Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 9 (1985) (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 9 (1985)

(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Verslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

Didaktische richtlijnen voor het gebruik van de achterzetselsGa naar eind*
prof.dr. W.H. Fletcher

1. Inleiding

Een jaar of twintig geleden maakte ik voor het eerst kennis met het Nederlandse achterzetsel (hierna AZ) toen ik iemand de weg vroeg en ongeveer het volgende te horen kreeg: ‘Je moet hier de brug over en de derde straat rechts in, dan zie je het vanzelf’. Het antwoord begreep ik wel, de konstruktie echter niet. Later kwam ik erachter dat deze achterplaatsing bij bepaalde voorzetsels (hierna VZ) kan voorkomen als ze in richtingsbepalingen worden gebruikt. In mijn ijver om deze pas ontdekte konstruktie te gebruiken moest ik herhaaldelijk konstateren dat dat lang niet altijd het geval is. Heel frustrerend vond ik dat geen enkel leerboek of grammatika me wist te vertellen wanneer ik een prepositie achter een zelfstandig naamwoord hoorde te plaatsen en, misschien nog belangrijker, wanneer nietGa naar eind(1).

In de loop der jaren heb ik een aantal richtlijnen ontwikkeld voor het gebruik van AZ's. Niemand weet beter dan ik dat hiermee geen definitieve oplossing voor de problematiek van het AZ gegeven is. In veel gevallen wordt de keuze tussen VZ en AZ bepaald door een ingewikkeld samenspel van moeilijk vatbare faktoren zoals idiomatiek en semantiek van het werkwoord, het onderwerp en het eventuele voorwerp, en van de prepositie en haar komplement. Toch zijn er nog veel meer gevallen die wel in algemene regels te vatten zijn. Bovendien kan de buitenlander door gerichte oefeningen een gevoel ontwikkelen voor de nuances die het gebruik van AZ respektievelijk VZ uitdrukken, ook al zal hij zelf niet altijd de juiste keus maken.

Nog voor het begin van mijn betoog een laatste waarschuwing: het gaat hier niet om ijzeren regels, maar om tendensen en voorkeuren. Ik zal het vaker hebben over voorbeelden die ook een andere konstruktie of uitleg toelaten, zonder dat altijd duidelijk te vermelden. Gezien de tijdslimiet konden verschillende alternatieve verklaringen en theoretisch interessante vraagstukken niet aan bod komen.

[pagina 60]
[p. 60]

1.1 Definitie AZ

In het vervolg gebruik ik twee overkoepelende termen: lokatie (bn./bw. lokatief) dekt èn plaats èn richting; prepositie (bn./bw. prepositioneel) omvat zowel voor- als ook achter-geplaatste VZ's. Het AZ kunnen we heel eenvoudig definiëren als een prepositie die op haar komplement volgt, in tegenstelling tot het VZ, dat aan zijn komplement voorafgaatGa naar eind(2). In de ANS (=Geerts e.d. 1984: 631) vinden we volgende lijst van lokatief te gebruiken AZ's: af, door, in, langs, om, op, over, rond, uit, voorbij. Als ik het in het vervolg over de tegenstelling AZ/VZ heb, bedoel ik ‘bij deze preposities’.

 

Het bijzondere van het AZ is echter niet zijn plaatsing, maar zijn gebruik en betekenis. Het lokatieve AZ komt alleen voor in bepalingen die een richting aangeven, al dan niet gepaard gaande met een verplaatsing. Toch worden niet alle richtingsbepalingen door middel van een AZ-konstruktie uitgedrukt. Waar bij een richtingsbepaling de keus tussen VZ en AZ bestaat, valt er vaak een verschil in aspekt te constateren tussen beide mogelijkheden. Als tweede konstante van de AZ-konstruktie stellen we dat die in tegenstelling tot haar tegenhanger met VZ een richtingsbepaling plastischer en levendiger maakt en meer in het middelpunt van de belangstelling plaatst. Hierover straks meer.

