Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 3 (1967) (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 3 (1967)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 3 (1967)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 3 (1967)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 3 (1967)

(1969)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het derde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Verslag van de secretaris

Mijnheer de Vertegenwoordiger van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen, Mijnheer de Vertegenwoordiger van de Minister van de Nederlandse Cultuur, Dames en Heren, zeer geachte toehoorders,

 

In het kort verslag dat ik drie jaar geleden op het Brussels Colloquium mocht uitbrengen, heb ik de activiteiten die de Werkcommissie in de toen achter ons liggende periode ontplooid had, verdeeld in die ‘volgens het boekje’ d.w.z. voortvloeiend uit de resoluties van het Eerste Colloquium van 1961 en die, waartoe de Werkcommissie zelf het initiatief had genomen. De eerste groep - zo zei ik toen - zou men de gedweeë, de tweede de eigengereide kunnen noemen. Het geheel van onze werkzaamheden overziende, geloof ik te mogen zeggen, dat wij ons in het afgelopen triënnium iets meer aan het boekje hebben gehouden, ons een ietsje (maar niet veel) gedweeër hebben betoond. Doch laat ik ter zake komen.

 

Vanzelfsprekend hebben vele van onze activiteiten in het verlengde gelegen van die welke wij in de vorige drie jaren hebben ontwikkeld. In een verslag klinkt zo'n zinnetje weinig opzienbarend. Maar U zult begrijpen, hoeveel waakzaamheid en werk er achter schuil gaan. Zo werd onze Docentenlijst, die jaarlijks verschijnt, driemaal hernieuwd: van nummer 7 die op 1. 11. 1965 tot nummer 9, welke op 1. 9. 1967 gedateerd is. De eerstgenoemde lijst verscheen voor het eerst in het Nederlands en in vier wereldtalen, opdat ook directeuren van instituten, decanen van faculteiten enz. die geen Nederlands verstaan, van onze lijsten kennis zouden kunnen nemen. Het aantal namen van docenten en oud-docenten vermeld in lijst 6 van vlak voor het Tweede Colloquium n.l. 1-8-1964 (142 resp. 47) groeide in lijst 9, ons nieuwste ‘rode boekje’, tot 201 resp. 71. Dat is dus een toename in 3 jaren van 58 docenten en 24 oud-docenten, dus ook een soort van culturele revolutie.

Ons contact- en inlichtingenblad Neerlandica extra Muros, dat halfjaarlijks in een oplage van 1000 exemplaren, behalve aan onze docenten en

[pagina 21]
[p. 21]

oud-docenten aan vele autoriteiten, instellingen en personen wordt toegezonden, wie het universitair onderwijs in het Nederlands buitengaats ter harte gaat, bereikte in april l.l. haar 8e aflevering. Telde het eerste nummer 8 bladzijden, het laatste dijde uit tot 23 pagina's en vervult, naar wij uit de reacties erop opmaken in het kader van de buitenlandse nederlandistiek een nuttige plaats. Ook wordt er met de meeste afleveringen een extraatje voor onze docenten meegezonden als b.v. bij de laatste het Rapport van de Nederlands-Belgische Commissie voor de Spelling van de Bastaardwoorden, het Vademecum, Beknopte Gids voor buitenlandse studenten over het studeren in Nederland, een door onze voorzitter opgemaakte Lijst van Literaire Grammofoonplaten, enz.

Een vervolg op de werkzaamheden van voor 1964 vormden ook die aan het Liber Memorialis, zoals wij vroeger deze reeds sinds Pasen 1962 op stapel staande uitgave noemden, doch die wij intussen, meer in overeenstemming met de inhoud, in De Nederlandistiek in het Buitenland (met een verduidelijkende ondertitel) hebben omgedoopt. Het werk heeft geheel organisch en vanzelf een aanmerkelijk groter omvang gekregen dan oorspronkelijk voorzien was. Wij zijn er enigszins trots op dat deze o.i. onontbeerlijke en unieke uitgave met haar vele documentatiemateriaal thans, juist nog voor het Derde Colloquium van de pers gekomen is. De drukinkt is nog nauwelijks droog. Al zullen de grotere omvang en de daardoor verhoogde drukkosten van hen die het boek verwerven willen, ondanks de sedert lang door de Nederlandse en Belgische regeringen verleende subsidies, wel een offer vragen.

