Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 6 (1976) (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 6 (1976)

(1978)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het zesde colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Openingszitting
Maandag 30 augustus 1976
14.30 u.

Voorzitter: Prof. dr. W. Thys (Rijsel & Gent)
  Inleidende toespraak door de voorzitter van de IVN.
  Openingstoespraak door mevrouw R. De Backer-Van Ocken, Minister van Nederlandse Cultuur (België) over: ‘Nieuwe perspectieven voor de uitstraling van de Nederlandse taal en cultuur’.

[pagina 6]
[p. 6]

Inleidende toespraak
door prof. dr. W. Thys
voorzitter van de IVN

Mevrouw de Minister, Mijnheer de Gouverneur, Mijne Heren Rectores, gastheren van ons Colloquium, Dames en Heren vertegenwoordigers van het diplomatieke en consulaire corps, Dames en Heren vertegenwoordigers van buitenlandse en binnenlandse besturen, instellingen en verenigingen, Dames en Heren, Beste Collega's en Vrienden,

 

De opening van een Colloquium van buitenlandse hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek die straks door Mevrouw de Minister van Nederlandse Cultuur zal worden verricht, is voor degenen die erbij betrokken zijn, zowel de gastheren als de gasten, altijd een moment van enige spanning. Voor de zesde keer beleven wij dit moment want dit is de zesde maal sedert 1961 dat er een Colloquium Neerlandicum plaatsheeft, dat wil zeggen dat al de Europese docenten in de neerlandistiek en hun gedelegeerde collega's uit de buiten-Europese landen naar het moederland - afwisselend Nederland en België - worden uitgenodigd om een week lang van gedachten te wisselen over het onderwijs van het Nederlands in het buitenland.

 

Ik zou dan ook in deze korte inleidende toespraak die voorafgaat aan de rede van Mevrouw de Minister, U allen in mijn functie van voorzitter van de Internationale Vereniging voor Nederlandistiek die het Colloquium organiseert, en mede namens mijn medebestuursleden, zeer oprecht, zeer hartelijk welkom willen heten.

 

Dit welkom richt ik in de eerste plaats tot de vele gasten die de opening van dit Colloquium met hun aanwezigheid willen vereren. Vanzelfsprekend geldt dit in het bijzonder voor Mevrouw De Backer-Van Ocken, Minister van Nederlandse Cultuur die niet alleen door haar tegenwoordigheid ons Colloquium luister bijzet maar die er bovendien actief aan wil meewerken door de traditionele lezing die op onze Colloquia aan de Nederlandse cultuur is gewijd, voor haar rekening te nemen.

[pagina 7]
[p. 7]

Verder heeft niet alleen de Nederlandse Ambassadeur in België zich persoonlijk op de openingszitting van dit Colloquium laten vertegenwoordigen, maar ook de aanwezigheid van verscheidene Ambassaderaden en Attaché's, zowel buitenlandse in België als Belgische en Nederlandse in landen van waaruit docenten aan ons Colloquium deelnemen, is een aanmoedigend bewijs voor de belangstelling waarmee ook buiten onze grenzen onze activiteit wordt gevolgd. Niet minder opvallend is de talrijke opkomst uit de kring van binnenlandse, dat wil zeggen Nederlandse en Belgische openbare besturen en partikuliere instellingen en verenigingen. Het is met dankbaarheid dat ik Uw aanwezigheid hier wens te onderstrepen.

 

Enkele personaliteiten zijn door ambtsbezigheden tot hun spijt verhinderd hier aanwezig te zijn. Zij hebben mij verzocht hen bij U te excuseren.

 

Mijn welkom geldt op zeer bijzondere wijze voor mijn buitenlandse collega's. Mede namens het bestuur van de IVN én tevens mede uit naam van de Rectores van de Universiteit Antwerpen die ons gastvrijheid verleent, in dit prachtige faculteitsgebouw, zou ik U een bijzonder hartelijk welkom willen toeroepen. Ik zou willen zeggen ‘welkom thuis’ want indien de Lage Landen niet Uw werkelijke vaderland zijn, dan zijn zij ongetwijfeld Uw tweede vaderland. U hebt immers van de studie en het onderwijs van onze taal en cultuur Uw levenstaak gemaakt en dat verdient onze oprechte erkentelijkheid én onze steun. Welkom na de honderden, ja zelfs duizenden kilometers die U gisteren en misschien nog wel gedeeltelijk vandaag hebt afgelegd om aan dit Colloquium, Uw Colloquium, deel te nemen.