 

TABEL
Tabel 1: Frekwentie AZ vs VZ in de korpora van de Werkgroep Frequentietelling van het NederlandsGa naar eind(3).

achterzetsel voorzetsel
af 5 -
door 21 2638
in 39 13997
langs 0 178
om 2 770
op 44 7037
over 2 1913
rond 0 94
uit 32 1808
voorbij 1 3
     
totaal 146 28438
     
ter vergelijking:    
naar   2751

[pagina 61]
[p. 61]

In vergelijking met het VZ komt het AZ vrij zelden voor. Tabel 1 geeft een indikatie van de relatieve frekwentie van de twee soorten preposities in het korpus van de Werkgroep Frequentie-onderzoek van het Nederlands. Uit deze gegevens blijkt dat de preposities in kwestie zo'n tweehonderd keer vaker als VZ voorkomen dan als AZ! In het totale korpus is ongeveer een op de tien woorden een prepositie; daarvan is echter maar een vijfde van één percent AZ!Ga naar eind(4) Bovendien komen veel van deze voorbeelden voor in vaste uitdrukkingen, zoals dag in, dag uit en die kant op. Het is zelfs zo dat richting meestal uitgedrukt wordt door middel van VZ's: naar, dat grotendeels voor richtingsbepalingen wordt gebruikt, komt bijna twintig keer zo vaak voor als alle AZ's samen; als richtingsaanduider kunnen ook nog veel andere VZ's optreden. Deze betrekkelijke zeldzaamheid van het AZ maakt het erg moeilijk voor de buitenlander om er een gevoel voor te ontwikkelen. Daarom moet er mijns inziens in het kader van Nederlands voor gevorderden expliciet aandacht aan worden besteed.

Er is nog een faktor die het herkennen van AZ-konstrukties bemoeilijkt, namelijk de gewoonte van velen om het AZ op te vatten als scheidbaar deel van een samengesteld werkwoord, wat er vaak toe leidt dat het samen met een onmiddellijk volgend werkwoord als één woord geschreven wordt. Daardoor zien niet alleen anderstaligen, maar ook ‘native speakers’ vaak gevallen van AZ's over het hoofd.Ga naar eind(5) Toch zijn AZ's en scheidbare voorvoegsels door twee proeven gemakkelijk te onderscheiden. Een AZ-groep vormt een zinsdeel, een objekt plus scheidbaar voorvoegsel niet. Een zinsdeel kan aan het begin van een zin geplaatst worden, andere woordgroepen niet. Aan de ANS (620) ontleende ik zinnen [1] en [2]:

[1] Hij rijdt nu z'n garage in [AZ]
[2] Hij rijdt nu z'n nieuwe auto in. [scheidbaar voorvoegsel]

De AZ-groep van [1] is vooropplaatsbaar, dus is er sprake van één zinsdeel in [1']:

[1'] Z'n garage in rijdt hij nu. [één zinsdeel]

Daar de vergelijkbare woordenreeks in [2] uit delen van twee zinsdelen bestaat, kan men die niet vooropplaatsen:

[2'] *Z'n nieuwe auto in rijdt hij nu. [geen zinsdeel]

Bovendien laat het AZ pronominalisering met een voornaamwoordelijk bijwoord toe, bij het objekt van een samengesteld werkwoord is dat echter onmogelijk:

[pagina 62]
[p. 62]
[1''] Hij rijdt er nu in.
[2''] Hij rijdt hem nu in. [er onmogelijk]

Het begrip achterzetsel is nog lang niet ingeburgerd in de traditie van de Nederlandse grammatika. Ik hoop dat dit overzicht voldoende zal zijn om u ervan te overtuigen dat het AZ als aparte grammatische kategorie onze aandacht verdient.

2. Het gebruik van het AZ in het Nederlands

2.1 Funktie van het AZ

In het Nederlands treden AZ-konstrukties voornamelijk in richtingsbepalingen op. De preposities in kwestie, met uitzondering van af, komen ook vaak als VZ voor in bepalingen die een richting aangeven. Als algemeen principe kan het AZ begrepen worden als een middel om bij lokatieve bepalingen verwarring te voorkomen tussen plaats en richting. De lokatie wordt niet zomaar als achtergrond van de handeling voorgesteld, ze wordt op de voorgrond geplaatst. De AZ-konstruktie zegt uiteindelijk dat de hele handeling gaat om de richting, om het bereiken van het doel.

