Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 6 (1976) (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 6 (1976)

(1978)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het zesde colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Nieuwe perspectieven voor de uitstraling van de Nederlandse taal en cultuur
door mevrouw R. De Backer-Van Ocken
Minister van Nederlandse Cultuur

Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren Docenten, Geachte Vergadering,

 

Opnieuw is de Vlaamse gemeenschap gastheer van uw colloquium. Het is voor ons een voorrecht: namens de Belgische Regering heet ik U hartelijk welkom en namens alle Vlamingen mag ik U ervan overtuigen dat uw aanwezigheid ons bijzonder vereert en verheugt. Een cijferfan heeft eens uitgerekend dat er in België jaarlijks meer dan 600 internationale bijeenkomsten worden gehouden. Uw congres onderscheidt zich van die 600 andere, omdat uw congresthema ons bijzonder ter harte gaat.

 

Vlamingen gedragen zich taal- en cultuurbewuster dan Nederlanders. Taal en cultuur behoren tot het meest persoonlijke bezit van de mens. Wie het gezag uitoefent over mensen, wordt met de taal en de cultuur van die mensen geconfronteerd. Doorheen alle eeuwen en tijden hebben gezagsdragers - of politici zoals zij vandaag genoemd worden - gepoogd op de cultuur en de volkstaal van de onderhorigen invloed uit te oefenen. Ofwel werden maatregelen genomen om de onderhorigen tot de cultuur van de bewindslieden of de leidende klasse te brengen, ofwel heeft de leidende klasse de taal van het volk overgenomen.

 

De Zuidelijke Nederlanden hebben in de loop van hun geschiedenis evenveel taalregimes als vreemde heersers gekend. Het heeft Vlamingen en Walen bijzonder taalbewust gemaakt. Wij realiseren ons het best welke invloed er van het gezag en van de politiek op de taal en de cultuur kan uitgeoefend worden.

België is hierin geen uitzondering. In alle unitaire staten met een pluriculturele bevolking is de plaats van de nationale culturen voorwerp van discussie en confrontatie.

 

Het leek mij daarom nuttig om bij de aanvang van dit colloquium enkele perspectieven toe te lichten op de huidige culturele verhoudingen in België en vooral de weerslag ervan op de culturele

[pagina 12]
[p. 12]

betrekkingen met het buitenland.

 

Ik acht vooral dit laatste van groot belang. Meer dan economie en politiek bepalen taal en cultuur tegenover de buitenwereld de identiteit, het imago, de bekendheid van een cultuurgemeenschap.

 

De ‘taalstrijd’ moge nu in België in grote mate beslecht zijn - met uitzondering van de zere plek die Brussel is - met de opbouw van een volwaardige culturele identiteit, die niet alleen binnen de Belgische staatsgrenzen maar vooral naar de buitenwereld als dusdanig erkend wordt, daar staat de Vlaamse cultuurgemeenschap nog voor een bijzondere grote en moeizame uitdaging.

 

In staten waar taal- en cultuurgebieden met de landsgrenzen samenvallen, is die bekendheid en die erkenning er automatisch gekomen. Dat geldt voor Nederland en voor nog kleinere cultuurgebieden, zoals Finland. Nederlands of beter Holland en het Hollands zijn in de buitenwereld bekende grootheden. Dat geldt ook voor het Fins en het Zweeds. Ik gebruik hier het woord bekende ‘grootheid’ niet verkeerd. Want de internationale erkenning van een taal of cultuur staat zelden in functie van zijn numerieke grootheid.

 

De buitenwereld ervaart en erkent de vreemde cultuur in die mate dat het naar de exponenten van deze cultuur kan opkijken en deze kan bewonderen. Cultuur heeft dan veelal een brede betekenis. Het is veel meer dan de taal of de literatuur. Van de Zweedse taal weten we weinig meer af dan dat het zoiets als ‘zweuts’ klinkt en daar wordt dan wel eens om gelachen. Maar iedereen is met diep respect vervuld wanneer over de Zweedse film wordt gesproken.

De Noren hebben in de belangrijkste kunstgenres nauwelijks één naam te bieden, maar die wordt dan ook in heel de Westerse cultuur geprezen: wat zou de muziek zijn zonder Grieg, en de dramaturgie zonder Ibsen en de schilderkunst zonder Munch?

