Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 3 (1967) (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 3 (1967)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 3 (1967)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 3 (1967)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 3 (1967)

(1969)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het derde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 211]
[p. 211]

Slotwoord van de voorzitter

Dames en Heren, de tijd is gekomen om aan dit Colloquium een einde te maken. En ik zou al improviserend daar naar toe willen gaan. Eerst echter nog een paar kleine dingen die ik U nog wil meedelen. Om te beginnen hebben wij een bericht van verhindering ontvangen van de Heer Emile Langui, Directeur-Generaal voor Kunst en Letteren van het Belgische Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. Ten tweede wil ik U erop wijzen dat de persconferentie straks om 7 uur gehouden wordt in Nieuwspoort. Het is niet nodig - hoewel U natuurlijk allemaal welkom bent - dat iedereen daar om 7 uur verschijnt. Wel hebben wij afgesproken dat de leden van de Congrescommissie daar aanwezig zullen zijn. Plus een tiental Collega's die voor wat de Pers betreft - legt U dit niet verkeerd uit alstublieft - min of meer exotisch zijn, dat wil zeggen, die uit landen komen waar de Pers nieuws in ziet, maar nogmaals: iedereen is daar natuurlijk welkom. Vervolgens morgen om half 10 vertrekken de bussen naar Hilversum vanaf de Prinsessewal. De vertoning van de Multatulifilm zal plaats vinden in het Raadhuis van Hilversum. Zij zal worden voorafgegaan door een korte ontvangst door B. en W. van Hilversum en de film zal tot ons grote genoegen worden ingeleid door Prof. Gomperts zelf. Ik geloof niet dat hier nog verdere zakelijke mededelingen aan hoeven te worden toegevoegd.

En dan zou ik nu willen overgaan tot het besluiten van deze zitting en van het hele Colloquium. Het is voor mij natuurlijk erg moeilijk om de resultaten van dit Colloquium in een paar minuten te formuleren. In mijn positie is het ook moeilijk. Want als ik in deze dagen zo links en rechts aan een collega heb gevraagd: ‘Wat zijn Uw indrukken, hoe gaat het, loopt alles?’ dan krijg je daar natuurlijk altijd zonder uitzondering een positief antwoord op. Ik ben zoals vanzelf spreekt erg blij met dat positieve antwoord, maar dat maakt het zo moeilijk voor mij om dit samen te vatten. Ik zou het zo willen stellen: ik geloof dat de algemene

[pagina 212]
[p. 212]

opvatting, ook bij degenen die niet tot onze eigen kring behoren, maar ook bij de anderen, de genodigden, is dat wij na twee proefvluchten - in 1961 en in 1964, die toch ook niet als mislukt mogen worden beschouwd - nu toch voorgoed van de grond zijn gekomen. Dat wij blijkbaar de goede formule hebben gevonden voor deze colloquia, een formule, waarin wij dank zij Uw medewerking en Uw suggesties, die wij schriftelijk of mondeling in de maanden die aan dit Colloquium zijn voorafgegaan, hebben ontvangen, gelukkig zijn geweest met het thema: de stand van ons vak. Ik geloof dat het niet anders kon, dat dit het thema moèst worden op dit Colloquium. En ik geloof dat wij ons nog gelukkiger mogen prijzen met de keuze van de sprekers, die wij bereid hebben gevonden om ons over dit thema te onderhouden. Ook de doelstellingen van het Colloquium zijn duidelijker afgelijnd. Met in de eerste plaats als doel: de aanwezigheid van ons vak aan buitenlandse universiteiten, de plaats die toekomt aan de nederlandistiek als vak van wetenschap in het buitenland. Dat moet het eerste doel zijn waarvoor wij werken. Dat wij intussen ook hebben gesproken over onze status: ja, dat moest natuurlijk worden gezegd, maar het mocht niet uitgroeien tot het hoofdthema van dit Colloquium en het is ook niet op die manier uitgegroeid. Het heeft een bescheiden plaats ingenomen in onze besprekingen en toch is daarover alles gezegd wat moest worden gezegd. Ik geloof dat wij kunnen constateren dat intussen in het verloop van zes jaar ook een machine, een bescheiden machine, in beweging is gekomen die blijft werken, die de nederlandistiek in het buitenland van allerlei documentatie voorziet: Docentenlijst, Neerlandica extra Muros, de Verslagen van onze Colloquia, de Reizende Tentoonstellingen I en II - en ik zou daar in het bijzonder Uw aandacht op willen vestigen - ik geloof dat wij alles moeten doen om via zulk een documentatie het buitenland te bereiken. Het is bekend dat wij met onze schilderkunst iedereen in de wereld hebben bereikt omdat de taal ervan internationaal verstaanbaar is. Met onze literatuur en met onze taal zijn we aan onze landsgrenzen blijven staan. Maar via het beeld dat dan toch het medium van deze eeuw is, via het beeld van onze literatuur kunnen wij ook het buitenland bereiken en kunnen wij een eerste kennismaking met onze letteren mogelijk maken. In ditzelfde verband wil ik ook noemen de films over de Nederlandse letterkunde, de films die U hier hebt gezien, andere films - iemand heeft op zijn vragenlijst ingevuld de film ‘De man die zijn haar kort liet knippen’ - daarvoor kan ook worden gezorgd. Morgen zien wij niet alleen de Multatulifilm, bovendien zal de mogelijkheid worden onderzocht ook deze film voor het buitenland beschikbaar gesteld te krijgen. Dat zal moeilijkheden geven, maar Prof. Gomperts heeft niet de mogelijkheid uitgesloten. Verder verwacht ik toch