Met dit middel wordt in de regel zeer zuinig omgesprongen. Is verwarring tussen plaats en richting, tussen voor- en achtergrond minder waarschijnlijk, dan is de kans op een VZ vrij groot. Vergelijk [3], [4], [5] met [6] en [7]:

AZ (opvatting als plaatsbepaling ligt voor de hand)

[3] Nou heeft hij de bal de tuin in gegooid!
(In de tuin= hij bevond zich in de tuin en gooide de bal)
[4] (Patiënt vertelt over zijn verblijf in het ziekenhuis) Ja, het waren aardige verpleegsters, ze hielpen me altijd m'n bed in en zo.
(in m'n bed= ze bevonden zich in m'n bed en hielpen me)
[5] Na het eten ga ik altijd even graag de stad in wandelen.
(in de stad= ik bevind me in de stad en ga wandelen)

VZ (opvatting als plaatsbepaling ligt nauwelijks voor de hand)

[6] Nou heeft hij de bal in het water gegooid!
(??hij bevond zich in het water en gooide de bal)
[pagina 63]
[p. 63]
[7] Leg het vlees maar gauw in de ijskast!
(??je bevindt je in de ijskast; leg het vlees er maar gauw in)

Eigenlijk ben ik er niet van overtuigd dat het principe van onderscheiding van richting en plaats de kern van de zaak raakt, maar als richtlijn voor de leerling is het toch heel nuttig. Het verklaart de meeste gevallen van AZ's, ook het feit dat er bijvoorbeeld in [3] een voorkeur bestaat voor AZ, in [6] voor VZ, ondanks de verregaande overeenkomst tussen beide zinnen. Bovendien geeft het de leraar een veel beter antwoord op de onvermijdelijke vraag waarom dan ‘het is gewoon zo’.

2.2. AZ vs. ‘naar’

Het vage VZ naar is veel frekwenter in richtingsbepalingen dan AZ-konstrukties; het is de gewoonste - en dus de neutraalste - manier om richting aan te geven. Het valt niet mee om een goed hanteerbare regel te geven voor de keus tussen naar en een specifiekere prepositie: je gebruikt naar tenzij je de extra betekenis van een AZ nodig hebt. Bovendien drukken de AZ's behalve hun specifieke semantische gehalte altijd één nuance meer uit dan naar: in de regel vestigen ze de aandacht op het bereiken (of het bereikt hebben) van het doel, terwijl naar niets zegt over de aankomst op de bestemming. In zin [8] weten we zeker dat de hij in de keuken terechtgekomen is, een zekerheid die in [8'] ontbreekt:

[8] ... en toen liep hij de keuken in.
[8'] .. en toen liep hij naar de keuken.

Het AZ drukt hier het bereiken van het doel, de voltooiing van de handeling uit, het perfektieve aspekt dus.

Door de aandacht op het eindpunt van een verplaatsing te concentreren, impliceert een spreker dat de weg ernaartoe onbelangrijk is voor wat hij zegt. Dit kan om verschillende redenen het geval zijn, bijvoorbeeld omdat die weg heel kort is, zoals in dit citaat uit een verhaal over een waard die zijn knecht om bier stuurt en hem later versteend in de kelder terugvindt. In antwoord op het aandringen van een dorstige Vlaming die niet langer op zijn lambiek wil wachten zegt de waard:

[9] Ik heb Gijs (=de knecht) de kelder ingestuurd...

Vergelijk daarmee zin [9']:

[9'] Ik heb Gijs naar de kelder gestuurd...
[pagina 64]
[p. 64]

In tegenstelling tot het naar van [9'] suggereert het AZ de onmiddellijke nabijheid van de kelder aan de gelagkamer waar de waard zin [9] uitspreekt. Het zou bijvoorbeeld vrij ongewoon zijn als de waard zou zeggen:

[9''] Ik heb de knecht de schuur ingestuurd...

omdat de gelagkamer niet onmiddellijk aan de schuur grenst. Bovendien heeft het perfektieve aspekt van het AZ hier een duidelijke funktie: het wijst erop dat het resultaat van de verplaatsing relevant is voor het verhaal, met als implikatie ‘hij heeft de kelder bereikt, dus moet hij er nog zijn’.

In een ander voorbeeld, ontleend aan les negen van het leerboek Levend Nederlands, komt er nog een idiomatische faktor bij:

[10] Weet je wat, we gaan na het eten de stad in, wat drinken of zo...
[10'] Weet je wat, we gaan na het eten naar de stad, wat drinken of zo...

In vergelijking met zin [10'] impliceert [10] niet alleen dat men niet al te ver van het centrum vandaan vertrekt - je kunt zin [10] immers niet zeggen als je vanuit het platteland vertrekt - maar ook dat het eigenlijk gaat om wat men van plan is in de stad te doen, bijvoorbeeld uitgaan of winkelen.