 

U hebt in overgrote aantallen aan onze uitnodiging gevolg willen geven: 17 van de 18 landen in Europa waar Nederlands wordt gedoceerd, zijn op dit Colloquium vertegenwoordigd, sommige zoals de Duitse Bondsrepubliek, Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië door meerdere docenten van meerdere universiteiten. En voor wat de neerlandistiek buiten Europa aangaat zijn er in dit auditorium vakgenoten aanwezig uit Australië, Canada, Indonesië, Korea, de Verenigde Staten en Zuid-Afrika.

 

Ofschoon de door ons in 1961 begonnen actie ten bate van de neerlandistiek extra muros voornamelijk, zoniet uitsluitend betrekking had op de studie en het onderwijs van het Nederlands in universitair verband, toch hebben wij nooit nagelaten belang te stellen in wat zich afspeelde op de drempel van het universitair onderwijs, nl. in de middelbare onderwijsinstellingen, voornamelijk in de landen om ons heen. Ter gelegenheid van dit Zesde Colloquium hebben wij deze belangstelling voor het eerst geconcretiseerd door enkele docenten Nederlands bij het secundair onderwijs uit onze buurlanden als gasten uit te nodigen. Ook tot

[pagina 8]
[p. 8]

de enkele vertegenwoordigers van deze tak van het extramurale onderwijs die zich hier bevinden zeg ik hartelijk welkom. Ik spreek de hoop uit dat zij enige nuttige ervaringen op dit Colloquium kunnen opdoen en misschien in de toekomst binnen onze kring een plaats kunnen vinden vanwaaruit zij de ook bij het secundair onderwijs in de jongste jaren sterk toegenomen belangstelling voor het Nederlands kunnen helpen stimuleren en verstevigen. Vooral in onze buurlanden namelijk is de samenwerking tussen de vertegenwoordigers van beide onderwijsniveaus, middelbaar en hoger, een conditio sine qua non voor de versteviging van de positie van het Nederlands én voor het aankweken van de noodzakelijke Nachwuchs, dus de veiligstelling van de toekomst van de neerlandistiek.

 

De moeite die U zich allen, universitaire en niet-universitaire docenten uit het buitenland, binnenlandse vakgenoten uit Noord en Zuid, wier aanwezigheid op onze Colloquia wij zo bijzonder waarderen en voor wier belangstelling ik mede namens ons bestuur mijn zeer oprechte dank uitspreek, ik herhaal en vervolledig, de moeite die U zich allen hebt getroost om dit Colloquium bij te wonen, legt de organisatoren ervan een zware, een uiterst zware verplichting op. Het vele geld en de grote hoeveelheid energie die in dit Colloquium zijn geïnvesteerd moeten, en ik herhaal het met nadruk, moeten op een tastbare wijze de studie van de neerlandistiek in het buitenland én de versteviging van de positie van onze taal en cultuur in de wereld ten goede komen. Elke dag van de week die voor ons ligt moet in dit teken worden gesteld en dat geldt evenzeer voor de tentoonstelling over ‘De studie van het Nederlands in het buitenland’ die morgen in het AMVC wordt geopend en waarop ik U van harte moge uitnodigen. Dat is de morele verplichting die wij ons bij de voorbereiding van dit Colloquium hebben gesteld en die wij vastbesloten zijn in de komende dagen in te lossen. De aanwezigheid van Mevrouw de Minister van Nederlandse Cultuur bij de aanvang van onze werkzaamheden legt nog meer de nadruk op de plicht die wij onszelf hebben opgelegd.

 

De tijd, Dames en Heren, die ik mezelf voor deze inleidende woorden heb toegemeten, is te beperkt opdat ik op bijzonderheden van ons programma zou wensen in te gaan. U weet dat wij traditionelerwijs onze Colloquia richten op de drie subdisciplines waarmee wij bij ons onderwijs in het buitenland te maken hebben: Nederlandse taalkunde, Nederlandse letterkunde en Nederlandse cultuur. Daarnaast besteden wij aandacht aan de didactiek van het Nederlands als vreemde taal en geven aan vertegenwoordigers uit grotere taalgebieden tijd en gelegenheid om problemen van gemeenschappelijke aard onder elkaar te bespreken. Buiten het strikt wetenschappelijke programma dat uit referaten bestaat hebben wij voor de minstens even nuttige besprekingen, discussies, uitwisseling van ideeën, dat wat een Colloquium eigenlijk moet

