Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 4 (1970) (1973)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 4 (1970)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 4 (1970)

(1973)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het vierde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina *1]
[p. *1]


illustratie
OPENINGSZITTING IN DE VOORMALIGE ST.-PIETERSABDIJ OP DINSDAG 8 SEPTEMBER 1970. Op de eerste rij v.l.n.r.: Dr. J. Theuwissen, wnd. directeur v.d. Kultuurraad v. Vlaanderen, mr. S.H. Poppema en mej. mr. E. Talsma v.h. Min. v. O. & W., mr. K.R. Jonker v.h. Min. v. B.Z. (Den Haag), mr. J. Fleerackers, Kabinetschef v.d. Minister v. Nederlandse Cultuur, Prof. dr. A. Bolckmans, Deken v.d. Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte, Prof. ir. D. Vandepitte, Rector van de Rijksuniversiteit Gent, de hr. A. de Cordier, Schepen v. Schone Kunsten v.d. Stad Gent, Prof. dr. J. Goossens (Münster) en Prof. dr. C.A. Zaalberg (Leiden)


[pagina *2]
[p. *2]


illustratie
DE VOORZITTER TIJDENS ZIJN OPENINGSTOESPRAAK. Verder v.l.n.r.: Prof. dr. P. Brachin (Parijs), mr. P.W. van der Zijden †, namens de Minister van Onderwijs en Wetenschappen, dr. J.M. Jalink †, secretaris van de Werkcommissie, dr. J. de Rooij, secretaris van de op de vooravond van het Colloquium opgerichte IVN, en drs. F.P. Thomassen, penningmeester van Werkcommissie - IVN.


[pagina 5]
[p. 5]

Ten geleide
door W. Thys
Voorzitter van de IVN

Wanneer deze regels in druk zullen zijn verschenen, ligt het Vijfde Colloquium Neerlandicum al helemaal in het verschiet. Door welke haast burleske lotgevallen het komt dat het verslag van het Vierde Colloquium zo laat van de pers is gerold, hebben de abonnees van Neerlandica extra Muros in hun lijfblad kunnen lezen. Het heeft dan ook weinig zin, meer dan anderhalf jaar na dato, dit verslag in te leiden op een wijze alsof het in oktober 1970 zou zijn gepubliceerd. Ik maak liever van de nood, door de vertraging ontstaan, een deugd en gebruik de mij toegemeten plaats, vooraan in dit boekje, om de lezer van 1972 duidelijk te maken dat we inderdaad al twee jaar verder zijn en dat er als het ware al stof is voor een tussentijds verslag op de weg van het Vierde naar het Vijfde Colloquium. Dat tussentijdse verslag zal dan vooral stoelen op de resultaten van ons Colloquium in Gent. Op die manier krijgt dit late ‘ten geleide’ enige zin: ik zal proberen aan te tonen dat er uit het Gentse samenzijn werkelijk positieve resultaten zijn voortgekomen.

 

Eerste resultaat: wij hebben in 1970 in Gent de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek opgericht, zij het dan buiten het eigenlijke Colloquium om maar toch dank zij de aanwezigheid in Gent van een groot aantal buitenlandse collega's. Dat is een memorabel feit, al wordt het in alle bescheidenheid gezegd door de voorzitter van deze nieuwe vereniging die de buitenlandse neerlandistiek wil bundelen. Zo onmiddellijk zal het belang hiervan niet blijken maar allerlei tekenen wijzen er nu al op dat in de wereld van de neerlandistiek, de binnenlandse dan vooral, men deze bundeling van krachten positief begint te benaderen. Hier en daar in projecten, discussies, probleemstellingen, komen de letters IVN te voorschijn. Men begint de mogelijkheid te zien om in en langs deze vereniging plannen te realiseren die lang onuitvoerbaar zijn gebleven bij gebrek aan coördinatie van krachten. Het meest zou het mij verheugen, en met mij ongetwijfeld mijn medebestuursleden, als de binnenlandse neerlandistiek haar krachten zou bundelen en in samen-

[pagina 6]
[p. 6]

werking met de buitenlandse neerlandistiek zou willen komen tot een globale organisatie die beide sferen overkoepelt. De IVN zou dan naar mijn overtuiging stellig bereid gevonden worden haar statuten aan de behoeften van die grotere samenbundeling aan te passen. De verspreiding door onze vereniging sedert 1971 van een lijst ‘Wie en wat in de Intramurale Nederlandistiek’ is mede bedoeld om deze alliantie te bevorderen.

