Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

De Delftse methode: De oefening
A.G. Sciarone

De Delftse methode, een zgn. natuurmethode voor tweede of vreemde-taal-verwerving, maakt, in tegenstelling tot meer traditionele methoden, gebruik van een aantal verworvenheden van toegepast taalkundig onderzoek. De Delftse methode is een woordrijke methode; de woorden zijn geselecteerd op grond van eigenschappen aan het taalgebruik zelf ontleend; teksten dienen niet ter illustratie van een grammaticaal probleem, maar geven de mogelijkheid tot reële communicatie. Oefeningen bestaan niet uit een reeks losse zinnen, maar vormen een samenhangend geheel. Toetsing, zowel door de docent als door de student, geschiedt in een communicatieve context in plaats van op grond van kennis van losse woorden of losse grammaticale problemen.

Daarnaast wordt in de Delftse methode ook gebruik gemaakt van een aantal opvattingen met sterke wortels in de traditie, die echter een gedegen wetenschappelijke fundering ontberen. Zo wordt algemeen aanvaard dat gerichte grammaticale en lexicale oefeningen de taalvaardigheid verbeteren. Ook het Delftse materiaal bevat dergelijke oefeningen.

 

Uit onderzoek naar de effectiviteit van oefeningen en met name de wijze waarop deze worden nagekeken is evenwel gebleken dat het daarmee zorgelijk is gesteld. Zo vand Hendrickson (1978) bij voorbeeld dat het geven van de juiste oplossing van de oefening - de meest gebruikelijke praktijk - geen effect had op de prestatie van de leerlingen. En Seumke (1984) vond dat studenten wier schrijfoefeningen niet werden gecorrigeerd betere resultaten behaalden dan studenten waarvan het werk wel werd gecorrigeerd. Deze resultaten zijn opmerkelijk omdat het niet de veel gebruikte driloefening betreft, maar oefeningen waarbij wordt geappelleerd aan zinvol werken. Het Delfts materiaal bevat, in tegenstelling tot die traditionele methoden waarbij de oefeningen bestaan uit een serie losse niet samenhangende zinnen die moeten worden getransformeerd of aangevuld volgens een eenduidig principe, oefeningen die gekenmerkt zijn door grate variatie.

Bovendien wordt de oplossing van de oefening niet gedicteerd door een grammaticale of lexicale opdracht zonder enige relatie met een communicatieve situatie, maar uitsluitend door de context van

[pagina 130]
[p. 130]

de (mini)tekst zelf. Een voorbeeld uit respectievelijk Levend Nederlands en Nederlands voor buitenlanders. De Delftse methode kan dit verduidelijken.

Levend Nederlands

oefening 14c
bent u student?
ja, ik ben student
studeert u Engels?
ja, ik studeer Engels
is uw moeder Engelse?
ja, mijn moeder is Engelse
werkt u in Nederland?
ja, ik werk in Nederland
woont u in Amsterdam?
ja, ik woon in Amsterdam
is uw naam John King?
ja, mijn naam is John King
is uw adres Hoofdweg 2?
ja, mijn adres is Hoofdweg 2
bent u Nederlander?
ja, ik ben Nederlander
komt u eens langs?
ja, ik kom eens langs
bent u student?
ja, ik ben student

Nederlands voor buitenlanders. De Delftse methode.

pagina 27

De les eindigt om ongeveer elf uur. Om ongeveer elf uur ______ de _____. Jullie hebben vanmiddag weer les. Vanmiddag ______ jullie weer les. Ik geef elke dag les. Elke dag geef ______ les.

1 (een) uur. 2 (_____) uur. 3 (_____) uur. 4 (_____) uur. 10 ( ) uur. 11 (_____) uur. 12 (_____) uur.

De les eindigt (is ______). Jullie krijgen twee keer (_____) per dag les. Jullie verstaan (_____) nederlands.

Spreek jij een beetje nederlands. Ja, ik ken al _______ woorden. Is rekenen moeilijk. Ja, rekenen is niet ______. Spreek jij al nederlands. Nee, ik spreek nog _____ nederlands.
[pagina 131]
[p. 131]
De les ______ om tien uur. We krijgen _____ dag les. Op zaterdag krijgen we ______ les. De ______ duren ongeveer één uur. Vandaag eindigt hij om twaalf uur. Morgen eindigt de les _____ om 12 uur. We moeten veel woorden _____. We proberen alle woorden te _____. Ik ______ nu in Nederland. Het is een ______ land. Nederlands is een ______ taal.