Dergelijke bijkomende implikaties maken de AZ-konstruktie zeer vatbaar voor de overgang naar idiomatische uitdrukking.

2.3. AZ's en aspekt

Één van de dingen die alle neerlandici taalkundigen over de AZ's wel eens hebben gelezen is dat ze een ander aspekt uitdrukken dan hun voorgeplaatste tegenhangers. Niet weinigen zullen hun kennis hierover putten uit het overzicht in Syntaxis van Kraak en Klooster, waar volgende uitsrpaak te vinden is:

Voorzetselgroepen met een voorgeplaatst voorzetsel werken in zinnen met bewegingswerkwoorden perfectiverend, d.w.z. de verbinding van verbum en voorzetselgroep houdt een moment van voltooiing in, hetgeen niet het geval is bij voorzetselgroepen met een achtergeplaatst voorzetsel. (1979: 222)

Deze opvatting van de verhouding tussen aspekt en plaatsing van de preposities werkt trouwens ook in de ANS door. Maar aspekt is veel meer een eigenschap van zinnen en zelfs grotere samenhangen dan van werkwoordsvormen of prepositiegroepen alleen. Zoals we zullen zien, beantwoordt er geen konstant verschil in aspekt aan de tegenstelling VZ / AZ. Het komt voor dat eenzelfde prepositiegroep gepaard gaat met verschillende aspekten in verschillende konteksten. Dit dwingt tot de konklusie dat de plaatsing

[pagina 65]
[p. 65]

van de prepositie hoogstens één van de faktoren is die het aspekt van een zin weerspiegelt.

2.3.1 Hoofdgroep: perfektieve betekenis (begin/voltooiïng handeling)

De kwa aantal en frekwentie grootste groep AZ's treedt op in zinnen met een perfektieveGa naar eind(6) betekenis. Een heel mooi vooorbeeld hiervan is zin [11], ontleend aan het frekwentiekorpus:

[11] Ik liep het plein af, het straatje door, de boulevard langs, het strand over, het piert je op en de boot in.

In deze zin vormt elke AZ-groep een duidelijk afgesloten geheel. We ondervinden de lokaties als schakels in de handeling, niet als de toevallige achtergrond voor die handeling. Als je in één van deze groepen het AZ door een VZ vervangt, dan krijg je een plaatsbepaling die als achtergrond kan dienen voor het verloop van een handeling, een zin met imperfektieve betekenis dus:

[12] Ik liep over het strand en had de grootste moeite me een weg te banen tussen de uitgestalde lijven van de zonaanbidders door.

Bij al deze richtingsbepalingen kunnen we konstateren dat de handeling gericht is op het bereiken van een prepositioneel uitgedrukt doel. Toch is er een essentieel verschil tussen bijvoorbeeld de boulevard langs of het strand over enerzijds en het piertje op of de boot in anderzijds: het tweede paar drukt een beginpunt uit, terwijl het eerste paar niet alleen een eindpunt, maar ook een daaraan voorafgaande verplaatsing omvat. Het eerste paar is een ‘gewoon’ perfektief, het tweede illustreert het ingressieve perfektief. Deze twee facetten van het perfektieve aspekt beantwoorden aan de semantiek van de preposities in kwestie: je moet immers eerst langs de boulevard of over het strand lopen, om de boulevard langs of het strand over te zijn gelopen; aan de andere kant moet je eerst het piertje op of de boot in lopen, om op het piertje of in de boot te kunnen lopen.

De AZ's door, langs, over rond en voorbij sluiten dus niet alleen het bereiken van het doel maar ook de verplaatsingsfase in. Daarom hebben niet alle onderzoekers het aspektuele verschil met de voorgeplaatste tegenhangers onderkend. Bij die VZ's ontbreekt echter het moment van voltooiing, met verschillende implikaties voor betekenis en stijl van een zin.

Van de resterende AZ's houden in, uit en om vrijwel altijd het ingressief-perfektieve aspekt in. Af en op hebben daarentegen twee verschillende basisbetekenissen, waarvan de ene zich nauw

[pagina 66]
[p. 66]

bij deze groep aansluit en de andere met het imperfektieve aspekt gepaard gaat.

