Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 6 (1976) (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 6 (1976)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 6 (1976)

(1978)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het zesde colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Enkele practische didactische wenken uit de ervaring van een cursus ‘Netherlandic Literature, in translation’ aan de Universiteit te Calgary, Alberta (Canada)
door prof. dr. R. Breugelmans

Deze cursus is wellicht een uitzondering op de regel der cursussen ‘Nederlands aan buitenlandse universiteiten’. De cursus maakt deel uit van het normale programma der Afdeling ‘Germanic and Slavic Studies’ aan de bovenvermelde universiteit. Het gaat dus niet om een taalavondcursus of iets dergelijks in de ‘Division of Continuing Education’. De cursus is verdeeld over twee semesters. De delen (‘Van het begin tot 1880’ en ‘van 1880 tot heden’) worden afwisselend elk jaar gegeven, hetzij in het ‘herfst’ of in het ‘winter’ semester. De belangstellende studenten kunnen de cursus volgen om dus één of twee halve ‘opties’ te vullen in hun persoonlijke cursusprogramma's, die volgens de algemene reglementen en die van de individuele faculteiten of ‘schools’ waarin ze zijn ingeschreven, opgemaakt worden. De twee semestercursussen zijn dus wel degelijk zogenaamde ‘credit courses’ voor een bepaald individueel programma dat naar een academische graad en diploma leidt. Meestal melden zich voor ‘Netherlandic Literature’ studenten die ingeschreven zijn in de algemene ‘University College’, of in de gespecialiseerde Faculteiten van ‘Humanities’, ‘Social Sciences’, ‘Education’, ‘Fine Arts’, ‘Social Welfare’. Soms, maar zelden, komen er ook studenten uit de Faculteiten van ‘Science’ of ‘Engineering’.

 

In de Afdeling ‘Germanic Studies’ zijn de studenten die deze studierichting als ‘major field’ nemen ook eerder zeldzaam; dus zijn er maar weinig ‘German majors’ in de cursus ‘Netherlandic Literature’. De cursus zelf kan trouwens binnen de Afdeling geen ‘major field of study’ zijn. Tot M.A. promoveren met een dissertatie uitsluitend in de Nederlandistiek is derhalve niet mogelijk, wel eventueel met een comparatistisch onderwerp waarbij de Nederlandistiek zou betrokken zijn.

 

Over de 11 jaar van het bestaan van de cursus - nog steeds de enige aan een universiteit in Canada - is de samenstelling van het studentenpubliek statistisch gezien ongeveer ‘fifty-fifty’ verdeeld over nederlandssprekenden en nederlandsonkundigen.

Over het algemeen gaat het om rijpere, om reden van persoonlijke

[pagina 49]
[p. 49]

verrijking zich voor de cursus interesserende studenten.

 

Het spreekt vanzelf dat zulk een cursus bijzondere, soms onorthodoxe methodologische aanpak vereist.

 

Om te beginnen dienen slechts zulke werken en kortere uittreksels gekozen te worden, die zowel in het Nederlands alsook in het Engels (soms in het Duits, een enkele maal ook in het Frans) aanwezig zijn in de centrale bibliotheek en in de kleine seminariebibliotheek, die slechts om de twee of drie jaar uit het bestand van de door de Nederlandse en Belgische instanties geschonken boeken aan de centrale bibliotheek overgemaakt worden. De tijdschriften, vooral het voor mijn cursus bijzonder nuttige Delta, blijven permanent in de seminariebibliotheek, want eenmaal in de centrale bibliotheek mogen ze niet meer uitgeleend worden.

 

De cursus is zo gestructureerd, dat een coherent overzicht en de ontwikkelingsgang tot hun recht komen. Toch worden voor elke student minstens vijf hoofdwerken per semesterhelft, meestal proza of drama, grondig gelezen en verklaard, dit voor twee werken naar keus, voor een mondeling en voor een vereist schriftelijk ‘paper’ of opstel tegen het eind van het semester. De drie gemeenschappelijke en ‘opgelegde’ werken worden bepaald in overleg met de studenten, naargelang hun belangstellingsvoorkeur. Voor de overige auteurs moeten kortere uittreksels (in twee talen dus) volstaan, maar die worden dan intensief in de klas besproken, na voorbereiding thuis.