Toch blijft de vraag of de Delftse, volgens natuurlijke principes gemaakte, oefening het rendement oplevert dat men daarvan verwacht. Ook voor de Delftse oefening geldt dat deze van de leerling relatief veel tijd vraagt om deze te maken en een relatief groot beslag legt op de lestijd voor correctie.

Om het rendement van de Delftse oefening na te gaan is aan zes groepen buitenlandse studenten (81 personen) les gegeven zonder gebruikmaking van het oefeningenmateriaal. In plaats daarvan kregen deze studenten varianten van de cloze-tekst waarmee het begrip van de te leren tekst werd gecontroleerd. Een mogelijk gevolg hiervan is dat studenten die de neiging hebben de woorden die in de cloze-tekst zijn weggelaten uit het hoofd te leren dit niet langer zullen doen omdat het aantal uit het hoofd te leren woorden te groot wordt. Een voorbeeld uit het cursusboek moge de werkwijze weer verduidelijken:

Nederlands voor buitenlanders. De Delftse methode.

Versie 1
De les begint om tien uur._____ tien uur begint de les. Elke dag _______ jullie les. De les eindigt om ongeveer______uur. Om ongeveer elf uur eindigt de _____. De les duurt ongeveer één uur. Vandaag _____ de les langer: jullie hebben vandaag tot ______ uur les.
Versie 2
De les begint om tien uur. Om _____ uur begint de les. Elke dag hebben _______ les. De les eindigt om ongeveer elf _______. Om ongeveer elf uur ______ de les. De les ______ ongeveer één uur. Vandaag duurt de ______ langer: jullie hebben vandaag tot twaalf ______ les.
Versie 3
De les begint om tien uur. Om tien _____ begint de les. Elke dag hebben jullie ____. De les eindigt om _____ elf uur. Om ongeveer elf ______ eindigt de les. De ______ duurt ongeveer één uur. ______ duurt de les langer: jullie hebben vandaag tot twaalf uur ______.
[pagina 132]
[p. 132]

Aan zes andere groepen (88 personen) werd op de klassieke Delftse manier lesgegeven, dus inclusief het oefeningenmateriaal. Omdat uit een eerste vergelijking van twee groepen bleek dat de toetsresultaten niet significant verschilden en als mogelijke oorzaak daarvan werd beschouwd dat oefeningen onvoldoende werden voorbereid of van goede studenten werden overgeschreven, kortom dat er de facto niet werd geoefend, moesten twee groepen (32 personen) de oefeningen in aanwezigheid van de docent maken. Aan hen werden bovendien andere oefeningen, maar volgens hetzelfde principe, tijdens de les uitgedeeld om te voorkomen dat deze thuis met behulp van anderen konden worden gemaakt. De studenten konden aan de aanwezige docenten om hulp of uitleg vragen.

 

Als toets, om het leereffect van de oefeningen te kunnen beoordelen, werd de Delftse beginnerstoets gebruikt. Deze bestaat uit 6 x 50 = 300 items. Elke reeks van 50 items bevat een aantal zinnen ontleend aan de teksten van het cursusboek, een aantal zinnen ontleend aan het oefeningenmateriaal van het cursusboek en een aantal nieuwe zinnen. Overeenkomstig de Delftse principes bepaalt de context van een samenhangende tekst hoe de items van de toets moeten worden opgelost. Dit is een voorbeeld uit de eerste serie van 50 items:

1.Nederland is een ______ land.
2.Maar Nederland heeft _____ steden.
3.Amsterdam is bijvoorbeeld een _____ .
4.Woon jij in een dorp of in de _____?
5.Ik _____ in de stad.
6.En de leraar? Die ______ in een klein dorp.

Meer aan het einde van de toets (de vijfde serie van 50 items) vinden we o.a. de volgende items:

1.Onlangs _____ ik Henk tegen.
2.Ik vroeg hem waar ______ met vakantie was geweest.
3.Ook dit jaar _____ hij weer naar Zwitserland geweest.
4.Hij gaat _____ jaar opnieuw naar Zwitserland.
5.Hij is er reeds twaalf _____ geweest.
6.Hij pleegt naar hetzelfde gebied te _____.

De eerste drie series van 50 items werden gedurende de eerste, tweede en derde lesweek gegeven. De resterende 150 items de maandag na de 3e week.

De resultaten

In de volgende tabel zijn de gegevens van de toets samengebracht. Naast de gegevens over de toets als geheel zijn ook de gegevens

[pagina 133]
[p. 133]

uitgesplitst over de onderdelen: items uit de tekst, items uit de oefeningen, nieuwe items.