2.3.2 Splintergroep: imperfektieve betekenis (verloop handeling)

Terwijl het perfektieve aspekt een handeling als een duidelijk omlijnde eenheid weergeeft, legt het imperfektief de nadruk op de ontwikkeling, het verloop van de handeling. Op en af in de betekenis ‘omhoog’ respectievelijk ‘omlaag’ komen geregeld voor in verband met imperfektief aspekt. Het zijn doorgaans zinnen die atelische situaties beschrijven, dat wil zeggen situaties zonder duidelijk eindpunt in de taalkundige kontekst. In overeenstemming met de topografie van de Lage Landen vindt men in het korpus deze betekenis van op en af bijna uitsluitend bij trap terug. Voorbeelden met hellingen maken het punt echter aanschouwelijker:

[13] We liepen al uren de berg op.
(richting-omhoog)
[13'] We liepen al uren op de berg.
(plaats - klimmen of dalen irrelevant)

Anders dan in [10] en [11] impliceren richting en AZ geen voltooidheid in [13]. Een voorbeeldzin die met [13] te vergelijken is vormt de basis voor het boven aangehaalde citaat van Kraak en Klooster. Het gaat hier echter om een bijzonder gebruik van twee AZ's, niet om een algemeen principe dat bij alle AZ's van toepassing is. Trouwens, ook in deze betekenis worden op en af lang niet altijd imperfektief gebruikt, vgl. [14]:

[14] En hoe moeten we de piano de trap op krijgen?

3. Az's en werkwoorden

3.1 Onovergankelijke werkwoorden

Gebruik en betekenis van AZ's bij richtingsbepalingen houdt niet alleen verband met het AZ, maar ook met het werkwoord, of gebrek eraan. Verschillende faktoren kunnen het optreden van de AZ-konstruktie begunstigen of tegenwerken. Onder de onovergankelijke werkwoorden kunnen we onderscheid maken tussen de punktuele en de niet-punktuele.

3.1.1 Punktuele werkwoorden

Punktuele werkwoorden geven handelingen weer op een manier die de duur negeert en imperfektiviteit uitsluit. Werkwoorden van deze soort die een verplaatsing uitdrukken, zoals vallen en springen, geven richting in de regel door middel van een VZ-groep aan. Normaliter val je of spring je in het water, en niet het water in. Het AZ is hier wel mogelijk, maar het impliceert

[pagina 67]
[p. 67]

een onderverdeling van het verloop van de verplaatsing die in strijd is met de gewone punktualiteit van het werkwoord. De ‘native speaker’ kan iemand naar behoefte bijvoorbeeld de trap af in plaats van van de trap laten vallen, maar we kunnen onze leerlingen beter aanraden bij dergelijke werkwoorden de AZ konstruktie te vermijden.

3.1.2 Niet-punktuele werkwoorden

De groep niet-punktuele onovergankelijke werkwoordenm omvat zowel de archetypische ‘werkwoorden van beweging’ zoals gaan, lopen, rijden, vliegen en dergelijke, als ook andere waaraan het idee van òf verplaatsing òf richting niet inherent is, zoals dansen, streven, verdwijnen, wijzen. Op een voetnootjeGa naar eind(7) na gaan deze gepaard met achterplaatsing van de prepositie bij richtingsbepalingen:

[15] Die gaat 's morgens al om zes uur de deur uit.
[16] Het gammele autootje kreunde in z'n twee de kronkelende bochten door.
[17] Dan vliegt-ie zjoef de hoek om.
[18] Hierin meent men Aristoteles ver voorbij gestreefd te zijn.

Bij deze werkwoorden gaan richtingsbepaling en AZ gepaard met zijn in het perfektum en, waar mogelijk, plaatsbepaling en VZ met hebben. Deze overeenkomst met een principe dat gevorderden reeds horen te hebben geleerd, biedt een aanknopingspunt voor oefeningen met de AZ-konstruktie.

3.2 Overgankelijke werkwoorden

Bij de overgankelijke werkwoorden onderscheid ik eveneens twee soorten: die een plaatsing uitdrukken en overige.

3.2.1 Plaatsing

Plaatsingswerkwoorden zoals leggen, zetten en stoppen zijn punktueel; daarenboven treden ze altijd òf met richtingsbepaling òf met de pro-vorm neer op. Door beide faktoren - punktualiteit en onwaarschijnlijkheid van verwarring tussen plaats en richting - is het AZ zo goed als uitgesloten bij deze groep. Je kunt dus niet zeggen, als variant op zin [7]: *Leg het vlees maar gauw de ijskast in!

