Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Colloquium Neerlandicum 10 (1988) (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
Afbeelding van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)Toon afbeelding van titelpagina van Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
lezing / voordracht


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Colloquium Neerlandicum 10 (1988)

(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten


Vorige Volgende
[pagina 329]
[p. 329]

Uw en mijn ervaringen met het gebruik van computers bij het onderwijs van het Nederlands
Přemysl Janota

Dit is een vrije markt, maar ik kom niet om computers te verkopen of een ‘Praagse methode’ aan te bieden. In tegendeel, ik wil u hier iets vertellen over onze niet al te lange ervaringen met de computer als leermiddel, maar tegelijkertijd hoop ik - zoals al uit de titel van mijn verhaal mag blijken - ook iets van de ervaren gebruikers van computer-gesteund onderwijs te leren.

 

Vooreerst moet ik een paar woorden zeggen over het onderwijs Nederlands aan de Karelsuniversiteit in Praag. Vanaf 1968 kunnen de studenten bij ons ook het Nederlands als vak kiezen, beter gezegd als ‘één van de twee vakken, die altijd naast elkaar als ‘hoofdvakken’ gestudeerd worden. Nu komen onze studenten naar onze faculteit zonder enige kennis van het Nederlands. Men kan ook niet anders verwachten. De tweede taal echter die ze kiezen (meestal de Duitse taal) hebben ze wel een aantal jaren geleerd. Omdat er met recht verwacht wordt dat het niveau in beide talen op het eind van hun studie niet te veel verschilt, moet er veel ingehaald worden. U begrijpt het al - hier komt het geduldige werkpaard computer te pas.

 

Onze middelbare scholen, maar ook veel universiteiten in Tsjechoslowakije moeten tot nu toe genoegen nemen met een beperkt aantal eenvoudige computers met een minimum aan programmatuur. Toch wil ik niet beweren dat deze computers voor computer-gesteund onderwijs niet te gebruiken zijn. Alleen moeten wij nagaan wat voor programma's zowel voor didactische doeleinden als ook voor de bepaalde computer geschikt zijn. En dat is trouwens ook de reden, waarom ik met mijn verhaal juist naar dit colloquium ben gekomen: ik veronderstel dat er misschien meer collega's zullen zijn, die met bescheiden middelen, soms zelfs met eigen home-computers, van plan zijn de studenten de mogelijkheid te bieden om individueel en naar behoefte hun kennis van de taal te verrijken.

[pagina 330]
[p. 330]

De paar kleine programma's die ik nu ga bespreken, zijn niet systematisch gerangschikt; ik zal met de eenvoudigste beginnen en steeds een heel korte beschrijving geven.

Een van de problemen waarmee onze studenten moeilijkheden hebben is het genus-probleem: de drie genera van de Tsjechische zelfstandige naamwoorden komen niet met de Duitse substantiva overeen en die weer niet met de Nederlandse de- en het-woorden. De taak van de student is eenvoudig: op het scherm verschijnen in toevallige volgorde substantieven zonder lidwoord. Door een ‘d’ of ‘h’ in te drukken kiest hij het lidwoord, waarna op het scherm wordt aangegeven, of zijn keus goed of fout was. Het aantal woorden in een oefening kan de student van te voren kiezen; er zijn ruim 600 woorden in het geheugen opgeslagen, met name woorden die, naar de ervaring leert, voor Tsjechische studenten bijzonder moeilijk zijn.

Na afloop van de reeks ziet de student zijn percentage goede beoordelingen; ook de percentages van het eerste, tweede en derde deel van de oefening, die dus een tendens aanduiden. Naar wens kan hij dan een lijst van foutieve woorden op het scherm zien en kan hij een herhaling van de test kiezen, waarin nu uitsluitend de foutieve woorden uit de vorige oefening verschijnen. Dit proces kan hij onbeperkt herhalen.

Een eenvoudige oefening die in alle talen (behalve Esperanto) van toepassing is, is een programma met onregelmatige werkwoorden. Hier moeten de studenten hele woorden intikken omdat het juist de vormen zijn die ze moeten onthouden. Een herhaling met de niet goed ingetikte vormen is weer mogelijk.