[pagina 213]
[p. 213]

wel wat van de publikatie van het boek De Nederlandistiek in het Buitenland. Het heeft, geloof ik een heel eigen taak te vervullen. Het wil niet meer zijn dan een inventaris, maar ik geloof dat die inventaris er eens moest komen. Ik geloof dat wij nu ook onze positie tegenover de binnenlandse nederlandistiek duidelijker zien. Die is volkomen duidelijk geworden door de vertegenwoordigers van de binnenlandse nederlandistiek hier op dit Colloquium, eminente vertegenwoordigers, die het met mij eens zullen zijn wanneer ik zeg dat er eigenlijk niet zou mogen worden gesproken over een binnenlandse en een buitenlandse nederlandistiek, dat er maar één nederlandistiek is, zoals er maar één germanistiek, één romanistiek is, en dat binnen- en buitenland hieraan in volkomen harmonie moeten samenwerken. Er is hier tijdens een van de vergaderingen ook de uitdrukking gebruikt: eigenlijk is de nederlandistiek in het buitenland een aflopende zaak. Daarmee kunnen wij ons in een ruim perspectief gezien natuurlijk verenigen, maar voor de zaak afloopt, voor het buitenland de taak overneemt, moet de zaak eerst nog oplopen en daar is minstens nog één generatie mee gemoeid. Wij moeten dus al onze krachten in binnen- en buitenland samenbundelen om dit doel te bereiken. Ik zei zoëven: na twee proefvluchten zijn we wel van de grond gekomen en kunnen we gaan vliegen, kunnen we misschien ook wel eens verder weg vliegen dan Brussel en Den Haag en in die richting is daarstraks - en we zijn daar dankbaar voor - ook een voorstel van sommige buitenlandse collega's uitgegaan. Intussen kunnen wij natuurlijk het buitenland, voor wij er zelf naar toegaan voor een vergadering, bereiken via - en daar ben ik persoonlijk erg dankbaar voor dat U die resolutie heeft willen aannemen - het nog in detail uit te werken project voor een International Association for Netherlandic Studies. Via het Yearbook dat in het kader van deze Vereniging zal kunnen worden gerealiseerd kunnen wij proberen de buitenlandse universitaire wereld te bereiken. Tot slot zou ik U willen bedanken voor de prettige atmosfeer waarin wij deze dagen hebben vergaderd, een atmosfeer waarvan ik mag zeggen dat zij door geen enkel onaangenaam geluid is vertroebeeld. Maar dit dankwoord is te kort. Ik moet heel speciaal natuurlijk in de eerste plaats diegenen danken die dit Colloquium financieel mogelijk hebben gemaakt. Ik heb dat bij de Opening gezegd, maar ik moet dit nogmaals zeggen. En U weet dat ik hiermee bedoel de beide Ministeries, voorgesteld door de Gemengde Commissie ter Uitvoering van het Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag. Maar mijn bijzondere dank gaat toch eigenlijk wel in de eerste plaats uit naar de buitenlandse docenten, mijn collega's zelf, voor de manier waarop zij aan dit Colloquium hebben meegewerkt. Ook voor de moeite die zij hebben gedaan hier te verschijnen. Sommigen hebben zelfs vroegtijdig