3.2.2 Overige

Bij de overige overgankelijke werkwoorden die een richtingsbepaling vergen of toelaten is de keus VZ/AZ onderhevig aan bekende principes. Het onderscheid plaats/richting verklaart

[pagina 68]
[p. 68]

achteraf de voorkeuren voor achter- respectievelijk vooropplaatsing in [3] en [6]:

[3] Nou heeft hij de bal de tuin in gegooid!
[6] Nou heeft hij de bal in het water gegooid!

Of de leerling voldoende steun heeft aan dit principe om meestal de beste keus te maken valt nog te bezien.

Werkwoorden die normaliter geen richting aangeven, hebben de expliciete steun van een AZ (of naar) nodig als ze dat wel doen. Dit verklaart de voorkeur voor achterplaatsing in [4] en vergelijkbare zinnen:

[4] Ja, het waren heel aardige verpleegsters, ze hielpen me altijd m'n bed in en zo.

Zoals ik al eerder opmerkte, hangt het aspekt van een zin niet van het AZ of van het werkwoord af, maar van het geheel. Ook al komt in vrijwel uitsluitend voor in verband met perfektieve betekenis, vond ik zin [19] in een krantebericht over een juwelier die begrijpelijkerwijs last had van een discotheek die zich in een pand naast het zijne gevestigd had:

[19] Hij ergerde zich ook aan een afzuiginstallatie die steeds de rook van de disco zijn tuin in blies.

Terwijl zin [19] als geheel imperfektief is, heeft de AZ-groep op zichzelf beschouwd duidelijk het perfektieve aspekt: de rook bereikte de tuin van de juwelier.

3.3 Geen werkwoord van verplaatsing

3.3.1 Geen werkwoord in de zin

In een verbazend groot percentage gevallen vind je richtingsbepalingen in zinnen zonder een werkwoord dat ook maar in de verste verte een verplaatsing uitdrukt. In één op de zes gevallen van AZ-konstrukties was er helemaal geen werkwoord in de kontekst. Is er sprake van richting bij bevelen of beschrijvingen zonder werkwoord, dan is het AZ haast verplicht, ook al krijg je het VZ als het werkwoord wèl aanwezig is:

[20] De paden op, de lanen in, vooruit met ferme pas.
[21] Maar gauw de ijskast in met het vlees!
(vgl. [7])

Natuurlijk komen er in werkwoordloze groepen ook VZ's voor. Dan gaat het eigenlijk niet om het resultaat van een handeling, maar om bijvoorbeeld de duur of de moeite van de handeling, zoals in

[pagina 69]
[p. 69]

deze beschrijving van de lange weg die bepaalde forensen moeten afleggen:

[22] Om zes uur opstaan. Wassen, naar de bus, naar de trein, weer in de bus, om acht uur op het werk.

3.3.2 Bij modale hulpwerkwoorden

In het korpus zijn AZ-konstrukties frekwenter in zinnen met alleen een modaal hulpwerkwoord dan in die met werkwoorden van beweging. Zulke zinnen maken zelfs één op de vijf voorbeelden uit. Het weglaten van het werkwoord van beweging in konstrukties met modale hulpwerkwoorden is uiteraard heel bekend. Toch blijken er meer werkwoorden vatbaar te zijn voor deletie; de keus tussen VZ en AZ richt zich naar het weggelaten verbum:

[23] Ja, maar ik moet uiterlijk om zeven uur het huis uit (gaan).
[24] Ja, en het vlees moet in de ijskast (gelegd (worden)).

3.3.3 Bij ‘zijn’

Een ander hulpwerkwoord dat het vaak zonder werkwoord van beweging moet stellen is zijn: één op de vijftien gevallen van AZ in het korpus komt in een zin voor met dit als enig werkwoord. Dus krijg je parallel met [25]:

[25] O Kees? Die is naar Albert Heijn (gegaan), thee halen.

zin [26], met AZ-konstruktie:

[26] O Kees? Die was al om zeven uur de deur uit (gegaan).

Deze voorbeelden maken overduidelijk dat het AZ thuis is in allerlei richtingsbepalingen en geenszins méér hoort bij zinnen met werkwoorden van beweging, zoals weleens geïmpliceerd wordt. Ik beschouw het AZ als de specialist onder de preposities: het springt alleen in als het echt nodig is, om een situatie op te helderen, of om een bijzondere nuance aan iets toe te voegen; je ziet het weliswaar betrekkelijk zelden, maar als je het nodig hebt, is het onontbeerlijk.