 

De onderlinge invloed tussen politiek, economie en cultuur is vooral treffend wanneer we het over Japan hebben. Japan heeft - de 2e wereldoorlog ten spijt - in de voorbije decennia van alle Aziatische landen het meest aan prestige gewonnen. Toch is het Japans, zelfs met 100 miljoen Japanssprekenden, slechts een regionale taal te noemen in het geheel van het Aziatische continent.

 

Maar de hoge beschaving van de Japanner, zijn alomtegenwoordigheid, zijn rijke culturele traditie, de expansie van de Japanse taal aan universiteiten en wetenschappelijke instellingen, in handel en toerisme, zij drukken in de buitenwereld ontzag uit en versterken het culturele en maatschappelijk belang van de

[pagina 13]
[p. 13]

Japanse beschaving. Dit hoge prestige van de Japanse taal en cultuur - ook al weten we er zelf zo weinig over - is voor elke Japanner, op stap in de wereld, een loper die op alle poorten van alle landen past.

 

Met biculturele landen heeft het buitenland het veel moeilijker om de eigen identiteit te definiëren. Alleen de Zwitsers hebben door hun lange staatkundige traditie een eigen nationaal imago kunnen opbouwen, een imago dat eerder geografisch en volkskundig dan wel creatief-cultureel bekend is.

 

Maar van de Schotse cultuur, van de Bretoenen en de Basken, de Slovaken en de Tsjechen en zelfs van de Frans-Canadezen - tot vóór de solidariteitsbetuiging van De Gaulle - weten we al heel wat minder.

Staatsgrenzen en de suprematie van de overheersende cultuurgroep hebben de culturele identiteit van deze taal- en cultuurgroepen in verdrukking gebracht. Voor het buitenland wordt het culturele leven van deze minderheden gelijkgesteld met een folkloristisch curiosum, trekpleister voor de toeristische industrie.

 

Ik heb uitvoerig over culturele minderheden gesproken. Is de Zuid-Nederlandse cultuur in België dan een minderheid?

 

Indien U de mening van onze Franstalige landgenoten vraagt zullen zij verontwaardigd replikeren: ‘de Vlamingen zijn meester in België!’

Maar wat is Vlaanderen voor een Amerikaan of een doorsnee Fransman? Ik heb het niet eens over wat Nederlanders over Vlaanderen denken. Ik zou U de vraag van een Nederlandse collega kunnen herhalen, die mij vroeg hoeveel procent Vlaamse en Waalse inwoners de stad Antwerpen wel telde? Voor de meeste Nederlanders en helaas ook voor heel wat Belgen zijn Nederlands en Vlaams twee verschillende talen.

 

Zoals voor alle biculturele landen geldt, zal de Nederlandse cultuurgemeenschap in België zich in de eerstvolgende jaren moeten toeleggen om dat eigen culturele imago in het buitenland aan de man te brengen.

 

De staatkundige ontwikkeling van België in de laatste jaren heeft een betere basis gegeven om dat objectief te bereiken. Niet het ‘Vlaams’, maar het Nederlands is een officiële landstaal. Dat dringt geleidelijk in het buitenland door. De veelvoudige benaming van onze Nederlandse taal in vreemde talen is een veelal hinderlijke handicap: Dutch, Flemish, néerlandais, olandese: geen enkele cultuur- en taalgroep heeft zoveel uiteenlopende benamingen. Nederland en Vlaanderen moeten gemeenschappelijk die handicap overwinnen.

[pagina 14]
[p. 14]

De ‘culturele autonomie’ die de nieuwe grondwet van 1971 heeft ingevoerd, maakt het mogelijk dat elke gemeenschap haar eigen culturele wetgeving verordent en autonoom de culturele objectieven tegenover het buitenland bepaalt.

Ook de economische structuur van het land is in volle ontwikkeling. België wordt ingedeeld in economische gewesten: of het nu twee gewesten - Vlaanderen en Wallonië - zullen zijn en of het hoofdstedelijk gebied Brussel al dan niet een afzonderlijke derde omschrijving zal vormen, is nog geen volledig uitgemaakte zaak. De verdere voltooiing van de Belgische grondwet zal in de eerstvolgende jaren hierover klaarheid moeten brengen.

 

Vlaanderen staat vandaag met betere troeven in handen dan het ooit in zijn geschiedenis heeft gehad. Het bevindt zich voor een herwonnen culturele zelfstandigheid. Het heeft geen staatkundige suprematie van de Franse taalgroep meer te vrezen. De economische welvaart is groter dan ooit.