 

Vooral wat betreft de lyriek worden de gedichten in het Nederlands en de vertaling intensief en vergelijkend door de lesgever en de nederlandstalige studenten verklaard. Dit valt bij de (meestal rijpere) engelstalige studenten in zeer goede aarde, want practisch komt het dan ook voor hen neer op een studie van deze korte gedichten in de oorspronkelijke taal. Tegelijkertijd biedt deze werkwijze een kans op uitgediepte interpretatie, waaruit door vergelijking soms verrassende inzichten ontstaan. Zelfs uittreksels uit middeleeuwse teksten als Karel ende Elegast, Beatrijs, Marieken van Nieumeghen en de middeleeuwse lyriek worden practisch in het Middelnederlands gelezen en verklaard onder grote interesse van de studenten. De discussie geschiedt meestal in het Engels, tenzij in ‘tutorial sessions’ met de nederlandstalige studenten.

 

Er wordt naar gestreefd, dat de voor elke auteur gekozen gehele werken of uittreksels representatief zijn voor deze auteur en/of voor stadia in zijn ontwikkeling. Voor Van Schendel bijv. kan één student een mondeling rapport geven over een gehele roman, en worden er uittreksels gelezen van teksten uit zijn vroe-

[pagina 50]
[p. 50]

ge periode en zijn ‘Hollandse’ romans. Voor Vestdijk bijv. komen een viertal tweetalige teksten aan bod (buiten een gehele roman) die de verschillende facetten van zijn veelzijdig talent belichten, van creatief werk tot essay en kritiek. Elk les-uur worden literaire en/of culturele atlassen ter illustratie gebruikt.

 

Ook wordt zoveel mogelijk van de (cultuur) historische achtergrond uitgegaan, met dia's, platen, en boeken, over de Middeleeuwen bijv., of schilders als Bruegel, Rembrandt, Rubens, Ensor en andere modernen. Wegens tijdgebrek (een semester omvat slechts 13, 5 weken) geschiedt dit meestal buiten de normale lesuren (3 uur per week) om.

 

Buiten een zogenaamde gemeenschappelijke ‘mid-term test’ het mondeling rapport en het finale ‘paper’ is er geen eindexamen voor de beoordeling. De beoordelingsgraad wordt bepaald door de vermelde activiteiten en de graad van deelname aan de klasdiscussies.

 

In de eerste helft worden Karel ende Elegast, Beatrijs, Van den Vos Reynaerde, Marieken van Nieumeghen, de lyriek, en de groten der Gouden Eeuw in het licht gesteld, terwijl de 18e en 19e eeuwen summier behandeld worden, uitgezonderd voor Multatuli, Gezelle en Perk.

 

De tweede helft geeft een zo harmonieus mogelijk overzicht van de Tachtigers tot een selectie der hedendaagse auteurs van na de Tweede Wereldoorlog.

 

Er worden per auteur korte nota's aan de studenten uitgereikt, om vrije discussie te bevorderen, met een gedetailleerde bibliografie van wat ter plaatse aanwezig is. Ook worden de tweetalige teksten uitgereikt, zodat practisch een tweetalige anthologie opgebouwd wordt, die elk jaar volgens de interessegebieden van de studenten kan variëren.

 

Er wordt getracht een evenwicht tussen informatief overzicht en gedetailleerde tekstanalyse tot stand te brengen. Dit is mogelijk wegens het relatief klein aantal studenten per semester.

 

Dat practisch in een cursus ‘in vertaling’ toch de oorspronkelijke taal intensief betrokken kan worden is misschien wel het voornaamste wat als ‘wenk’ uit deze ervaring kan getrokken worden. Ver van afgeschrikt te worden, worden sommige studenten er zelfs toe aangezet op eigen houtje in een avondcursus nader met het Nederlands kennis te maken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 3 september 1976

  • 2 september 1976

  • 1 september 1976

  • 31 augustus 1976

  • 30 augustus 1976


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • R. Breugelmans