 

Tweede resultaat: ik ben aan de Rijksuniversiteit toevallig gedeeltelijk in eigen huis en al zal men mij van Gents chauvinisme verdenken, toch geloof ik dat we zo goed als bovenaan de lijst van de resultaten van ons Vierde Colloquium Neerlandicum moeten plaatsen: de creatie van drie studiebeurzen per jaar door de Rijksuniversiteit te Gent voor buitenlandse studenten en docenten die zich gedurende een heel academisch jaar in Gent in de neerlandistiek willen komen specialiseren. We zijn nu medio 1972 en het derde jaar van wat tijdens het slotdiner van het Vierde Colloquium onder applaus door de heer Rector van de RUG, Prof. ir. D. Vandepitte, werd aangekondigd, staat voor de deur. In 1970-'71 werd een beurs toegekend aan een Finse studente, in 1971-'72 aan studenten uit Frankrijk en de Verenigde Staten. In 1972-'73 zullen beurzen worden verstrekt aan studenten uit Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Zweden. Andere kandidaten (o.m. uit Polen) staan al op de lijst. Het uitzonderlijke karakter van deze beurzen wordt mede hierdoor bewezen, dat wij tot nu toe geen andere universiteit in de Noordelijke of Zuidelijke Nederlanden bereid hebben gevonden om het Gentse voorbeeld te volgen (voor sommige is dit, gezien hun financiële structuur, trouwens niet mogelijk). De Rijksuniversiteit te Gent verdient voor dit initiatief de erkentelijkheid van de hele extramurale neerlandistiek.

 

De kennismaking met Gent tijdens het Vierde Colloquium heeft nog tot allerlei andere activiteiten geleid: sommige collega's zijn na het Colloquium nog een hele tijd in Gent gebleven ten einde persoonlijk researchwerk aan de Universiteit te verrichten, andere, uit het verre buitenland, hebben er zich op de hoogte gesteld van eventuele studiemogelijkheden aan de RUG voor hun kinderen, nog andere zijn niet lang na het Colloquium mét hun studenten naar Gent teruggekeerd voor een kort studiebezoek. En enige weken na het Colloquium werd in de Gentse Universiteitsbibliotheek een druk bezochte tentoonstelling gehouden van het werk van de buitenlandse docenten in de neerlandistiek, ter beschikking gesteld door de IVN.

[pagina 7]
[p. 7]

De keuze van de RUG als congrescentrum had trouwens een symbolische betekenis: zodoende wilden wij de band met de binnenlandse centra voor de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde tot uitdrukking brengen. Dat heeft o.m. tot gevolg gehad dat in de nieuwe structuur van de IVN het dagelijks bestuur werd aangevuld met twee binnenlandse hoogleraren in de neerlandistiek, een van een Belgische en een van een Nederlandse universiteit.

 

Derde resultaat: het jaarboek Dutch Studies , ten tijde van het Vierde Colloquium nog een vaag plan, dat, omdat het nog zo vaag was, naar een nog op te richten commissie werd verwezen, is goed op weg realiteit te worden. De commissie is opgericht, heeft haar taak in twee vergaderingen volbracht, heeft een redactie samengesteld en deze redactie, benoemd door het bestuur van de IVN, heeft goede hoop het eerste nummer van Dutch Studies nog vóór het Vijfde Colloquium het licht te doen zien.

 

Vierde resultaat: tijdens het Vierde Colloquium Neerlandicum werd door de vertegenwoordigers van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen bekend gemaakt dat er een regeling werd getroffen om het oude zeer uit de wereld te helpen dat docenten in het buitenland hun recht op anciënniteit in de binnenlandse dienst verliezen en daardoor bij terugkeer na jaren onderwijs in het buitenland in een zeer onvoordelige en labiele positie kunnen komen te verkeren. Voor de collega's van Nederlandse nationaliteit werd daarvoor op het Gentse Colloquium een oplossing bekendgemaakt. De Belgische collega's wachten nog op de regeling die toen ook voor hen in het vooruitzicht werd gesteld. Daar wij van de Nederlandse collega's geen klachten van materiële aard meer horen, nemen wij aan dat zij met de getroffen regeling uit de nood zijn geholpen. Wij moeten evenwel blijven streven naar een regeling die de buitenlandse neerlandistiek op gelijke voet plaatst met de neerlandistiek aan binnenlandse universiteiten, voor docenten van Belgische of Nederlandse nationaliteit door hun land met een opdracht naar het buitenland gezonden: een hoger-onderwijstaak moet als zodanig worden beschouwd, gehonoreerd en beschermd. Een m.o. regeling voor een h.o. functie is uiteindelijk geen goede regeling.

 

Vijfde resultaat: uit de in Gent opgerichte IVN is nog iets anders voortgekomen dat in dit tussentijdse verslag mag worden vermeld: een van de eerste daden van het dagelijks bestuur van de nieuwe IVN was de instelling van al lang voordien door de vroegere Werkcommissie uitgedokterde zg. ‘informatieformulieren’ voor diegenen die belangstelling

[pagina 8]
[p. 8]

hebben voor een taak bij het onderwijs van het Nederlands aan een buitenlandse universiteit. Op die manier poogt de IVN orde te brengen in de wat wilde markt die bij vacatures in het buitenland wel eens blijkt te bestaan. Met deze informatieformulieren pogen wij een ‘reservekader’ aan te leggen van toekomstige lectoren. Een achttiental belangstellenden uit Nederland en België en daarbuiten hebben zich tot hiertoe aangemeld. Aan een tweede te regelen zaak, een benoemingsprocedure, wordt nog gewerkt.

 

Zesde resultaat: reeds op hun Tweede Colloquium (Brussel 1964) hadden de buitenlandse docenten in de neerlandistiek in hun eerste resolutie gevraagd naar de instelling van een centrale commissie van deskundigen die de Belgische en de Nederlandse regeringen van advies zou kunnen dienen ten aanzien van het onderwijs in de neerlandistiek in het buitenland. Thans, na het Vierde Colloquium, is men aan deze wens tegemoetgekomen: in 1971 werd in de schoot van de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag een Subcommissie voor Neerlandistiek in het buitenland ingesteld. Deze commissie heeft op dit ogenblik reeds tweemaal vergaderd en alles laat voorzien dat zij al in de nabije toekomst een uiterst belangrijke rol zal kunnen gaan spelen als adviserend orgaan voor de beide regeringen.

 

Ik hoop hiermee mijn overzicht van de belangrijkste resultaten van het Vierde Colloquium te mogen afsluiten. De overige zijn niet zo gemakkelijk te formuleren. Ik verwijs naar de resoluties die in dit verslag zijn opgenomen en naar de sedert het Vierde Colloquium verschenen nummers van Neerlandica extra Muros . Door vergelijking van deze beide kan men nagaan hoeveel resoluties intussen al het voorwerp van nader onderzoek zijn geweest en hoeveel er op weg zijn naar realisering. Het Gentse Colloquium Neerlandicum van 1970 was in menig opzicht een mijlpaal in de geschiedenis van onze actie voor de studie van het Nederlands aan buitenlandse universiteiten en voor de uitstraling van de Nederlandse cultuur in de wereld. Ik hoop dat het als dusdanig ook door de lezer van dit verslag zal worden aangevoeld.