In de zestiger jaren hebben de twee grote strekkingen in de Vlaamse Beweging - de culturele en de sociaal-economische - zich met elkaar verzoend. Sindsdien is de Vlaamse ontvoogding, zowel op cultureel als economisch en politiek gebied, steeds sterker toegenomen: de haven van Antwerpen werd één van de belangrijke wereldhavens, het Vlaamse achterland van Zeebrugge tot Kempen kende zijn industriële groeipolen; de nieuwe welvaart versterkte het cultureel en politiek bewustzijn. Het Nederlandstalig wetenschappelijk onderwijs wist zich te Leuven en te Brussel van de Franstalige voogdij te bevrijden. De achterstand in universiteit en wetenschapsbeoefening is praktisch ingehaald. Met dit einddoel van 150 jaar Vlaamse Beweging in zicht, staat de Nederlandse cultuurgemeenschap voor een autonomer lotsbestemming en voor het antwoord op nog fundamenteler vragen. Een volk leeft niet van taal en cultuur alleen: de cultuur heeft een sociale dimensie.

 

De wereldproblemen van vandaag en morgen zullen zich ook weerspiegelen in de microcosmos van de Vlaamse, Belgische en Europese samenleving. Ook in Vlaanderen stellen zich vragen tussen nataliteit en demografie, tussen economische expansie en behoud van het natuurlijk leefmilieu, tussen tewerkstelling en economische groei. En doorheen deze vragen blijven de menselijke objectieven van alle eeuwen en tijden gesteld: het streven naar meer menselijke rechtvaardigheid, meer menselijke creativiteit, meer persoonlijk geluk.

 

De Vlaamse gemeenschap is geen arkadisch eiland en zoekt geen autarkisch bestaan. Het streven naar mundiale samenwerking is in Vlaanderen steeds sterk aanwezig geweest. De Benelux-gedachte vond er zijn sterkste voedingsbodem; de Europese gedachte haar meest fervente aanhangers.

[pagina 15]
[p. 15]

Op deze plaats en in dit verband mag ook de piëteitsvolle herinnering worden herdacht van de onlangs overleden Antwerpse burgemeester: Lode Craeybeckx; Lode Craeybeckx, vurig flamingant en verdediger van de Nederlandse taal en cultuur, heeft nooit de aandacht voor wat zich buiten de vaderlandse grenzen afspeelde, verloren. Hij vertegenwoordigde als flamingant, als Nederlander en internationalist de mooiste kenmerken van de Vlaamse Beweging.

 

Mijnheer de Voorzitter,

U verwacht van mij ook mijn zienswijze op de toekomst van de Nederlandse Cultuur buiten de grenzen van het Nederlandse taalgebied. Op welke wijze zal de Vlaamse gemeenschap haar plaats in de omringende culturele wereld en dat onmetelijke buitenland veroveren?

 

Ik begin niet met het buitenland, maar met Nederland, want voor Vlamingen is Nederland geen buitenland. Het zal U overigens als taalkundigen interesseren op welke genuanceerde wijze een Vlaming - en ik bedoel hier de gewone volksmens - zich uitdrukt wanneer hij op reis gaat buiten België. Dan zegt hij ofwel ‘Ik ga naar het buitenland’, ofwel ‘Ik ga naar Holland’. Ik zal het dus eerst over onze verhouding tot Nederland hebben.

 

De vaders van de Vlaamse Beweging - J.F. Willems, Kan. J.B. David, Dr. Snellaert e.a. - hebben, 150 jaar geleden, de gegrondheid én noodzakelijkheid van de taal-culturele eenheid tussen Noord en Zuid aangetoond. Zij hebben toen een onomkeerbare keuze gemaakt waaraan de Nederlandse taal en de volkscultuur in Vlaanderen hun redding hebben te danken.

Die noodzakelijke eenheid geldt vandaag meer dan ooit.

 

Die eigenheid moet bewaard blijven. Er mag geen tegenstelling heersen tussen de universele cultuurtaal en de volkstaal. Het Nederlands mag niet de taal zijn van een elite en het ‘Vlaams’ en het ‘Hollands’ de taal van het volk.

 

De verbondenheid met de spreekstijl van het volk betekent overigens een permanente bron van verrijking van de cultuurtaal. Niet alle vormen van de gesproken taal in Noord-Nederland zijn de maatstaf voor de opbouw van de algemene Nederlandse cultuurtaal.

 

In alle grote cultuurtalen bestaat er een bestendige wisselwerking tussen de gesproken taal in de verschillende gewesten en de cultuurtaal. Dit geldt niet alleen voor het Engels in Groot-Brittannië en Amerika, maar ook voor het Frans en het Duits.