Veel kunst- en vliegwerk kostte de Werkcommissie ook het in gereedheid brengen vóór dit Colloquium van de tweede serie der Reizende Tentoonstelling die ditmaal de Middelnederlandse cultuur in beeld brengt. U zult haar straks kunnen gaan zien. Ook voor haar werden tot onze grote genoegdoening de kosten door de beide regeringen gedragen. Voor onze Commissie bleek zij veel bewerkelijker dan serie I. Het Nederlandse Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage, dat de periode van 1750 tot heden bestrijkt, en het Museum en Archief voor het Vlaams Cultuurleven te Antwerpen bezaten n.l. de meeste van de objecten van de Tachtigers en Van-Nu-en Straksers die wij voor serie I wilden reproduceren. De middeleeuwse handschriften en andere objecten voor serie 2 evenwel bevonden zich in velerlei binnen- en buitenlandse bibliotheken en musea, zodat, daar wij ons zo min mogelijk met reproducties uit de tweede hand wilden tevreden stellen, deze van hot en her moesten worden besteld. Mede dank zij de ijver en nauwgezetheid van mijn assistente, op wier ontstaan ik nog terugkom, is echter ook dit moeizame peuterwerk nog voor het Derde Colloquium tot een, naar wij hopen, goed einde gebracht.

[pagina 22]
[p. 22]

En dit ondanks de maandenlange en zeer vele beslommeringen, besprekingen, briefwisselingen, telefoongesprekken die de voorbereiding van dit Derde Colloquium van ons allen geëist heeft.

Doch laat ik na al deze voor de deelnemers aan het Brussels Colloquium niet onbekende tonen naar een nieuwere melodie, naar enkele nieuwere thema's mogen overgaan.

Ik sla hier allerlei werkzaamheden van minder omvang over en stel de volgende vraag: In hoeverre zijn de resoluties van het Tweede Colloquium in de laatste drie jaren tot althans een begin van uitvoering gekomen?

Ik plaats mijn antwoorden in de volgorde van de te Brussel aangenomen besluiten. Doch vermeld nog vooraf dat reeds kort na genoemd Colloquium op 5-10-1964 een vergadering van enige leden van de Gemengde Commissie ter Uitvoering van het Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag en het Dagelijks Bestuur van de Werkcommissie onder voorzitterschap van Drs. B. de Hoog op het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen heeft plaats gehad, in welke vergadering alle resoluties systematisch zijn besproken. Tussen haakjes: tijdens deze bespreking werd een duidelijke grenslijn getrokken tussen de werkzaamheden ter vervulling van de geuite wensen, die tot de competentie van de officiële instanties en die welke tot de taak van de Werkcommissie moesten worden gerekend. Al wil dit niet zeggen, dat over beide groepen niet telkens overleg tussen de Ministeries en ons zou hebben plaats gehad.

De eerste resolutie dan betrof de instelling van een centrale commissie van deskundigen die in staat zou zijn de beide regeringen van advies te dienen inzake de nederlandistiek in het buitenland. Zoals in het laatste nummer van Neerlandica extra Muros, bl. 24/25, vermeld, is deze Adviescommissie, die een subcommissie vormt van de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag, in het begin van dit jaar tot stand gekomen. Beide delegaties omvatten naast een voorzitter en secretaris 3 leden, wier namen men op de zoëven genoemde plaats vinden kan. Ertoe behoren ook de drie leden van het Dagelijks bestuur der Werkcommissie. De Belgische delegatie heeft intussen als eens vergaderd, de Nederlandse nog niet.