4. Enkele bijzonderheden van de AZ's

Preposities zijn berucht als de woordsoort die het meest onderhevig is aan idomatische grillen. Ook de AZ's hebben hun

[pagina 70]
[p. 70]

kuren. Laten we een aantal voorbeelden van onvoorspelbaar gedrag onder de loep nemen.

4.1 In

In wordt niet zelden gebruikt als AZ in plaatsbepalingen die een uitstrekking of afstand aanduiden, zoals:

[27] De nieuwe pier steekt 200 meter de Noordzee in. (tv-journaal)
[28] Dat gebouw staat een heel eind het centrum in. (ANS)

Deze konstruktie kan ook een richting aangeven:

[29] Ik dook de kamer wat dieper in.

In al deze gevallen vervult de AZ-konstruktie een perfektieve rol die ongeveer zo te beschrijven is: vanaf een bekend beginpunt tot en met een bepaald eindpunt. Wat de AZ-groepen betreft hebben we hier dus te maken met wat ik boven het ‘gewone perfektief’ genoemd heb, in tegenstelling tot het ingressieve perfektief. De zin zelf kan echter als geheel ook imperfektief zijn kwa aspekt.

4.2 ‘Op’

We hebben er reeds op gewezen dat op als AZ meer dan één gebruik kent. In de betekenis van ‘omhoog’ is het AZ normaal. In een andere betekenis, ‘in horizontale aanraking met’, komt op als AZ alleen voor bij komplementen die een loop- of rijpad aangeven, zoals straat, weg, pad, pier, plein, markt en dergelijke, en in een paar uitdrukkingen zoals het toneel, de hort, de pot opGa naar eind(8). Vooral in samenhangen waar op ook door in vervangen kan worden, zoals op kantoor, op z'n kamer, op school, is op onmogelijk als AZ; hier kun je alleen maar in gebruiken als je perse een AZ wilt. Een soort uitzondering hierop vormen de uitdrukkingen met kant, die een zuiver richtingsaanduidende funktie hebben, zoals welke/deze/die kant opGa naar eind(9). In één op de drie gevallen komt op als AZ in deze uitdrukkingen voor.

4.3. ‘Uit’

Ook uit heeft z'n grillen. Net zoals op komt het vaak voor met kant om een richting aan te duiden; je kunt dus net zo goed [30] als [30'] vragen:

[30] Welke kant moeten we uit?
[31] Welke kant moeten we op?
[pagina 71]
[p. 71]

Daarnaast heeft uit een uitgesproken voorkeur voor achterplaatsing als het gaat om het verlaten van een duidelijk afgebakende ruimte. Je gaat dus een kamer, een huis, een stad of een land uit. Ook als je eruit gezet of gegooid wordt, wordt de richting per AZ aangeduid. Met de toegang tot die afgesloten ruimten is het wat moeilijker gesteld: de deur, als gewone doorgang tot die ruimte, vergt zowat altijd het AZ. Het raam heeft daarentegen minder recht op een AZ; iets dat je de deur uit gooit, zou je zeer waarschijnlijk uit het raam gooien. Hiervoor is alleen een tendens, geen regel, aan te wijzen.

5. Besluit

Hiermee is mijn lijst van algemene richtlijnen uitgeput; een uitgebreidere diskussie van mijn materiaal zou ontaarden in gedetailleerde bespreking van de idiomatiek van het AZ, een onderwerp waar ik nog uren over zou kunnen doorgaan. Deze studie van het AZ is nog lang niet voltooid; ze moet nog aangevuld worden met een uitgebreid onderzoek naar de richtingsbepalingen die door middel van VZ-konstrukties worden uitgedrukt. Ze is een eerste poging tot een overzicht en verklaring van de problemen die ons als docenten Nederlands aan anderstaligen interesseren. Voor kommentaar en aanvullingen houd ik me van harte aanbevolen.