[pagina 16]
[p. 16]

Kleinere cultuurtalen zoals het Nederlands, die bovendien nog sterk voor hun eenheid naar binnen en tegenover de buitenwereld moeten vechten, moeten weliswaar omzichtiger zijn om de verscheidenheid te beklemtonen.

 

Nu Vlaanderen op alle gebieden van het maatschappelijke leven opnieuw een volwaardige partner is geworden in de universele Nederlandse beschaving, is het ook maar logisch dat haar inbreng in de opbouw van de Nederlandse cultuurtaal sterker wordt dan dit in de tijd van Gezelle en het arme Vlaanderen mogelijk was.

 

Daarom is de culturele integratie een zo belangrijk instrument: het vormt het noodzakelijk tegenwicht voor de verscheidenheid van onze cultuur.

 

Sommige Vlamingen hebben Nederland verweten dat het zich te weinig met Vlaanderen heeft bemoeid. Ik deel die mening niet. De Vlaamse culturele heropleving heeft zichzelf op eigen kracht en inspiratie moeten herwinnen.

Daaruit heeft zij haar eigenheid kunnen putten en bewaren. Die eigenheid is voor een deel de motor en de inspiratie van haar volkskracht geweest.

Culturele integratie met het noorden is en blijft dus alpha en omega van ons Vlaams cultuurbeleid. Wij hebben in Vlaanderen die keuze bewust gemaakt, ofschoon aan die keuze ook nadelen verbonden zijn. Maar die nadelen wegen niet op tegen de voordelen te behoren tot een groter, verscheidener en ook creatiever taaluniversum.

Maar op korte termijn biedt, ten overstaan van het buitenland, de identificatie van het Vlaams met het Nederlands soms ook moeilijkheden.

 

Ik laat de houding van sommige Franstalige landgenoten buiten beschouwing: velen van hen - o.m. de Franstalige pers - krijgen het woord ‘néerlandais’ niet uit de pen wanneer ze het over het Nederlands in België hebben. ‘Flamand’ klinkt veel beperkter, provincialer en is dus een aannemelijk alibi om er de kennis van te ignoreren. Ik ga ook voorbij aan de doorsnee Vlaming voor wie - ik zei het reeds - het Vlaams toch nog wat anders is dan het Nederlands. Het Nederlands wordt als norm steeds meer aanvaard. Radio, televisie en pers en onlangs ook de film, hebben hier in enkele jaren bereikt wat onderwijs en literatuur waarschijnlijk nooit hadden gekund.

Moeilijker hebben het de buitenlanders met de identificatie van onze taal. Zij brengen hun kennis over Vlaanderen in referentie met de Vlaamse schilderkunst, de Vlaamse taalstrijd enz. Soms lees je in hun ogen zoiets van: ‘Je hebt je Vlaamse taalstrijd gewonnen en nu verkoop je haar aan de Hollanders’.

Ik ben hier op een punt gekomen waarbij ik graag mijn visie wil geven op uw werk als docenten in de neerlandistiek in het buiten-

[pagina 17]
[p. 17]

land. Ik zal het hierbij niet meer hebben over ‘de culturele ambassadeurs van de Nederlandse taal’. Met deze gratuite eretitel is U bij de vorige colloquia al kwistig bewierookt.

 

De opdracht van de buitenlandse leerstoelen in de Nederlandse taal en letterkunde is een onmisbare schakel in de verspreiding en uitstraling van onze cultuur. Niet het hoog aantal studenten is op de eerste plaats van belang, maar wel het aanzien van de leerstoel op wetenschappelijk gebied. Het zou in hoge mate wenselijk zijn wanneer aan alle buitenlandse universiteiten de studie van de Nederlandse taal aan een volwaardige en autonome leerstoel kon verbonden worden. Nederland en België zullen hier gezamenlijk moeten optreden. Deze leerstoelen zouden zich geleidelijk moeten ontwikkelen tot meerzijdige studiecentra voor de Nederlandse taal en cultuur; centra waar niet de theorie maar ook de praktijk van de Nederlandse cultuur wordt beoefend; centra die ook buiten de muren van de universiteit culturele activiteiten kunnen ontplooien.

 

Een bijzondere opdracht is in de toekomst weggelegd voor de verspreiding van het onderwijs van de Nederlandse taal in het middelbaar onderwijs in onze nabuurlanden, inzonderheid Frankrijk en Duitsland.