GROEF x s p n k KR20
zonder 192,7 57,7 0,64 81 300(tot) .98
oefening 60,2 17,7 0,70 81 85(tkst) .96
  49,7 18 0,54 81 90(oef) .95
  82,7 23,9 0,65 81 125(nw) .96
             
met oef. 191,3 65,5 0,63 56 300 .98
uit cursus 56,1 19 0,65 56 85 .96
materiaal 53,1 20,2 0,58 56 90 .96
  82 27,6 0,65 56 125 .97
             
met nieuwe 199,6 58,7 0,66 32 300 .98
oefeningen 64,4 15,9 0,73 32 85 .95
olv docente 52,4 19,4 0,56 32 90 .96
  82,7 24,4 0,64 32 125 .96

(x=gemiddelde; s=standaarddeviatie; p=gemiddelde p-waarde; n=aantal persanen; k=aantal items; KR20=betrouwbaarheid volgens Kuder-Richardson formule 20)

 

Uit de gegevens blijkt dat de toets, evenals de drie onderdelen, bijzonder betrouwbaar is. Ook blijkt dat er geen verschil bestaat in de totale som tussen de groepen zonder en de groepen met oefeningen uit het cursusmateriaal. Het verschil met de groepen die onder toezicht van de docent oefenden is gering en niet significant. De groepen zonder oefeningen en meer gericht op de tekst haalden een iets beter resultaat op het onderdeel items uit de tekst, de groepen met oefeningen uit het cursusmateriaal haalden daarentegen een iets beter resultaat op items uit de oefeningen, maar niet beter dan de groepen die oefenden onder toezicht van de docent. De items uit de oefeningen waren overigens nieuw zowel voor de groepen zonder oefeningen als voor de groepen die oefenden onder toezicht van de docent. Ook hier blijken de verschillen echter niet significant. Op het onderdeel nieuwe items, de beste maat voor het leereffect, blijken alle drie groepen nagenoeg gelijk te scoren.

[pagina 134]
[p. 134]

Discussie

Anders dan in veel cursusmateriaal vindt oefening en toetsing plaats in een min of meer natuurgetrouwe taalgebruikssituatie. Tekstbegrip, grammaticale en lexicale kennis werden in samenhang geoefend en getoetst. Het is denkbaar, hoewel niet waarschijnlijk, dat oefening en toetsing van grammaticale en lexicale kennis in isolatie andere resultaten opleveren. Wordt deze in isolatie opgedane kennis evenwel getoetst in het kader van een reële taalgebruikssituatie dan blijkt het resultaat desastreus in vergelijking tot personen die op natuurlijker wijze oefenden.

Ik verwijs in dit verband naar een grootschalig onderzoek naar het leereffect van Frans cursusmateriaal onder Nederlandse scholieren (Sciarone, 1988).

Op grond van de hier gepresenteerde gegevens kan worden geconcludeerd dat men zonder enig bezwaar meer aandacht aan de tekst kan geven ten koste van het oefenmateriaal. Het lijkt erop dat de cloze-tekst, oorspronkelijk slechts bedoeld als controle voor triviaal tekstbegrip een dusdanig leereffect heeft dat ook nieuw taalmateriaal adequaat verwerkt kan worden. Het grote aantal cloze-tekstvarianten zorgt, ervoor dat de tekst adequaat wordt verwerkt, dat de student adequaat ‘oefent’.

Een groot voordeel van cloze-teksten boven oefeningen is de besparing aan lestijd voor correctie en aan huiswerktijd voor de student. Bovendien is de productie van cloze-teksten eenvoudig en zelfs probleemloos als men dat via een computerprogramma doet.

 

Mogen we hieruit concluderen dat oefeningen, zelfs in een relatief natuurlijke vorm, voor taalverwerving overbodig zijn? Voor een antwoord hierop is het nog te vroeg. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat oefeningen in een later stadium nuttig blijken. Ook denkbaar is dat oefeningen in de aanvang van het taalverwervingsproces aanzienlijk eenvoudiger moeten zijn. Zelfs is denkbaar, ook in de Delftse context, dat oefeningen, anders dan teksten, minder gevarieerd moeten zijn. Alleen experimenteel onderzoek kan hier uitsluitsel geven.

[pagina 135]
[p. 135]

Bibliografie

J.M. Hendrickson, ‘Error correction in foreign language teaching: recent theory, research and practice’. Modern Language Journal, 1978, 387 398.
 
A.G. Sciarone, Met de mond vol tanden, Boom, A'dam, 1988.
 
H.D. Seumke, ‘Effects of the red pen’. Foreign Language Annals, 1984, 195 202.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.G. Sciarone