[pagina 73]
[p. 73]

Bibliografie

Comrie, Bernard, 1976. An introduction to the study of verbal aspect and related problems. Cambridge etc.: Cambridge University Press
Geeraerts, Hendrik, 1972. De plaatsbepaling, de verplaatsingsbepaling en de achterzetselkonstruktie in het Nederlands. Een syntaktische terreinverkenning. Proefschrift Leuven.
Geerts, G. et al, 1984. Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen: Wolters Noordhoff, Leuven: Wolters.
Jong, Eveline D., de, 1979. Spreektaal. Woordfrequenties in gesproken Nederlands. Utrecht: Bonn, Scheltema en Holkema.
Kraak, A. en W.G. Klooster, 19722. Syntaxis. Culemborg, Keulen: Stam-Robijn.
Paardekooper, P.C., 1959. ‘Voor- en achterzetsels’, in NTg 52: 310-20.
Uit den Boogaart, P.C., 1975. Woordfrequenties in geschreven en gesproken Nederlands. Utrecht: Oosthoek, Scheltema en Holkema.
eind*
Hierbij betuig ik gaarne mijn hartelijke dank aan de Werkgroep Frequentieonderzoek van het Nederlands voor het beschikbaar stellen van computerbanden met het korpus, en aan de Research Council van de United States Naval Academy, die een gedeelte van het onderzoek financieel steunde en mij het bijwonen van dit colloquium mogelijk maakte.
eind(1)
De enige uitvoerige studie van het AZ schijnt het proefschrift van Geeraerts te zijn dat gebaseerd is op een onderzoek naar AZ-konstrukties in een dertigtal romans. Daar ik het pas na het schrijven van deze lezing onder ogen kreeg, kon ik geen gebruik maken van zijn bevindingen. Door zijn anders gerichte doelstelling laat hij echter veel voor ons interessante vraagstukken onopgehelderd.

eind(2)
Eenvoudigheidshalve laat deze definitie twee oppervlaktestrukturen buiten beschouwing waarin ook het VZ op zijn komplement volgen kan, vaak met ambiguïteit tussen VZ en AZ, namelijk vooropplaatsing met stranding en de konstruktie met voornaamwoordelijk bijwoord:
Die mensen denk ik nooit aan. (zeer frekwent in de spreektaal)
Hoe kom je erbij?
eind(3)
Gegevens ontleend aan de boeken Woordfrequenties en Spreektaal van deze werkgroep. Voor deze schatting van de relatieve frekwenties werden alle als AZ en enkele als bijwoord geënkodeerde voorbeelden tot de AZ's gerekend. Buiten beschouwing gelaten werden gestrande preposities en het ‘scheidbare deel van samengestelde werkwoorden’, dat ik in veel gevallen als AZ zou opvatten.
eind(4)
De lage frekwentie van het AZ in dit korpus is mede te wijten aan inkonsekwente onderscheiding van AZ en scheidbaar voorvoegsel. De inhoud van de meeste teksten is arm aan verplaatsingen en dus ook aan AZ's. Ook al zullen andere tekstsoorten AZ-rijker zijn, blijft het AZ betrekkelijk zeldzaam.
eind(5)
Mijns inziens is het al dan niet aaneenschrijven van ‘partikel’ en werkwoord geen afdoend kriterium voor het onderscheid AZ/scheidbaar voorvoegsel.

eind(6)
In de aanduiding van de aspekten volg ik de terminologie van Comrie 1976.

eind(7)
Bij door, langs, rond en voorbij lijkt VZ niet uitgesloten te zijn bij richtingsbepaling. Dergelijke VZ-groepen zijn misschien beter op te vatten als plaatsbepalingen, dus ‘de route waarlangs’, niet ‘het doel waarnaartoe’. Een probleem hierbij is de onzekerheid bij informanten of het perfektum met zijn (richting) of hebben (plaats) te vervoegen is. Losse zinnen laten meestal èn richting èn plaats toe, wat tot die onzekerheid leidt. Als er in een kontekst een duidelijk doel aanwezig is (al dan niet uitgedrukt), schijnt de voorkeur naar zijn uit te gaan, wat niet met de opvatting als route=plaats in strijd is.

eind(8)
In verband met wegen en dergelijke komen op en af ook in imperfektieve betekenis voor. Uitzonderingen op de semantische groep van loop- en rijpaden zijn er haast niet. Bij een Zuidnederlander tekende ik eens volgende zin op: (baby laat zijn lepel alweer vallen) ‘Ploep! De grond op!’
Noordnederlanders vinden hier het AZ zeer ongewoon. Kollega Yvette Stoops verklaart het als een regionalisme dat alleen voorkomt bij irritatie of onder grote nadruk.
eind(9)
Analoog met [27] en [28] vind je ook plaatsbepalingen als: Hij woont de kant van Utrecht op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 31 augustus 1985

  • 30 augustus 1985

  • 28 augustus 1985

  • 29 augustus 1985

  • 27 augustus 1985

  • 26 augustus 1985


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • William H. Fletcher


taalkunde

  • Vormen (morfologie)