 

De wederzijdse verspreiding van de talen in de grensgebieden zal de beste waarborg zijn voor de opbouw van een verenigd Europa.

 

Wij zullen ons in de toekomst moeten inspireren aan de wijze waarop andere taalgroepen zich in het buitenland hebben georganiseerd, zoals de ‘Maisons Descartes’, de ‘Deutsche Goëthe Instituten’ of de Scandinaafse culturele instellingen.

Het lijkt mij echter van belang dat de leerstoel Nederlands als uitgangspunt wordt gebruikt. Deze objectieven kunnen slechts bereikt worden wanneer de Nederlandse en Belgische overheden hun inspanningen en vooral hun financiële en organisatorische middelen beter samenbrengen dan dit nu het geval is. Het gemeenschappelijk overleg moet uitgroeien tot een gemeenschappelijk beleid. Onder de stimulans van Prof. Thys wordt aan de Universiteit van Rijsel gepoogd om zo'n ‘Studiecentrum voor de Nederlandse taal’ op te richten. De definitieve instemming moet nog van Parijs komen en zoals in alle landen met een verstandige hoofdstad, wordt over dit project in de Parijse hoofdstad verstandig nagedacht. Zo hopen we tenminste.

 

Ondertussen denkt Prof. Thys dat de Belgische hoofdstad de Parijse metropool niet teveel moet verwijten. Hij denkt aan het ‘oude zeer’ van de statusregeling van de docenten van Belgische nationaliteit; een vraagstuk dat al 15 jaar aansleept en waarvan het einde - ook op dit congres - nog niet in zicht is. Ik

[pagina 18]
[p. 18]

ben niet zo optimistisch gestemd over de goede afloop zolang het statuut van leraren en docenten in België op unitaire leest geschoeid blijft. Maar ik kan U wel toezeggen dat het mijn bestendige bekommernis uitmaakt.

Wij verwachten van de docenten Nederlands dat zij in de mate van het mogelijke de buitenlandse onwetendheid over onze gemeenschappelijke taal en cultuur zouden verhelpen, op de eerste plaats in woordenboeken en bij ander didactisch materiaal onder tolken, vertalers en uitgevers. Wellicht moet een centraal bureau vanuit Nederland en België U daarbij behulpzaam zijn. Zo'n centraal bureau, waar beide landen hun middelen bundelen, zou ook voor tal van andere problemen een hulp kunnen zijn. Een sterke samenwerking ‘intra muros’ van het Nederlandse taalgebied is de enigste waarborg voor een grotere stuwkracht aan de uitstraling van het Nederlands ‘extra muros’.

 

Sinds uw vorig colloquium zijn er tussen Nederlandse en Belgische bewindslieden van onderwijs en cultuur afspraken gemaakt die ook op uw werk van invloed zullen zijn.

Tijdens het regeringsoverleg van februari 1975 werd besloten ernst te maken met de oprichting van een gemeenschappelijk orgaan voor advies en samenwerking voor de Nederlandse taal. Een ministeriële werkgroep heeft opdracht gekregen een concreet model voor zo'n orgaan uit te tekenen. Het rapport wordt in het najaar verwacht. Uit wat mij nu reeds bekend is, zullen die voorstellen een verdragende betekenis hebben. In elk geval zullen Nederland en België voor het eerst in hun geschiedenis over een gemeenschappelijk orgaan beschikken om een gezamenlijk beleid te voeren ten bate van de Nederlandse taal intra en extra muros. Misschien is dit lichaam bij uw volgend colloquium - 1979 - reeds in werking.

Ik houd als historica van grote historische data in de geschiedenis: 1979 is een jaar waarin een belangrijk feit uit onze nationale geschiedenis zijn vierhonderdste verjaardag viert: de noordelijke provincies sloten toen het verdrag van Utrecht, wat de pacificatie van Gent, in 1576 gesloten, teniet deed en uiteindelijk leidde tot de definitieve scheiding der Nederlanden. Ik koester de hoop dat vier eeuwen later - in 1979 - de culturele naweeën van deze noodlottige breuk door de oprichting van dit officiële Nederlands-Belgisch taalinstituut ongedaan mogen gemaakt zijn. Op dat ogenblik zullen institutionele banden, gegrondvest op internationale statuten, de culturele samenwerking tussen Nederland en België op nieuwe banen leiden: de culturele integratie - het niet uitgesproken, maar duidelijke betrachte objectief van de vaders van de Vlaamse beweging - zal dan op ernstige wijze kunnen aangevat worden.