Voor de Tsjechische eerstejaarsstudenten zijn vaak de Nederlandse klinkers moeilijk te onderscheiden, bij voorbeeld ee-e-eu-sjwa en de tweeklanken ij-ui-aai enzovoort. Een bandje met 150 woorden met de moeilijke klanken, begeleid door een computerprogramma kan dan na het afluisteren onmiddellijk een analyse te voorschijn brengen, waaruit niet alleen blijkt welke klanken voor de betreffende student bijzonder moeilijk zijn, maar ook met welke andere Nederlandse klanken hij die verwisselt.

Een betrekkelijk omvangrijk grafisch programma laat de studenten röntgenografische doorsneden van de spraakorganen tijdens de uitspraak van verschillende klanken zien. Deze plaatjes, die in de gebruikelijke fonetische leerboeken gewoonlijk niet erg veel belangstelling wekken, kunnen hier als een opeenvolging van articulaties in hele woorden getoond worden. Bij de ingetikte woorden worden ook de assimilatieverschijnselen gerespecteerd.

Speciaal voor fonetische transcriptie is het volgende programma ontwikkeld: van een geluidsbandje hoort de student de zinnen, die hij tegelijk in de conventionele spelling op het scherm ziet. Vervolgens transcribeert hij de tekst op het toetsenbord; de getranscribeerde tekst wordt op een plotter afgedrukt, de fouten

[pagina 331]
[p. 331]

worden met sterretjes aangeduid. Als er teveel fouten in de overschrijving zitten, kan de student ‘hulp’ vragen en de plotter print de tekst in de gewenste vorm zonder fouten.

Het beheersen van de classificatie van Nederlandse medeklinkers behoort tot de taken, waarbij ‘drill and practice’-oefeningen van nut zijn: de ‘volle naam’ van de medeklinker verschijnt op het scherm en de student drukt op het betreffende teken op het toetsenbord.

Ook op het gebied van Nederlandse klinkers: het plaatsen van Nederlandse klinkers in de bekende klinkerdriehoek, met of zonder geluidsband; een grafisch programma dus, waarbij de grafiek noodzakelijk is en niet alleen ter versiering van het scherm dient.

In een hele groep van eenvoudige programma's wordt er ‘iets ingevuld’: a) ontbrekende letters in de al bekende woorden, b) ontbrekende woorden in zinnen, c) dictees waarbij juist de moeilijke woorden in de tekst op het scherm ingevuld moeten worden.

Hier een opmerking: vele spelletjes met woorden, (bij voorbeeld het bekende ‘galgje’, Mastermind, kruiswoordpuzzels, scrabble, anagrammen, wordscramble enzovoort) worden vaak aanbevolen en vooral in Engelse scholen gespeeld. Ongetwijfeld hangen deze spellen met de taal en met woorden samen; ze vergen echter zo veel tijd dat ons het gebruik ervan als leermiddel niet geschikt lijkt.

Wat echter in het eerste stadium van het spellingonderwijs wel nuttig kan zijn, is het ‘spelletje’ ‘Is het een Nederlands woord?’. Woorden die door hun spelling als niet-Nederlandse woorden beschouwd moeten worden, zoals chroek, klinck, waaren, lök, noit, bleuwk, raa enzovoort, worden te zamen met bestaande Nederlandse woorden aangeboden. De oefening verloopt snel, de fouten kunnen makkelijk worden uitgelegd en de spellinggewoontes worden gesteund.

 

Grotere moeilijkheden hebben de Tsjechische studenten - sprekers van een taal die altijd de klemtoon op de eerste lettergreep heeft - met de Nederlandse klemtoon. Een langere oefening met daarbij in toevallige orde verschijnende Nederlandse woorden is vaak heel nuttig. De studenten beslissen welke lettergreep de klemtoon draagt en drukken de betreffende toets in. Meestal spreken ze spontaan het woord uit.

Zeer veel moeilijkheden ondervinden de studenten ook met voorzetsels en achterzetsels. Omdat hier de fouten meestal in een voorspelbare richting gaan, is hier de ‘multiple choice’ manier goed te gebruiken.

Bij voorbeeld:

Ik feliciteer je ... je verjaardag. 1: voor 2: met 3: tot 4: naar
[pagina 332]
[p. 332]

Een soms moeilijke taak is de samenstelling van zinnen uit losse woorden. Door cijfers geeft de student de volgorde van de woorden aan, die een zinvolle zin moeten vormen. Uiteraard zijn hier alternatieven toegestaan; bij fouten biedt de computer de oplossing aan.