Wat de tweede Brusselse resolutie aangaat, mij is niet bekend, of er in het afgelopen triënnium lectorenuitwisselingen hebben plaats gehad. Doch wel zijn in dit tijdvak een groot aantal lectoraten hetzij nieuw opgericht, hetzij nieuw te onzer kennis gekomen. Het zou te ver voeren ze hier alle op te noemen, want vergelijkt men b.v. de lijst van 1 augustus 1964 met die van 1 september 1967 dan vinden wij dat in de tussenliggende ruim 3 jaren het aantal universiteiten met Nederlands onderwijs met niet

[pagina 23]
[p. 23]

minder dan 27 is toegenomen. Een uitzondering wat het noemen van universiteiten betreft, wil ik slechts maken voor de beide eerste volwaardige leerstoelen in de nederlandistiek in Duitsland, n.l. die te Keulen, waar in mei 1965 Prof. Dr. P.J.H. Vermeeren zijn werkzaamheden begon en die te Munster, die naar alle waarschijnlijkheid binnenkort eveneens bezet zal worden. U zult zich kunnen voorstellen dat het beter inzicht in het belang van de nederlandistiek voor de germanistiek in de Duitse universitaire en ambtelijke wereld, die uit de stichting en bezetting van leerstoelen als deze blijkt, voor de Werkcommissie een reden tot grote vreugde is.

Inzake de 3e resolutie die de wensen aangaande de creatie van een bibliografisch apparaat tot uitdrukking brengt, moet opgemerkt worden, dat dit geen eenvoudige zaak is, maar dat er zich toch wel enige lichtpunten aftekenen. Ten eerste is de dringende behoefte hieraan herhaaldelijk op de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren aan de orde gesteld, grondig besproken en in een resolutie vastgelegd. Voorts werd ons bij monde van Dr. N.G.H. Wijngaards, voorzitter van de Nijmeegse afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, in een schrijven van 12-11-1966 de steun der Maatschappij in dit opzicht uit eigen beweging aangeboden. Het zou te ver voeren de voorbereidingen voor deze hulp hier in detail uiteen te zetten. Zeker is evenwel dat er aan gewerkt wordt en dat de voorstellen van de Nijmeegse afdeling reeds verschillende instanties gepasseerd zijn (zie: Neerlandica extra Muros, nr. 8 blz. 24).

De 4e resolutie betreft een Centraal Contactorgaan voor bemiddeling bij de aankoop van antiquarische studiewerken. Ook aan deze resolutie is op de laatste Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren aandacht besteed. De klacht was, zoals U bekend is, dat de buitenlandse docenten, vooral als het zeer begeerde boeken betreft, met hun bestellingen dikwijls te laat komen, daar de dichter bij honk zittende nederlandisten ze hun reeds voor de neus hebben weggepikt. Welnu, aan deze gegronde klacht is tegemoet gekomen door een genereus aanbod van de directeur van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage die, op verzoek van de Werkcommissie, zich bereid verklaard heeft een van zijn ambtenaren met deze bemiddelende taak te belasten.

Wat de bijeenkomsten per taalgebied, in de 5e resolutie genoemd, aangaat, kunnen wij terugzien op de zeer geslaagde Conferentie van Hoogleraren en Lectoren in het Duitstalig gebied, eind oktober 1966 op uitnemende wijze georganiseerd door de chef van de afdeling Pers- en Culturele Zaken van de Nederlandse Ambassade te Bonn, Drs. E.J. Korthals Altes, en de Culturele Attaché van de Belgische Ambassade aldaar, tevens directeur van het Belgisch huis te Keulen, Dr. A. de Buck. Wij hopen dat

[pagina 24]
[p. 24]

dit ‘voorbeeldig voorbeeld’ ook in andere taalgebieden zal worden gevolgd.

Gold de laatstgenoemde resolutie reeds veel meer de officiële instanties dan de Werkcommissie, nog veel meer is dit het geval met de laatste vijf besluiten. De achtste berustte vooral op Prof. R.K.J.A. Antonissens warm pleidooi voor contacten tussen de Zuidafrikaanse en de Nederlands-Belgische spellingcommissies.