 

Het is daarbij verheugend vast te stellen dat ook van parlementaire zijde, zowel vanuit de Nederlandse cultuurraad in

[pagina 19]
[p. 19]

België als vanuit de Nederlandse Tweede Kamer, meer aandacht voor de gemeenschappelijke cultuur bestaat. Onder impuls van de voorzitter van de Nederlandse Cultuurraad is sinds enkele tijd een permanent cultureel overleg tussen Nederlandse en Vlaamse kamerleden en senatoren tot stand gekomen.

 

Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren,

Met voorbedachten rade ben ik zo uitvoerig bij de Vlaams-Nederlandse verhoudingen blijven stilstaan.

Ik heb de Vlaams-Nederlandse samenwerking een voorafgaandelijke prioriteit van ons buitenlands cultuurbeleid genoemd.

Het conditioneert de volwaardigheid van onze culturele ontwikkeling, zowel binnen de Vlaamse regio als extra muros.

 

Die culturele eenheid is bovendien essentieel in de politiek die Vlaanderen tegenover het echte buitenland zal moeten aannemen. In de erkenning van onze Vlaamse regionale eigenheid, zal de eenheid van onze taal en cultuur moeten beklemtoond blijven.

 

Samenwerking van onze beide landen in het gemeenschappelijke buitenland is een verder ideaal, dat staatsrechtelijk en organisatorisch nog wel moeilijk zal realiseerbaar zijn. Nochtans is het om zuiver materiële redenen aangewezen dat Nederland en België in een aantal gebieden hun culturele uitstraling buiten de grenzen op elkaar afstemmen.

In elk geval laat de herziene Belgische grondwet de cultuurgemeenschappen vrij in het bepalen van hun culturele prioriteiten. Afzonderlijke culturele afspraken en programma's met het buitenland liggen in het verschiet.

 

Weldra zullen van Vlaamse zijde de diensten voor de internationale culturele betrekkingen worden gereorganiseerd.

De regering heeft haar goedkeuring gehecht aan een ontwerp van decreet dat voorziet in de oprichting van een ‘Commissariaat-Generaal voor de buitenlandse Culturele samenwerking van de Nederlandse cultuurgemeenschap’.

Dit ontwerp zal in het najaar in de Nederlandse Cultuurraad worden behandeld. Het Commissariaat-Generaal zal als autonoom lichaam belast worden met de coördinatie, maar ook de uitvoering van alle culturele overheidsinitiatieven van de Vlaamse gemeenschap.

 

De culturele autonomie die in België werd ingevoerd heeft een hoofdstuk van de Belgische geschiedenis definitief afgesloten. Zowel op het binnenlands gebied als ten overstaan van het buitenland zal spoedig blijken welke ingrijpende wijzigingen het cultureel uitzicht van België op korte tijd zal ondergaan hebben. Het centralisme dat zo langdurig de Nederlandse cultuur in België bevoogdde en lange tijd haar uitstraling heeft afgeremd,

[pagina 20]
[p. 20]

heeft afgedaan.

 

De Vlaamse gemeenschap zal haar positie tegenover het buitenland met andere maatstaven bepalen dan dit in de Belgische contekst het geval was. Een zo intens mogelijke samenwerking met de buitenlandse universitaire centra, waar het Nederlands wordt onderwezen, lijkt mij de meest doeltreffende weg om een betere bekendheid van de Zuid-Nederlandse cultuur in het buitenland te bereiken.

Het is daarom van het grootste belang dat de buitenlandse docenten in de Neerlandistiek - van welke nationaliteit zij ook zijn - de eenheid van de Nederlandse taal en letteren blijven vooropstellen. Deze eenheid doet geen afbreuk aan de geografische en geestelijke verscheidenheid die onze taal en cultuur kenmerkt. Die verscheidenheid versterkt haar universaliteit en volwaardigheid.

 

Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren Professoren, ik mag U mijnerzijds en ook namens mijn Nederlandse collega's van onderwijs en cultuur bevestigen dat de ondersteuning van uw werk de grootste aandacht heeft en de eerste prioriteit van het buitenlands cultureel beleid in onze landen blijft uitmaken.

 

Ik wens U een vruchtbaar congres toe en een aangenaam verblijf in Vlaanderens hoofdstad. Hiermede verklaar ik het Zesde Colloquium Neerlandicum voor geopend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 3 september 1976

  • 2 september 1976

  • 1 september 1976

  • 31 augustus 1976

  • 30 augustus 1976


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Rika De Backer-Van Ocken