‘Computerwoordenboeken’ in de vorm van kleine vertaalwoorden-boekjes worden vaak in de vakliteratuur aanbevolen. Ik heb nooit de voordelen van zo'n woordenboekje begrepen noch een zinnige manier van het gebruik ervan. Wat me wel nuttig lijkt is een synoniemenwoordenboekje in de vorm van ‘multiple choice’.

Grote woordenlijsten zijn bij voorbeeld de spelling-checkers van de professionele grote tekstverwerkers.

 

Het Basiswoordenboek Nederlands van P. de Kleijn en E. Nieuwborg is een uitstekende bron van goed bewerkte lexicale eenheden. Met het oog op het beperkte geheugen van onze computer gebruiken we het materiaal ervan in de vorm van een woordenschatoefening/toets als volgt: op het scherm verschijnen in toevallige volgorde afzonderlijke woorden uit het Basiswoordenboek Nederlands. Als de student het woord kent, vraagt hij het volgende woord; zo niet, dan wordt een zin (meestal ook uit het Basiswoordenboek Nederlands) waarin het woord gebruikt wordt, vertoond. Als dat nog niet helpt, wordt het woord op papier gedrukt. Na de oefening krijgt de student een lijst met (tot nu toe nog) onbekende woorden, die echter wel tot de basiswoordenschat behoren.

 

Het heel bekende programma ‘Eliza’, dat op een grote computer een tamelijk lange alledaagse ‘conversatie’ kan voeren, bestaat nu ook in enkele versies voor microcomputers. Eén ervan gebruik ik voor het Engels. Ik probeerde een Nederlandstalige versie samen te stellen, maar zonder een praktisch bruikbaar resultaat. Toch is het mogelijk dat zo'n versie ergens wél bestaat.

 

De Intonatiecursus van Collier en 't Hart wordt in talrijke taalcursussen gebruikt. Uit het gebruik blijkt dat er betrekkelijk grote verschillen tussen de studenten bestaan. Sommigen horen de intonemen goed, anderen hebben meer oefening nodig. Het ligt dus voor de hand de studenten een mogelijkheid voor individueel zelfstandig werk aan te bieden. Zo kunnen de leerlingen ook hun eigen tempo kiezen.

Ik heb alleen over de kleine programma's gesproken waarmee we werken en die, gezien ons rooster en onze technische mogelijkheden, ons goede diensten bewijzen.

De bedoeling van mijn betoog was dus niet te tonen, wat met moderne computers op het gebied van computer-gesteund taalonder-

[pagina 333]
[p. 333]

wijs bereikt kan worden. In tegendeel: ik probeerde u te vertellen dat ook met heel eenvoudige ‘hardware’ en eenvoudige programmatuur iets nuttigs aan computer-ondersteund taalonderwijs gedaan kan worden.

 

Tot slot nog zeven stellingen, waarvan ik hoop dat ze de discussie zullen vergemakkelijken:

1.Computer-ondersteund taalonderwijs is geen nieuwe mode, maar een nuttig hulpmiddel.
2.Wie zegt: ‘als het ook anders kan, ga vooral geen computer gebruiken’, heeft ongelijk.
3.Er bestaan geen universele CALL-programma's.
4.Ook ouderwetse, kleine speelgoedcomputertjes kunnen op het gebied van CALL heel wat presteren.
5.Er zijn ook andere soorten educatieve programma's dan het ‘drill and practice’ soort, maar ook déze zijn niet altijd ‘drill and kill’ (als dat wel zo is, dan is het de schuld van de docent).
6.De docent Nederlands hoeft niets van chips en bits en programmeertalen te weten, maar hij moet de bruikbaarheid, de kwaliteit van de educatieve programmatuur kunnen beoordelen.
7.Al te lange educatieve programma's zijn vervelend; al te lange verhalen erover ook.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

datums

  • 2 september 1988

  • 3 september 1988

  • 1 september 1988

  • 31 augustus 1988

  • 30 augustus 1988

  • 29 augustus 1988

  • 28 augustus 1988


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Premysl Janota