De zevende resolutie uitte een wens die ook reeds in een resolutie (nr. 15) van het Eerste Colloquium (1961) was vastgelegd, n.l. die naar een Nederlandstalige Zomercursus. Welnu ook deze wens is in vervulling gegaan. Zoals aan alle aanwezigen bekend zal zijn, heeft voor het eerst zulk een cursus plaats gehad en wel te Nijmegen van 3 tot 23 augustus 1967. Wij brengen gaarne hulde aan het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen voor het verheugend initiatief deze cursus te hebben ingericht die van nu af in de plaats komt van de bekende Utrechtse zomercursus voor Franstaligen. Dat de nieuwe cursus in een dringende behoefte voorziet blijkt wel uit het aantal deelnemers uit vele landen, ook uit Oost-Europa. Hoewel in het programma als maximum 100 deelnemers genoemd wordt, bedroeg dit er in werkelijkheid 110.

Hèt grote knelpunt voor de docenten extra Muros waarvan de 6e resolutie gewaagt, is nog steeds de achterstelling van de status en sociale voorzieningen van de buitenlandse docenten bij de binnenlandse. Wij hebben ze in Neerlandica extra Muros herhaaldelijk opgesomd, doch willen ze hier om het belang van de zaak nog eens noemen. Het betreft hier:

 

1)de problemen aangaande hun pensionering;
2)de berekening van hun dienstjaren, ook bij een eventuele overgang van de buitenlandse naar de binnenlandse dienst;
3)de kwestie van de terugbetaling van de rijksstudietoelagen (de z.g. inverdienregeling);
4)de premiebetaling voor een latere uitkering van A.O.W. en A.W.W.
5)het uitstel of de vrijstelling van militaire dienst (het z.g. lerarenverlof).

 

Zolang deze problemen, vooral die aangaande de pensionering, niet geregeld zijn, zullen in het algemeen niet de beste krachten bereid gevonden worden het universitair onderwijs in de nederlandistiek in het buitenland te gaan dienen, of zij zullen terwille van hun gezin zich verplicht voelen er ontijdig uit terug te keren. Ook in de laatste drie jaren hebben wij hiervan verschillende voorbeelden met leedwezen moeten vaststellen.

Gelukkig kan ik in dit verband met de laatste (9e) resolutie met een optimistisch geluid eindigen: er is hierin sprake van organisatorische maatregelen aangaande de Werkcommissie. Zonder onszelf op de borst te slaan mag

[pagina 25]
[p. 25]

ik zeggen, dat er veel, ja overstelpend veel werk in het laatste triënnium is verzet en dat dit zonder de dagelijkse en daadkrachtige hulp van de Nuffic en haar staf volkomen onmogelijk zou zijn geweest. Dit moest mij ook reeds te Brussel van het hart. Maar sinds verleden jaar is hier nu nog een belangrijke factor bijgekomen. Per schrijven van 25-8-1966 heeft de Minister van Onderwijs en Wetenschappen ons n.l. mede uit naam van zijn Belgische ambtgenoot meegedeeld, dat de beide regeringen een daartoe strekkend verzoek van de Werkcommissie hebben ingewilligd, waarbij

 

1oaan de secretaris een honorarium werd toegekend
2oaan de Nuffic een vergoeding van ten behoeve van de Werkcommissie gemaakte onkosten werd verstrekt en
3oeen salaris werd verleend voor een assistente van de secretaris van de Werkcommissie

 

Ingevolge dit schrijven is onmiddellijk, n.l. op 15-9-1966, een assistente aangesteld in de persoon van de romaniste Mevrouw H. Moolenburgh-Ekkel. Deze aanstelling is een ware redding uit de nood gebleken. Mevrouw Moolenburghs ijver en toewijding, de wijze waarop zij zich in dit interessante en veelzijdige doch ook veeleisende werk heeft ingeleefd, zijn boven alle lof verheven en met name zou het, ondanks de moeite die ook het Dagelijks Bestuur zelf zich heeft getroost, zonder haar hulp niet mogelijk zijn geweest de zich opstapelende werkzaamheden bovenvermeld nog op tijd, d.w.z. voor dit Colloquium, tot een goed einde te brengen.

Met deze blijde noot moge ik dit verslag besluiten na nogmaals de hoop te hebben uitgesproken dat ook aan de noden van onze buitenlandse docenten waarin tot op heden nog nièt is voorzien, spoedig zal worden tegemoet gekomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 9 september 1967

  • 8 september 1967

  • 7 september 1967

  • 5 september 1967

  • 6 september 1967


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jacob Marius Jalink