Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

Vertalersopleiding en algemene vorming
Georges Adé

Het programma van de vertalersopleiding in Vlaanderen laat te wensen over, en dat is eufemistisch uitgedrukt.Ga naar eind1 De Belgische wetgevingGa naar eind2 bepaalt dat een kandidaat-vertaler examens moet afleggen over: filosofie, rechtsgeleerdheid, economische wetenschappen, geschiedenis, sociologie, inwijding in de esthetica (slechte vertaling van ‘initiation esthétique’, G.A.), wetenschappelijke en technische problemen, encyclopedie van de vertaling, basistaal, twee andere moderne talen, praktische oefeningen in het vertalen en het interpreteren. De licentiaat-vertaler legt examens af over: vergelijkende studie van de Indo-Europese talen, algemene stilistiek, algemene dialectologie en taalsociologie, grondige studie van twee moderne talen (deze studie omvat: ‘de structurele grammatica, de diachronische taalkunde, de politieke, economische, sociale en culturele structuur van het land of van de landen waar deze taal de meest gebruikelijke voertaal is, de hedendaagse letterkunde, praktische oefeningen in het vertalen en het interpreteren’).

 

Je kan stellen dat de wet geïnterpreteerd dient te worden, en dat gebeurt inderdaad. Iedereen blijkt te beseffen dat dit programma opgesteld werd met het oog op ambten in de openbare besturen van een tweetalig land. Maar voor je in de huidige context tot een zinnig opleidingsbeleid komt, moet je toch dienaangaande het menselijk interpretatievermogen tot olympische prestaties dwingen. In welke zin dient het programma gewijzigd te worden, opdat in de vertalersopleiding docenten en studenten een realistisch beleid zouden kunnen volgen?

Terwijl voor allerhande, uiteenlopende disciplines zoals geneeskunde, onderwijskunde, toegepaste wetenschappen enzovoorts, de opleiding er baat bij heeft instituutgericht te zijn (je werkt in een kliniek, in een school, in een fabriek, enz.), ontbreekt er vooralsnog voor de vertalersopleiding een nauwkeurig afgebakend werkterrein. Het afzetgebied, de tewerkstelling, is voor gediplomeerde vertalers zeker niet eenvormig. De ervaring leert dat vertalers meestal als ‘taalbemiddelaars’ optreden in bedrijven en diensten - dat de taalvaardigheid het dus op de vertaalvaardigheid haalt. De literaire vertaling, die in de

[pagina 56]
[p. 56]

opleidingspraxis nog altijd als de apex van het kunnen beschouwd wordt, kan alleen maar uitzonderlijk tot een redelijke kostwinning leiden.

 

Welke zouden de hoofdlijnen van een zinnig opleidingsprogramma voor vertalers kunnen zijn?

Ten eerste: het bereiken van een efficiënte tekstproduktie. Dit veronderstelt niet alleen correct en authentiek taalgebruik, maar ook een verfijnd gevoel voor de eigen aard en werking van een tekst.

Ten tweede: het leren vertalen. Hier dient in de opleiding een juiste dialectiek tussen praxis en theorie opgebouwd te wordenGa naar eind3: dat mag op een truïsme lijken maar in de bestaande vertalersopleiding treden niet zelden linguïsten zonder enige vertaalervaring als docenten op. Het is trouwens de professionele praxis eerder dan de linguïstische theorie die uitsluitsel zal geven over de vraag naar de kwaliteit van de vertaling. In de praxis hoef je alleen maar te weten welke de slechte, dit is foute, vertaling is; hoe ‘goed’ een vertaling kan of moet zijn, daar kan je eeuwen over discussiëren.