[pagina 214]
[p. 214]

een groot internationaal Congres verlaten om hier aanwezig te kunnen zijn. En dat mag toch wel even worden onderstreept. En juist van die Collega's is dan die voor ons allemaal zeer vleiende opmerking gekomen, dat de activiteiten van ons Colloquium, zoals zij of in elk geval sommigen onder hen dat voor de eerste keer hebben meegemaakt, en het peil dat hier, en dan vooral in onze wetenschappelijke vergaderingen, werd bereikt, zeker niet hoeft onder te doen voor wat men net enkele dagen geleden op een met naam en faam bekend staand groot internationaal congres heeft meegemaakt. Ik geloof dat ik U dat compliment wel mag meedelen, want het is tot U allemaal gericht. Ik dank heel in het bijzonder de sprekers die hier zijn opgetreden en ik kan niet genoeg het peil van hun voordrachten prijzen. Ik dank hen die aan de discussies hebben deelgenomen. Ook mijn dank aan de Congrescommissie voor de spoed waarmee zij in een onmogelijk korte tijd deze hele lijst resoluties heeft afgewerkt. Collega's vooral die uit buiteneuropese landen komen, moeten wel apart worden vermeld voor de moeite die zij hebben gedaan, hier tegenwoordig te zijn. De Culturele Attachés van Nederland en België in de naburige landen moeten wel heel speciaal worden vermeld. De leden van de Staf van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, heel in het bijzonder die van Internationale Culturele Betrekkingen, van andere Directies van dit Ministerie of van een ander Ministerie dat belangstelling toont voor onze activiteiten. Ik wil ook onze gasten vermelden die bepaalde Instituten, Verenigingen, Tijdschriften vertegenwoordigen, die bijzonder belangstellen in het uitdragen van de Nederlandse Cultuur naar buiten. En dan zou ik toch nog een zeer speciaal woord van dank willen uitspreken aan de echtgenoten van onze Collega's die hier samen met hen zijn verschenen. Ik geloof dat nog meer in het buitenland dan in het binnenland de positie van de echtgenote van een docent in de Nederlandse taal- en letterkunde zeer belangrijk is. Hoeveel wij ook kunnen bereiken met onze Instituutsbibliotheken en met de goede voorziening daarvan, ik geloof dat de doos met koekjes, de sigaren, de fles cognac of het diner dat soms eens aan een collega kan worden aangeboden niet minder belangrijk is om ons vak naar buiten uit te dragen. Maar mijn lijst is nog incompleet, Dames en Heren. Ik moet hier met name noemen Mevrouw Moolenburgh, voor al wat zij in de afgelopen dagen aan werk heeft verzet. Dat is inderdaad wel een applausje waard. En de leden van het Congresbureau die ons zoveel zorgen uit handen hebben genomen, zorgen waar wij in 1964 zelf mee belast waren. Ook daarvoor ben ik hun zeer dankbaar; en dan degenen die hier niet te zien zijn en bijna niet te zien zijn geweest: de leden van de Schrijfkamer van NUFFIC, die tot het laatste moment, nu, enkele minuten geleden, hebben gewerkt om U nog een laatste docu-

[pagina 215]
[p. 215]

mentatie te bezorgen in de vorm van gestencilde lijsten met de resoluties. Ook aan de leden van dit bureau onze dank, die U dan tevens laten bedanken voor de geste die U daarstraks zo vriendelijk voor hen hebt over gehad. Dan U allemaal samen uit naam van de leden van de Werkcommissie mijn zeer hartelijke dank voor Uw medewerking. Ik geloof dat ik mag zeggen: Tot over drie jaar op het volgend Colloquium, waarvoor U ons trouwens al een opdracht heeft gegeven. En hiermee sluit ik dan het Derde Colloquium van Hoogleraren en Lectoren in de Nederlandistiek aan buitenlandse Universiteiten. Ik dank U.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 9 september 1967

  • 8 september 1967

  • 7 september 1967

  • 5 september 1967

  • 6 september 1967


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Walter Thys