[pagina 9]
[p. 9]

zijn, voldoende tijd uitgetrokken tijdens pauzes, maaltijden, meer feestelijke diners, recepties, ontvangsten en excursies, dit dank zij de royale medewerking van het Antwerpse Stadsbestuur, het Provinciebestuur van Antwerpen, het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, de Katholieke Universiteit te Leuven en de Orde van den Prince. Ik moge de vertegenwoordigers van deze besturen en instellingen alvast namens mijn buitenlandse collega's voor de gastvrijheid bedanken die zij ons hebben bereid.

 

Tot besluit van deze inleiding - en Mevrouw de Minister moge mij daartoe nog enkele minuten gunnen - zou ik mijn collega's enkele algemene basislijnen willen meegeven waarlangs de gesprekken, de discussies, de voorstellen tot resoluties zich deze week zouden kunnen ontwikkelen. Staat U mij toe deze enkele basislijnen op te sommen:

1oHet is inderdaad zo dat de buitenlandse neerlandistiek zich in de jongste jaren in gunstige zin heeft ontwikkeld, vooral wat het aantal universiteiten betreft waar Nederlands als studievak voorkomt. Tegelijk is zich evenwel de broze draad blijven aftekenen waaraan het Nederlands is opgehangen. Aan universiteiten waar het Nederlands jaren vaste voet heeft gehad, verkommert het vak plots tot een klein bijvakje of blijven vacatures langer open dan voor de overleving van het vak goed is. Er blijft dan ook dringende behoefte bestaan, vooral in de landen van de Europese Gemeenschap, aan besprekingen op hoog niveau tussen binnen- en buitenland, zo mogelijk van minister tot minister, om de toekomstige ontwikkeling van het Nederlands veilig te stellen.
2oOndanks de band die de IVN met vele zoniet met alle lectoraten en leerstoelen in het buitenland heeft weten te leggen en ondanks de verbetering van de betrekkingen tussen de buitenposten van het Nederlands en het moederland, blijft de buitenlandse docent Nederlands geïsoleerd werken, zonder voldoende voeding vanuit Nederland en Vlaanderen. Ik voel dit tekort zeer sterk op de plaats waar ikzelf mijn taak vervul, op slechts 19 km. van de Nederlandse taalgrens, hoeveel sterker moet mijn collega het dan niet aanvoelen die Nederlands doceert, zeggen we aan de Universiteit van Hawaii. Er moet dan ook dringend gezocht worden naar middelen en afspraken om dit manco uit de weg te ruimen.
3oWij moeten met vereende kracht blijven zoeken naar een status voor de buitenlandse docent in de neerlandistiek die in overeenstemming is met de taak die hij vervult.
4oIk moge de suggestie die ik vroeger wel eens tijdens een Colloquium heb gedaan herhalen, met meer nadruk dan toen: is
[pagina 10]
[p. 10]
het nog langer geoorloofd dat hooguit een drietal mensen, voornamelijk in hun vrije tijd en op basis van vrijwilligheid zich bezighouden met het onderhouden van het contact met een van jaar tot jaar toenemend aantal buitenlandse docenten: 369 aan 166 instellingen in 25 landen? Moet er niet veeleer gedacht worden aan een instituut dat in samenwerking met de betrokken ministeries van Noord en Zuid deze taak overneemt waarnaast de IVN zich als overwegend wetenschappelijke vereniging zou kunnen ontwikkelen?

Met deze vier suggesties moge ik bij de opening van dit Colloquium volstaan, Dames en Heren. Ik loop misschien zelfs met bepaalde voorstellen vooruit op de inhoud van de rede die Mevrouw de Minister thans ter opening van het Colloquium zal uitspreken. De titel van deze rede luidt immers: ‘Nieuwe perspectieven voor de uitstraling van de Nederlandse taal en cultuur’. Het onderwerp omvat eigenlijk alles wat ons dezer dagen bezighoudt, Mevrouw de Minister, zodat wij thans graag en aandachtig naar U willen luisteren. Ik moge U tevens verzoeken op het einde van Uw rede ons Colloquium voor geopend te willen verklaren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 3 september 1976

  • 2 september 1976

  • 1 september 1976

  • 31 augustus 1976

  • 30 augustus 1976


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Walter Thys