Overigens kan je voor deze lijn hetzelfde stellen als voor de eerste: de vertaler moet in de vreemde taal even correct en authentiek als in de eigen taal kunnen produceren, al is iedereen het er over eens dat de vertaler zinniger als een ‘invertaler’ dan als een ‘uitvertaler’ werkt.Ga naar eind4

Ten derde: de toekomstige vertaler moet bijzonder bedreven zijn in de heuristische arbeid. Dit leidt ertoe toch enig nut toe te kennen aan de zogeheten ‘algemeen vormende vakken’, die de Belgische wetgeving zo kwistig over de opleiding verspreidt: als praktische encyclopedieën dan (definitie, bronnen, basislexikon, enz.) voor een bepaald vakgebied. Hieromtrent leert de ervaring dat deze lijn de moeilijkste is: de studenten kunnen niet zoeken, en de docenten kunnen het ‘kunnen zoeken’ niet aanleren. En in de praxis komt het er meer en meer op aan de juiste term te kunnen vinden.

Ten vierde: een vertalersopleiding dient een volledige en zich doorlopend vernieuwende inleiding te bieden tot het gebruik van de hele apparatuur die het werk van de vertaler aanzienlijk vergemakkelijkt: van databanken tot ‘tekstverwerkers van de vijfde generatie’.

Ten slotte vraagt een nieuw programma voor de vertalersopleiding ook een adequaat evaluatiesysteem. Het huidige Belgische programma, waarbij alle examens in één maand tijd afgelegd worden (wat in se al zinloos is voor een taakgericht programma), is zo overladen dat een evaluatie ervan in de traditionele zin een omslachtige, nodeloos afmattende en vaak onrechtvaardige bedoening wordt.

[pagina 57]
[p. 57]

Het permanent-zijn van de evaluatie vloeit logisch voort uit de aard van de opleiding. Misschien maakt een stevig uitgebouwde permanente evaluatie de invoering van een ‘credits’-systeem zelfs overbodig, maar dat zal de praxis moeten uitwijzen. De evaluatiemethodiek dient ervan uit te gaan dat een vertaler op zijn vertaalwerk beoordeeld wordt, en niet op de vakken waarover hij bevredigend examen heeft afgelegd, zo eenvoudig is het wel.

eind1
‘Wie de curricula met elkaar vergelijkt, stelt onmiddellijk vast dat de opleiding van Maastricht duidelijk verschilt van de Vlaamse vertalers- en tolkenopleidingen. Het Maastrichtse instituut, opgericht in 1981, is het resultaat van uitvoerige discussie en breed overleg in vertalend Nederland, waarbij uiteindelijk is geopteerd voor een vierjarige beroepsopleiding, technisch-wetenschappelijk vertalen. De beroepseisen die aan de huidige vertaler worden gesteld, hebben er het belang van het Nederlands van meet af aan bepaald. In Vlaanderen zijn de opleidingen duidelijk nog het resultaat van een incubatieperiode waarin naar een evenwicht van universitaire (filologische en algemeen-vormende) traditie en beroepsgerichte (technische) eisen is gestreefd.’
GILLAERTS, P. ‘Het Nederlands aan de vertalersopleidingen in Vlaanderen en Maastricht’, in: Bulletin van de studiedagen Nederlands aan de vertalersopleidingen in Vlaanderen en Nederland, K.V.H. Antwerpen, juni 1985, p. 31.
eind2
Belgisch Staatsblad, 8 mei 1965, Koninklijk Besluit van 15 april 1965.
eind3
In het verslag dat Jean-Pierre VAN DETH voor de Franse eerste minister over de vertalersopleiding opgesteld heeft (La traduction et l'interprétation en France, Commissariat-général de la langue française, Paris, 1985), noteert hij in zijn aanbevelingen dat de opleiding alleen maar waardevol kan zijn - een ‘universitair’ diploma waard - als zij ‘une proportion significative de praticiens confirmés’ bevat, erkende, zo niet befaamde, vertalers dus.
eind4
Ik neem deze termen uit het in de voorgaande noot genoemde verslag over, waarin ze als doorzichtige neologismen voorgesteld worden: ‘intraduction’ en ‘extraduction’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Georges Adé