyt der Latijnscher vvoorden, de vvelcke daerom dicvvils veel van haer gratie verliesen: vvant het gemeynlick gebuert, dattet ghehe dat in d'een sprake vvel luyt oft een gemeyn spreecvvoort is, in een ander sprake van vvoorde tot vvoorde ouergeset zijnde, qualijck luyt ende gansch onbekent is, vvaer tegen vvel vveder een ander in die sprake is, dvvelc met soo goeden gratie onder ander vvoorden t'selue bediet: maer vvant daer in by ons eenen grooten cuer is, die dicvvils van lande tot lande, ia van stede tot stede verandert, so heeft my t'beste gedocht te volgen t'ghene dat ick voor my hadde, latende allen verstandigen Lesers vrijlijcken toe, na datse de meyninge ende leeringe vvel verstaen hebben, sulcken vvoort daer by te voegen, alst hen sal duncken alder bequamelics daer toe te dienen, om den aenschouvvers haestelick t'verstant vander schilderien te gheuen: vvaer mede men ooc lichtelick van een figure tvvee, dry, oft meer Emblemata van verscheyden sinne, ende nochtans al euen goet maken can, ghelijck men sien mach dat hier int 46. ende 150. Emblema ghedaen is: maer men moet altijt vvachten dattet vvoort met de figure

[pagina 20]
[p. 20]

in eeniger voegen t'samen accorderen. Aengaende de figuren ende manieren van spreken, die de Poëten gemeynlick gebruycken tot cieraet van hare vvercken, als principalijck zijn dese navolgende: Problema, d'vvelck een resolutie is, hebbende noch een vraghe aen haer hanghende. Dialogismus, dat is een propoost daer tvvee t'samen spreken: Apostrophe, dat is alsmen totten tvveeden persoon spreect: Apodixis, d'vvelck een claer bevvijsinghe is: Prosopopeia, dat is, alsmen eenighe onredelijcke ende onghevoelijcke dinghen doet spreken, oft dat vvy tot hen spreken: ende meer andere, vvaer af dese Emblemata al vol zijn, sullen oock lichtelijck van den vvelgheoeffenden Lesers ghemerct ende verstaen worden, ouermits vvy de selue daghelijcs by onse Rhetorisiens vinden, al ist dat vvy die niet en connen ghenoemen, noch oock haer cracht ende eygendom soo vvel niet en kennen: ende dat coemt daer by eensdeels, soo my dunct, om dat vvy noch ionck zijn in het scrijuen, maer principalick vvanter noch niemant in onse tale van de const van vvelspreken (vvelcke soo vvel in Prose als in Rijme ghelegen is) met sekere vvetten ende reghels ghescreuen en heeft. D'vvelck sonder tvvijfel vvaert eens van yemanden vvel begost, grooten voortganck tot verbeteringhe ende verrijckinghe van onser Nederlantsche talen hebben soude, aenghesien dattet soo rijckelijck begaeft is van cloecke verstanden, ghelijck het vvt den vvercken ghenoech blijct, diese in alderhande consten ende scientien, daerse hen toe begheuen ende in gheoeffent hebben, daghelijcs vvt brenghen, met groote vervvonderinghe van alle andere Natien. Maer vvant hier nu gheenen tijt en is daer langher af te spreken, ende ghenoechsaemlick verhaelt is het ghene dat desen Boeck aencleeft, soo en resteerter niet, beminde Leser, dan te vvenschen, dat ghy hem met ghenoechten tot uvver baten lesen ende danckelick ontfangen mocht. Sijt gheluckich ende vaert vvel. Den 13. Ianuarij 1566.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken