Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 5 (1973) (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 5 (1973)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 5 (1973)

(1976)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het vijfde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

Ledenvergadering IVN
(Vergadering VII)
Donderdag 30 augustus 1973
9.00 uur

Voorzitter: Prof. Dr. W. Thys
  Dr. J. de Rooij, Secretaris van de IVN: Verslag over de periode 1970-1973

[pagina 202]
[p. 202]

Verslag over de periode 1970-1973 door Dr. J. De Rooij
Secretaris van de IVN

Het is onmogelijk te beginnen met een verslag over de afgelopen drie jaar, bij gelegenheid van het Vijfde Colloquium Neerlandicum, zonder te denken aan de man die drie maal eerder, op het Tweede, Derde en Vierde Colloquium, dit verslag uitbracht: Dr. J.M. Jalink, in leven secretaris van de Werkcommissie van Hoogleraren en Lectoren in de Nederlandistiek aan buitenlandse Universiteiten. Toen ik hem in 1970 opvolgde, stelde ik me voor dat ik drie jaar later dit verslag zou voorlezen met Dr. Jalink op de eerste rij in de zaal, intens belangstellend en kritisch luisterend, misschien af en toe glimlachend, hetzij vaderlijk, hetzij ironisch. Dat dit niet zo heeft mogen zijn, dat Jalink al een jaar nadat hij afscheid genomen had van het secretariaat, afscheid moest nemen van het leven, stemt tot weemoed, maar ook tot dankbaar herdenken. In onze herinnering leeft Jalink voort als een van de mannen van het eerste uur, als de bekwame, ijverige en enthousiaste secretaris.

 

Ik zei daarnet dat ik Jalink opvolgde. Dat is niet helemaal juist: Jalink was secretaris van de Werkcommissie, ik ben het van de IVN. Dat is veel meer dan een formeel onderscheid, het heeft alleen al voor dit verslag duidelijk merkbare consequenties. Allereerst zal een gedeelte ervan moeten handelen over typische verenigingsaangelegenheden, en verder hebben we de vraag moeten beantwoorden wáár dit verslag op het programma van het colloquium geplaatst zou moeten worden: bij de openingszitting, zoals voorheen, of op de algemene vergadering van de IVN. We hebben voor het laatste gekozen, omdat de statuten voorschrijven dat de algemene vergadering zich bezighoudt ‘met de bespreking van de verslagen van de werkzaamheden van het bestuur’, terwijl twee verslagen - bij de opening én op de algemene vergadering - wat te veel van het goede zou worden. Maar deze gang van zaken heeft natuurlijk het nadeel dat niet iedereen die het colloquium bijwoont ook het verslag hoort.

[pagina 203]
[p. 203]

Daarmee doel ik niet zozeer op de speciale gasten die alleen op de openingszitting aanwezig waren, als wel op het feit - en hiermee raak ik aan een wezenlijk probleem, dat een goede inleiding vormt voor het ‘verenigingstechnische’ deel van dit verslag - dat niet alle docenten extra muros lid van de IVN zijn. Ook op dit colloquium zijn deelnemers aanwezig die zich nooit als lid opgegeven en/of contributie betaald hebben. Wij geloven niet dat dit aan een gebrek aan ledenwervende activiteiten van het bestuur ligt. Na oprichting van de IVN is aan ieder die Neerlandica extra Muros ontvangt (en dat waren en zijn nog steeds o.a. alle docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten) een mededeling over de pas opgerichte vereniging gestuurd, met een strookje door middel waarvan men zich als lid kon opgeven. Dit is later nog eens herhaald en toen na ruim een jaar bleek dat het ledenbestand nog steeds sterk voor uitbreiding vatbaar was, hebben voorzitter en secretaris persoonlijke, met de hand geschreven briefjes gestuurd aan alle in de Docentenlijst vermeide docenten-in-functie die nog geen IVN-lid waren. Ondanks dit alles is momenteel meer dan de helft van de personen die in de Docentenlijst zijn opgenomen, nog geen lid van de IVN. Onder hen zijn er zeker een aantal die zich welbewust afzijdig houden: omdat ze ‘verenigingsmoe’ zijn, omdat het doceren van Nederlands maar een klein deel van hun taak uitmaakt en ze het niet de moeite waard vinden zich daarvoor bij een organisatie aan te sluiten, of om welke reden dan ook. Er zijn er echter zeker ook, die wel lid zouden willen worden, maar eenvoudigweg nog steeds vergeten hebben zich aan te melden. Het bestuur laat daarom geen gelegenheid ongebruikt, ook deze niet, een aansporend woord te spreken. Het zou natuurlijk bijzonder stimulerend voor ons zijn als allen, of vrijwel allen, voor wie wij werken, hun waardering voor dit werk zouden uitdrukken door toetreding tot de vereniging. Anderzijds handhaven wij ons standpunt dat wij onze diensten verlenen aan alle docenten extra muros, ongeacht of het IVN-leden zijn of niet.

 

Wat de andere activiteiten aangaat die de vereniging zelf betreffen, moge ik het volgende vermelden. De IVN heeft, na daarvoor het nodige te hebben verricht, koninklijke goedkeuring verkregen in Nederland en officiële erkenning in België. In verband met dit laatste was een kleine statutenwijziging noodzakelijk, die door de leden tussentijds werd goedgekeurd. Bij de praktische toepassing en hernieuwde kritische toetsing van de statuten bleek echter, dat deze naar het inzicht van het dagelijks bestuur op meer punten aanvulling en wijziging behoefden. Ook moest er een ontwerp-huishoudelijk-reglement gemaakt worden, omdat dit vóór de oprichting niet was klaargekomen. Deze statutenwijzigingen en

[pagina 204]
[p. 204]

het huishoudelijk reglement, waarin nogal wat denk- en schrijfwerk is gaan zitten, worden op deze vergadering aan u voorgelegd.

 

Verder heeft het bestuur zich bezonnen op aansluiting van de IVN bij een overkoepelende organisatie. Na een vrij uitvoerige correspondentie en overleg werd besloten een aanvraag in te dienen voor het lidmaatschap van de Fédération Internationale des Langues et Littératures modernes (F.I.L.L.M.). Op 4 augustus 1973 berichtte de secretaris van deze federatie ons dat de IVN als lid was aanvaard.

 

Tenslotte moest er in het laatste gedeelte van de verslagperiode nagedacht worden over de samenstelling van een nieuw bestuur, omdat een bestuur volgens de statuten gekozen wordt voor de periode tot de volgende algemene vergadering. Hadden alle bestuursleden zich direct herkiesbaar gesteld, dan was hier weinig werk mee gemoeid geweest. Het is echter alleszins begrijpelijk, dat onder de zittende bestuursleden - die grotendeels (de tijd van de Werkcommissie meegerekend) al twaalf jaar in functie waren - er enkele waren die liever wilden aftreden. Het vinden van nieuwe bestuurskandidaten bleek echter een moeilijk karwei, waarop in dit verslag natuurlijk niet kan worden ingegaan, maar dat wel de nodige tijd en energie vergde.

 

Dan ga ik nu, na dit korte overzicht van de interne verenigingsactiviteiten, over tot het verslag van die werkzaamheden waarvoor de IVN uiteindelijk is opgericht. Ik besef daarbij, dat ik me wegens het groot aantal onderwerpen ten zeerste zal moeten beperken, wil dit overzicht tenminste niet uitdijen tot een stuk dat een onevenredig groot deel van de tijd van deze vergadering en de ruimte van het colloquiumverslag zal opeisen. Beperking kan betekenen: uit de veelheid een klein aantal thema's kiezen en die wat uitvoeriger behandelen, óf zoveel mogelijk onderwerpen aan de orde stellen, maar ze slechts zeer kort bespreken. Ik kies voor het laatste, omdat ik vind dat op die manier een driejaarlijks verslag het meest aan zijn doel beantwoordt. Uitvoeriger informatie over de te noemen punten is dikwijls al gegeven in Neerlandica extra Muros of kan desgewenst nog op deze vergadering verstrekt worden, als de discussie daartoe aanleiding geeft.

 

Zoals mijn voorganger deed in zijn verslagen op het Tweede en Derde Colloquium, wil ik nu eerst nagaan hoe het gesteld is met de uitvoering van de resoluties die drie jaar geleden zijn aangenomen. De eerste en de laatste twee daarvan geven geen aanleiding tot bespreking. Met betrekking tot de andere resoluties valt het volgende te vermelden.

[pagina 205]
[p. 205]

De behoefte aan een bevredigende regeling van de rechtspositie van Belgische docenten extra muros (resolutie 2) is door de voorzitter herhaaldelijk onder de ogen van de bevoegde instanties gebracht, met name op de vergaderingen van de ‘Subcommissie Neerlandistiek in het buitenland’ van de ‘Gemengde technische commissie ter uitvoering van Nederlands-Belgisch Cultureel Verdrag’, waar hij en degene die tot u spreekt à titre personnel lid van zijn. Helaas heeft dit nog steeds niet tot een concreet resultaat geleid. Het is mogelijk dat er op dit colloquium nadere mededelingen gedaan kunnen worden.

 

In het voorbijgaan zij opgemerkt dat het in werking treden van de Subcommissie gezien kan worden als de uitvoering van twee oudere resoluties, nl. de 14e van het Eerste Colloquium en de eerste resolutie van het Tweede, waarin om een centrale adviescommissie voor de buitenlandse neerlandistiek gevraagd werd.

 

Over mogelijkheden tot tijdelijke plaatsing van buitenlandse neerlandisten aan instellingen van onderwijs en onderzoek in Nederland en België (resolutie 3) valt op te merken, dat de Rijksuniversiteit te Gent toestaat dat ook wetenschappelijke onderzoekers gebruik maken van de drie beurzen die in 1970 voor het eerst beschikbaar gesteld werden. Verder zijn ons enkele individuele gevallen bekend van buitenlandse neerlandisten die kortere of langere tijd in Nederland of België studeerden.

 

De wens dat er een Nederlands-Belgisch interuniversitair centrum voor Nederlandse literatuurwetenschap tot stand zou komen (resolutie 4) gaven wij door aan de Sectie Nederlands van de Academische Raad in Nederland. Deze sectie nam de gedachte over, maar breidde ze uit tot de hele neerlandistiek. Er wordt nu gestreefd naar een centraal beleidsorgaan, aan de eventuele instelling waarvan een uitvoerige inventarisatie vooraf gaat. Over de inventarisatie heeft u een mededeling en een verzoek tot medewerking van Drs. Hendriks ontvangen, over het hele plan heeft Prof. Neutjens u gisteren nader ingelicht.

 

Een klein onderdeel van het gewenste bibliografisch en algemeen informatief apparaat (resolutie 5) menen wij tot stand gebracht te hebben door de samenstelling van de brochure Wie en Wat in de intramurale nederlandistiek, waarvan twee uitgaven verschenen zijn en de derde in voorbereiding is. Verder heeft de bovengenoemde Subcommissie een inventarisatie van de problemen in verband met de buitenlandse neerlandistiek ontvangen, waarin o.a. dit informatief apparaat genoemd werd.

[pagina 206]
[p. 206]

Plannen voor het samenstellen van ‘een zo volledig mogelijke grammatica van het moderne Nederlands’ (resolutie 6) zijn het allereerste stadium van voorbereiding voorbij. Aan het Belgisch-Nederlands Interuniversitair Centrum voor Neerlandistiek zal worden voorgesteld een stuurgroep samen te stellen, die een ‘informateur’ zal benoemen om de bestaande plannen nader uit te werken en de mogelijkheden tot verwezenlijking te onderzoeken.

 

De wens dat de Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden spoedig zal worden voltooid (resolutie 7) is overgebracht aan de Standaard Uitgeverij in Antwerpen. Wij ontvingen op 6 april 1971 bericht dat de kopij voor een eerstvolgend deel was ingeleverd en dat deze voor de andere nog niet verschenen delen werd voorbereid.

 

De comparatistische bibliografie, genoemd in resolutie 8, is aan een uitgever ter beoordeling gegeven, maar dit heeft (nog) niet tot concrete resultaten geleid.

 

In de Bibliotheca Neerlandica Extra Muros, waarover resolutie 9 spreekt, verscheen in 1971 als tweede deel The Mirror of Salvation,, een vertaling van de Elckerlijc door onze oud-collega Adriaan Barnouw. Voor de uitgave van een Franse studie over het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse literatuur was helaas geen voldoende financiële basis te vinden. Er bestaat goede hoop dat het proefschrift over Hadewych van onze collega mevrouw Tanis Guest, van de universiteit van Londen, wel in deze serie zal worden uitgegeven.

 

Tot zover de bespreking van de resoluties van het Vierde Colloquium. U zult vastgesteld hebben dat het bestuur aan alle resoluties aandacht heeft besteed, wat soms meer, soms minder werk meebracht en soms meer, soms minder (een enkele keer (nog) geen) resultaat opleverde. Maar er was veel meer te doen dan te streven naar uitvoering van deze resoluties. Laat ik u in vogelvlucht eerst de oude bekenden noemen die op het IVN-programma van de laatste drie jaar voorkwamen, zoals daarvóór op dat van de Werkcommissie.

 

De Docentenlijst verscheen drie maal. Het waren de nummers XIII (1-5-1971), XIV (1-6-1972) en XV (1-7-1973). Vanaf nr. XIV is in wat we ‘de Docentenlijst’ blijven noemen tevens een lijst van gewone leden, buitengewone leden en donateurs van de IVN opgenomen, terwijl de lijst van oud-docenten is vervallen (deze is wel op verzoek verkrijgbaar). Nr. XV bevat bovendien een register op personen en universiteiten.

[pagina 207]
[p. 207]

Neerlandica extra Muros verscheen als gewoonlijk tweemaal per jaar. We hebben ernaar gestreefd de verschijning zoveel mogelijk op tijd te doen geschieden en de indeling in rubrieken wat overzichtelijker te maken.

 

Ook de vragenlijst die aan nieuwe docenten wordt gestuurd is wat gemoderniseerd. We dachten dat de uitvoerigheid van de oude lijst velen ervan weerhield aan de beantwoording van de vragen te beginnen. Ook nu krijgen we nog niet alle verzonden lijsten ingevuld terug, maar in vele gevallen toch wel. De aldus verkregen gegevens zijn voor ons o.a. een welkome informatiebron voor de rubriek ‘Van buiten de muren’ in N.e.M.

 

Het Verslag van het Vierde Colloquium heeft door allerlei omstandigheden veel meer tijd en energie gekost dan nodig had moeten zijn en het is dan ook, evenals de vorige verslagen, veel later verschenen dan de bedoeling was. We blijven streven naar een spoediger verschijning van de colloquiumverslagen, te beginnen met het eerstvolgende.

 

Wat de Reizende Tentoonstellingen betreft, hebben we allereerst nogal wat moeite moeten doen om ze op te sporen, nadat we ze in het verre en uitgestrekte Zuid-Afrika uit het oog verloren hadden. Het verheugt ons te kunnen berichten dat ze nu weer in ons bezit zijn, in goede staat verkeren en ter beschikking staan van belangstellende docenten.

 

Dan kom ik nu toe aan wat misschien wel het belangrijkste deel van dit verslag is: de bespreking van de nieuwe activiteiten die door of op initiatief van de IVN in de afgelopen drie jaar ontplooid zijn. Om een indeling van de heer Jalink nog eens te gebruiken: na de activiteiten die men de ‘gedweeë’ zou kunnen noemen - uitvoering van resoluties, voortgaan op gebaande paden -, komen nu de ‘eigengereide’ aan de orde.

 

Hoewel de voorbereiding van de uitgave van het jaarboek Dutch studies hoort tot de activiteiten die voor het eerst in deze verslagperiode plaatsvonden, heeft ze haar wortels in een verder verleden en is ze eigenlijk niets anders dan de uitvoering van een resolutie, nl. de 10e van het Derde Colloquium, waarin de oprichting van de IVN en de uitgave van een jaarboek in principe werden goedgekeurd. Velen van u zullen zich ook herinneren dat er over het jaarboek uitvoerig gediscussieerd is tijdens de vergadering waarbij de IVN werd opgericht, drie jaar geleden in Gent. Daarna is een voorbereidende commissie aan het

[pagina 208]
[p. 208]

werk gegaan, bestaande uit wijlen Prof. Heeroma, Prof. Weisgerber en het dagelijks bestuur van de IVN, die de plannen nader uitwerkte en voorstellen deed voor de benoeming van een redactie. Deze redactie werd samengesteld uit de heren Brachin, Goossens, King en De Rooij als redactiesecretaris. De redactie nodigde op haar beurt een aantal binnen- en buitenlandse geleerden, grotendeels neerlandisten, uit om in de redactieraad zitting te nemen. Daarna werd de kopij voor het eerste nummer verzameld, die grotendeels in het Engels vertaald moest worden. De heer King verzorgde dit geheel pro Deo, waarvoor hem in het voorbijgaan wel een woord van dank mag worden toegevoegd. Er is altijd naar gestreefd het eerste nummer te doen verschijnen vóór het Vijfde Colloquium, maar dit is helaas niet gelukt. De voornaamste oorzaak daarvan is wel dat Dutch studies - om redenen waarvan de bespreking hier ons veel te ver zou voeren - bij nader inzien niet bij de firma zal worden uitgegeven waarmee we in een vroeger stadium contact hadden, maar bij de firma Martinus Nijhoff. Dit gaf een aanzienlijke vertraging, waardoor de verschijning van het eerste nummer pas in januari of februari 1974 te verwachten is. Er wordt echter intussen al serieus gewerkt aan het tweede nummer, waarvoor wij van de Nederlandse en Belgische ministeries een subsidie toegezegd hebben gekregen ter bestrijding van de vertaal- en reiskosten. Wij vermelden dit laatste met grote erkentelijkheid en zien het als een krachtige stimulans voor ons verdere werk in verband met Dutch Studies.

 

Een plan dat al jaren lang leefde bij de Werkcommissie en werd overgenomen door het IVN-bestuur, kon door het in werking treden van de meermalen genoemde Subcommissie Neerlandistiek in het buitenland verder ontwikkeld worden. Het betreft een procedure voor werving en advies met betrekking tot a.s. docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten, waarbij enerzijds de autonomie van de buitenlandse universiteit onverlet wordt gelaten, maar anderzijds gestreefd wordt naar garanties dat alle kandidaten voor een bepaalde functie gelijke kansen krijgen en dat de beste kandidaat wordt benoemd. De IVN is bij de uitvoering hiervan niet direct betrokken, maar we vermelden dit punt hier omdat het een initiatief van onze kant was.

 

Wat de IVN op dit gebied wel doet, is het op verzoek toezenden van informatieformulieren aan degenen die belangstelling hebben voor een functie in de buitenlandse neerlandistiek. Men vermeldt op dit formulier personalia en andere relevante gegevens en stuurt het terug naar de IVN, die kopieën doet toekomen aan de Nederlandse en Belgische mini-

[pagina 209]
[p. 209]

steries. Is er een buitenlandse vacature, dan worden de in aanmerking komende invullers van informatieformulieren (op het secretariaat van de IVN kortheidshalve als ‘ifi's’ aangeduid) hiervan door een van de ministeries of door de IVN op de hoogte gesteld. Er zijn op dit moment 27 ingevulde formulieren in ons bezit en er is in korte tijd al druk gebruik van gemaakt in verband met vacatures.

 

Gaat het hier om buitenlandse vacatures, ook het bestaan van vacatures intra muros kan voor de neerlandisten in den vreemde interessant nieuws zijn, dat ze vaak pas laat of helemaal niet vernemen. In het laatste nummer van Neerlandica extra Muros hebben wij ons bereid verklaard belangstellenden in de mate van het mogelijke van informatie hierover te voorzien. In de congresmap die u op dit colloquium hebt gekregen, hebben we trouwens de daad al bij het woord gevoegd.

 

Een heel ander initiatief was het houden van een spellingenquête. Omdat u de volledige resultaten hiervan in de congresmap hebt kunnen vinden en deze aan andere belangstellenden op verzoek toegestuurd zullen worden, ga ik hier verder niet op in.

 

Aangezien wij dikwijls vernamen dat de docenten extra muros niet voldoende op de hoogte gesteld werden van nieuwe uitgaven op hun vakgebied, hebben wij de Noord- en Zuidnederlandse uitgevers in een circulaire verzocht hieraan de nodige aandacht te besteden. Het is voor ons moeilijk na te gaan of en in hoeverre een dergelijke oproep concrete resultaten oplevert.

 

Dames en heren, ik meen hiermee de voornaamste punten behandeld te hebben die in dit verslag moesten voorkomen. Ik heb ook het gevoel dat ik het langer heb gemaakt dan enig verslag dat uit de pen van mijn voorganger Jalink gevloeid is - die, bij al zijn kwaliteiten, als scribent toch niet bepaald bekend stond om zijn beknoptheid. Ik moet er dan ook beslist van afzien aandacht te besteden aan de omvangrijke correspondentie, het verstrekken van inlichtingen en individuele handreikingen die in de afgelopen drie jaar weer in ruime mate tot de taak van het dagelijks bestuur behoord hebben. Ik kan ook zeker niet ingaan op allerlei belangrijke activiteiten in verband met de extramurale neerlandistiek waarmee de IVN niet of maar zeer ten dele bemoeienis heeft gehad, als daar zijn: de zomercursussen (met Gent en Hasselt als nieuwe mogelijkheden) en de regionale bijeenkomsten van neerlandisten, die zover wij weten in de verslagperiode een of meer malen gehouden

[pagina 210]
[p. 210]

zijn in de Bondsrepubliek, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.

 

Maar ik kan niet eindigen zonder een welgemeend woord van dank aan instanties en personen die het werk van de IVN ook in de afgelopen drie jaar weer hebben mogelijk gemaakt en bevorderd. Dat zijn allereerst het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en het Belgisch Ministerie van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden, die ons door hun onontbeerlijke financiële subsidies in staat stelden de bovengenoemde activiteiten te verrichten en dit colloquium te organiseren, en die ook op andere dan financiële wijze telkens weer hun daadwerkelijke belangstelling toonden. In het bijzonder moeten hier de diensten van de congrescommissie aan dit colloquium vermeld worden. Verder moet ik de Stichting der Nederlandse universiteiten en hogescholen voor internationale samenwerking, kortweg NUFFIC, noemen, die ons weer vaak en op velerlei wijze van dienst geweest is, vooral door het vervaardigen en verzenden van type- en stencilwerk. Ik weet dat deze instanties uit mensen bestaan en dat er ook buiten deze instanties mensen geweest zijn die de IVN onschatbare diensten bewezen hebben. Maar u zult begrijpen dat er geen beginnen aan is een reeks namen te noemen die ook maar enige aanspraak zou kunnen maken op volledigheid. Toch wil ik twee uitzonderingen maken en twee namen noemen, die u allemaal kent. En het bijzondere is dan, dat terwijl we nog steeds vooral in een mannenmaatschappij leven, de buitenlandse neerlandistiek gemáákt (en niet gebroken) schijnt te worden door twee vrouwen: mejuffrouw Talsma en mevrouw Moolenburgh. Mejuffrouw mr. E. Talsma kennen we als de trouwe bezoekster van onze bestuursvergaderingen en als degene die op het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen alles weet over en alles doet voor de neerlandistiek extra muros. Mevrouw H. Moolenburgh-Ekkel noemen wij medewerkster van het secretariaat van de IVN, maar zij is in feite de spil waarom alles draait en zonder wie de IVN niet zou kunnen functioneren. Haar bekwaamheid, haar nauwgezetheid, haar persoonlijke betrokkenheid, haar bereidheid om 's morgens en 's avonds, op werkdagen en in het weekend klaar te staan voor de IVN, maken haar onvervangbaar. Het feit dat ze vandaag, midden in het colloquium waarvoor ze ontzaglijk veel werk verzet heeft, haar verjaardag viert, is een reden te meer voor een bijzondere hulde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1973

  • 30 augustus 1973

  • 29 augustus 1973

  • 28 augustus 1973

  • 27 augustus 1973


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.J. de Rooij