 

Dit Colloquium is mede mogelijk geworden door de inzet en de actieve medewerking van een groot aantal personen en instanties. In de eerste plaats moet worden genoemd de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag die niet alleen de nodige subsidies heeft verleend om een zo duur congres mogelijk te maken, dat alleen zin had als daar vakgenoten uit al de continenten waar Nederlands wordt gedoceerd konden verschijnen, dus als er aan deze vak-

[pagina 9]
[p. 9]

genoten reis- en verblijfsfaciliteiten werden geboden, maar die bovendien ervoor gezorgd heeft dat ook nog dit verslag kon verschijnen.

 

Daarboven en daarbuiten moet evenwel erkentelijkheid worden betuigd aan de beide Ministers die dit Colloquium met hun gezag en zelfs met hun tegenwoordigheid hebben gepatroneerd, de Heer Minister van Nederlandse Cultuur in België, Prof. dr. Fr. van Mechelen, en de Heer Minister van Onderwijs en Wetenschappen in Nederland, dr. G.H. Veringa (vertegenwoordigd door mr. P.W. van der Zijden), alsook aan resp. het Bureau voor Neerlandistiek van de Afdeling Internationale Betrekkingen van het Haagse Ministerie en het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen van het Brusselse Ministerie. Beide afdelingen hebben geen moeite gespaard om ons met de realisatie van dit Colloquium behulpzaam te zijn.

 

Tevens breng ik hulde aan de vertegenwoordigers van andere Ministeries, de afgevaardigden van culturele verenigingen (met name de Kultuurraad voor Vlaanderen) en andere bijzondere gasten die ons Colloquium met hun steun en tegenwoordigheid hebben vereerd.

 

Een bijzonder woord van dank is verschuldigd aan de Vlaamse Alma Mater die onze gastvrouw was: de Rijksuniversiteit te Gent. Zowel aan de Heer Rector, Prof, ir. D. Vandepitte, als aan de Heer Deken van de Faculteit van de Letteren en Wijsbegeerte, Prof. dr. A. Bolckmans, betuig ik namens mijn medebestuursleden mijn zeer oprechte dank voor de verleende gastvrijheid, ook in de vorm van hotelaccomodatie en restauratie, en voor de medewerking die wij van het administratieve en technische apparaat van de Universiteit hebben mogen ontvangen. Daarbij aansluitend mag ik niet onvermeld laten het Gentse Stadsbestuur, dat ons faciliteiten verleende voor de inrichting van onze openingsvergadering en ons banket, alsmede de Vlaamse Provinciebesturen en de Kultuurraad voor Vlaanderen, die al het mogelijke hebben gedaan om de reputatie die zij reeds in 1964 als gastheren en organisatoren van onze excursie door de Vlaamse Provinciën hadden verworven, nog te overtreffen.

 

Mijn gedachten gaan tevens naar degene die dit mede heeft voorbereid en meegemaakt, maar die niet meer onder ons is om de laatste fase van de operatie, het congresverslag, mede te beleven: dr. J.M. Jalink, onze oud-secretaris, die ons in 1971 is ontvallen. Zijn opvolger, dr. J. de Rooij, alsook mevrouw H. Moolenburgh, assistente van het secretariaat en drs. F.P. Thomassen, directeur van de NUFFIC, verdienen mijn oprechte dank voor hun medewerking.

[pagina 10]
[p. 10]

Degenen die aan het Vierde Colloquium Neerlandicum actief hebben meegewerkt met het voordragen van lezingen, het insturen van werkstukken en het ijverig deelnemen aan de besprekingen, kortom de 74 buiten- en binnenlandse deelnemers aan dit Colloquium, betuig ik ten slotte mijn hartelijke dank, want zij hebben allemaal bijgedragen tot het welslagen ervan. Wij verwachten hen allen terug op het Vijfde Colloquium Neerlandicum, dat wij in 1973 in Nederland hopen te houden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 8 september 1970

  • 9 september 1970

  • 10 september 1970

  • 11 september 1970

  • 12 september 1970

  • 13 september 1970


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Walter Thys